vivanter007
12 december 2002, 20:02
In de Spaanse krant El Pa�*s las ik onlangs een groot artikel naar aanleiding van enkele recente initiatieven die genomen zijn om de vertegenwoordiging van de regio's in Europa onder de loep te nemen en te bespreken, zoals bvb. een plenaire zitting geheel en al gewijd aan dit thema. Het verwonderde me niet te lezen dat de Spaanse Partido Popular (onder wie ook erfgenamen van vroegere Franco-aanhangers, nu trouwens in populariteit aanzienlijk gedaald door hun aanpak van de olieramp aan de Galicische kust) op allerhande manieren tracht om elk initiatief ten voordele van de regio's af te zwakken of te minimaliseren, wellicht uit angst om de trotse unitaire nationaliteit verder te zien afbrokkelen in een op meer regionalistische leest geschoeid Europa.
Niettemin pleiten velen ervoor om Europa dichter bij de bevolking te brengen door de regio's meer te laten participeren in het beleid.
Giorgio Napolitano geeft in een interessant artikel dat ik voorlopig enkel in het Spaans vond (http://www.infoeuropa.org/catala/Futur_ue/doc/napolinato.pdf) een overzichtje van regionalisme in Europa:
"
A lo largo de los últimos veinte años se puede observar en Europa una tendencia bastante generalizada a la regionalización, más visible en algunos Estados miembros que en otros, sin que ello dé lugar a un concepto común de la noción de “región” en el sentido pol�*tico, jur�*dico ni sociológico.
En efecto, la noción de región abarca, cuando se aplica a las entidades pol�*ticas o administrativas, conceptos muy diferentes: las diferentes constituciones de los Estados miembros de la Unión hablan de Länder (Alemania y Austria), de regiones o de comunidades (Bélgica), de Comunidades Autónomas (España), de regiones con estatuto especial o normal (Italia), de ciudades-Estado (Alemania), de regiones y departamentos (Francia), de periferias y departamentos (Grecia), de consejos de condado (Reino Unido y Suecia), de condados de circunscripción (Irlanda), de regiones con estatuto especial, regiones con estatuto normal y provincias autónomas (Italia), de provincias (Bélgica, Dinamarca, España, Finlandia, Italia, Pa�*ses Bajos), de sindicatos regionales de municipios o sindicatos de región urbana (Alemania), de distritos (Alemania, Luxemburgo, Portugal), a veces utilizando los mismos términos que remiten a niveles diferentes de gobernanza.
La lista no es exhaustiva (véase el anexo I). Algunos hablan muy a su pesar de región y prefieren la noción de nación interna, que puede conducir a una ampliación interna en el ámbito europeo, evitando cuidadosamente mencionar los términos “independencia” y “secesión”2 ; otros evocan la noción de comunidades o entes territoriales, autónomos o locales, según sea su posición en las diferentes esferas de gobernanza; los datos socioeconómicos constituyen el punto de partida de unos, mientras que la cultura y la lengua son el punto de partida de otros; en opinión de algunos observadores, Renania del Norte-Westfalia y los Estados del Benelux forman parte de una misma región cultural y
económica1, según el modelo de eurorregión; algunas regiones se han agrupado siguiendo criterios geográficos o sectoriales y otras sobre la base de sus competencias legislativas."
Om nog wat meer in de stemming te komen van deze discussie, onderstaande redevoering:
"
Rede van Michel Barnier, Europees Commissaris voor het regionale beleid en de hervorming van de instellingen, tijdens de derde conferentie van de Voorzitters van regio's met wetgevende bevoegdheden, Palazzo Pitti - Florence
15/11/2002
Met groot genoegen ben ik ingegaan op de uitnodiging van president Claudio Martini om opnieuw de dialoog met de presidenten van regio's met wetgevende bevoegdheden aan te gaan, net zoals ik dat op de Conferentie van vorig jaar in Luik heb kunnen doen, op uitnodiging van de minister-president van de Waalse regering, Jean-Claude Van Cauwenberghe.
Uw bijeenkomst valt samen met een zeer belangrijk moment voor de Conventie over de toekomst van de Unie. Op haar twee laatste vergaderingen is een ontwerp voor de hoofdlijnen van een grondwettelijk verdrag besproken. Daarmee hebben wij een nieuwe drempel overschreden: thans wordt inhoudelijk gediscussieerd over vraagstukken van algemeen belang, waarmee we de vraagstukken van sectorieel belang overstijgen.
Allereerst wil ik kort een balans opmaken van de goede en minder goede zaken die de Conventie heeft opgeleverd op de terreinen die u aanbelangen. Vervolgens wil ik u mijn indrukken geven over het belang van de Conventie voor uw regio's, met name in het licht van de ontwerpresolutie die u thans bespreekt.
Het minder goede punt: zonder twijfel het feit dat het niet mogelijk is geweest binnen de Conventie een werkgroep aan het regionale aspect, of meer algemeen het infranationale aspect te wijden. Dit is betreurenswaardig.
Daar staat tegenover dat voorzitter Giscard d'Estaing een plenaire vergadering aan deze problematiek wil wijden.
Wat er ook besloten wordt, de Commissie zal erop toezien dat deze materie niet onder de mat geschoven wordt.
Het goede punt betreft de controle van de subsidiariteit op het vlak van wetgeving. Hierover is een ambitieus voorstel ingediend door de werkgroep die door de heer Mendez de Vigo wordt voorgezeten. Ook al steunt dit voorstel vooral op de nationale parlementen, toch is er sprake van een nieuwe rol voor het Comité van de Regio's. Dat zou namelijk de bevoegdheid krijgen elke schending van het subsidiariteitsbeginsel voor te leggen aan het Hof van Justitie. Ik denk trouwens dat de regionale parlementen binnen een dergelijke constructie mogelijkheden tot samenwerking met de nationale parlementen zullen vinden.
In het voorbijgaan wil ik erop wijzen dat de Commissie er sterk op gehamerd heeft dat, enerzijds, handhaving van de subsidiariteit gepaard moet gaan met handhaving van de proportionaliteit, en, anderzijds, dat de subsidiariteit gedurende de gehele interinstitutionele discussie bewaakt moet worden.
In alle eerlijkheid geloof ik dat subsidiariteit en proportionaliteit niet meer centraal staan in het debat. Het wordt tijd dat we deze kwesties achter ons laten en ons gaan bezighouden met vraagstukken die nog belangrijker zijn voor de regio's die u vertegenwoordigt.
Volgens mij vallen die vraagstukken in drie categorieën uiteen:
- hoe moet de uitgebreide Unie eruit gaan zien en welk beleid moet zij voeren?
- op welke manier moeten uw regio's bij de vorming van dat beleid betrokken worden?
- op welke manier moeten uw regio's bij de uitvoering van dat beleid betrokken worden?
Hoe moet de uitgebreide Unie eruitzien en welk beleid moet zij voeren?
Startpunt moet de vraag zijn waar we naartoe willen. De Conventie is terecht begonnen met een groot debat over die vraag. Hoe kunnen we immers de instellingen gaan hervormen als we niet eerst antwoorden op de simpele vraag wat we met elkaar willen gaan doen?
Er komt een moment, en het is niet veraf, dat we die visie in praktijk moeten brengen via gemeenschappelijk beleid. Gemeenschappelijk beleid moet opgenomen worden in het toekomstig grondwettelijk verdrag. Ik wil hierop hameren: het zou onzinnig zijn, strijdig met het unieke karakter van de Europese Unie – die eerst en vooral bestaat omdat zij nuttig is – om het gemeenschappelijk beleid geen centrale plaats te geven in dit verdrag.
Als we de instellingen voorrang geven op het beleid dat we willen voeren, ondermijnen we het geheel. Er kan immers geen sprake zijn van sterke instellingen als we slechts een zwak beleid hebben.
Ik zeg dit vooral met het cohesiebeleid in het achterhoofd, het beleidsterrein dat het meeste belang heeft voor de regio's van Europa. Wij zijn ons ervan bewust dat we in een verruimd Europa met meer ongelijkheid krijgen af te rekenen. Er valt dus niet aan te ontkomen dat in het beleid meer aandacht besteed moet gaan worden aan economische, sociale en territoriale cohesie. Alle politieke gezagsdragers moeten dit uitgangspunt onderschrijven door het zo prominent mogelijk op te nemen in het verdrag.
Dit wil niet zeggen dat andere voorname gemeenschappelijke beleidsvormen geen invloed hebben op de regio's. Ik denk met name aan het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat voor de landelijke regio's van vitaal belang is, zoals het gemeenschappelijk visserijbeleid dat voor de kustregio's is. En ook het beleid inzake overheidssteun, dat bepaalt binnen welke grenzen sprake kan zijn van een eerlijke concurrentie tussen deelgebieden.
Deze terreinen hebben dus hun weerslag op de regio's, en daarom is het van belang te weten op welke manier in het beleid rekening met hen wordt gehouden.
Daarbij mogen we de ogen niet sluiten voor de politieke en juridische realiteit die het bijzonder moeilijk maakt regio's met wetgevende bevoegdheden rechtstreeks en op gedifferentieerde wijze te erkennen. Er bestaat immers een enorme verscheidenheid aan staatsrechtelijke regelingen tussen de lidstaten.
Wij kunnen geen waardeoordelen vellen, noch direct noch indirect, over het ene of het andere stelsel. Dit is niet mogelijk en het zou volgens mij bovendien ook niet wenselijk zijn een ranglijst of een onderverdeling op te stellen met betrekking tot de lagere overheden. Zo heeft geen van de landen die zich bij de Unie zullen aansluiten regio's met wetgevende bevoegdheden. Dit maakt het nog moeilijker om een onderscheid te hanteren.
De Unie hoort zich buiten de interne ordening van de lidstaten te houden. Elke lidstaat maakt zijn eigen keuzes. Wat mijn eigen land betreft ben ik trouwens voorstander van meer decentralisatie.
Maar zich neutraal opstellen is niet hetzelfde als iets negeren. In het toekomstige verdrag zal op een coherentere en beter doordachte manier aandacht besteed moeten worden aan het regionale en lokale aspect dan nu het geval is. Ook zal moeten worden vermeld dat elke lidstaat zelf bepaalt hoe hij zijn politieke bevoegdheden intern verdeelt.
Voor de Commissie is hierbij wel een absolute voorwaarde dat dit de dynamiek en de flexibiliteit van handelen van de Gemeenschap niet in de weg staat.
Op welke manier moeten de regio's bij de vorming van dit beleid betrokken worden?
Ik zal deze vraag anders en helderder onder woorden brengen: in hoeverre kunnen regio's met wetgevende bevoegdheden erkend worden als deelnemers aan het besluitvormingsproces van de Unie?
Op dit punt moet ik u zeggen dat ik volledig achter de geest van het verslag van voorzitter Giorgio Napolitano sta, alsook achter de meeste conclusies daaruit.
Daarnaast moeten de instrumenten op basis waarvan regio's onrechtstreeks deelnemen aan het besluitvormingsproces geëvalueerd worden:
- voor de Raad is artikel 203 belangrijk en nuttig. Er is tot op heden verstandig gebruik van gemaakt, en dit heeft ervoor gezorgd dat deelname van de regio's aan de Raad als minder bedreigend wordt ervaren. Het zou volgens mij alleen maar voordelen bieden als dit artikel ook in de alledaagse praktijk gebruikt zou worden, ook door andere lidstaten die dat zouden wensen.
Los van artikel 203 zou het politieke gehalte van besluiten van de Raad alleen maar toenemen als vertegenwoordigers van de regio's - en trouwens ook nationale parlementsleden - de bevoegde minister van hun land in de Raad regelmatig zouden vergezellen.
- in het Europees Parlement draait de kwestie vooral rond de regionalisering van de verkiezingen. Niemand is daar een groter voorstander van dan ik. In mijn eigen land bestaat nog altijd een betreurenswaardig stelsel van nationale lijsten, en ik heb al een aantal jaren geleden voorgesteld dit stelsel te hervormen ten gunste van de regio's. Alles is dus denkbaar, zolang uiteraard het stemrecht maar proportioneel verdeeld blijft.
- tot slot blijft het Comité van de Regio's onvervangbaar. Het bestaat nog maar kort. De Commissie heeft er meer en beter mee willen samenwerken en heeft daarom in september 2001 een protocol met het Comité ondertekend. Zelf ben ik het eerste Commissielid geweest dat het Comité om een verkennend advies gevraagd heeft, namelijk over een vereenvoudiging van het beheer van het toekomstig regionaal beleid.
We mogen volgens mij vertrouwen hebben in het Comité. Als het in het toekomstig verdrag een rol krijgt toebedeeld bij de handhaving van de subsidiariteit en de proportionaliteit, wordt het de toegangspoort van de lagere overheden tot de communautaire rechtspraak.
Op welke manier moeten de regio's met wetgevende bevoegdheid bij de uitvoering van dit beleid betrokken worden?
Ik weet dat uw regio's een bijzondere verantwoordelijkheid dragen in de uitvoering van het Europees beleid. Er moet dan ook naar die regio's geluisterd worden.
Het verbaast mij altijd een beetje dat er zoveel gesproken wordt over de bevoegdheidsverdeling binnen de EU, maar veel minder over de manier waarop Europese besluiten ten uitvoer worden gelegd.
Toch is dit een essentieel aspect. Uit de debatten binnen de Conventie is overduidelijk een consensus naar voren gekomen ten aanzien van de gedachte dat de bevoegdheden van de Unie niet in steen gebeiteld moeten worden. Het is nu wel duidelijk dat de meeste belangrijke bevoegdheden gedeeld zullen worden.
Hoe zal die deling van bevoegdheden eruitzien? Hoe zal zij werken in de praktijk? Dat lijkt me voor uw regio's de hamvraag.
Ik kan u vertellen dat ik het eens ben met twee belangrijke uitgangspunten uit de resolutie die voor u ligt.
Eerste uitgangspunt: het gebruik van kaderwetgeving.
Ja, het is nuttig het wezen van een richtlijn nog eens in herinnering te roepen. Een richtlijn is een wetgevende handeling die een specifieke verplichting oplegt ten aanzien van te behalen resultaten, maar die de lidstaten alle ruimte laat bij de keuze van de middelen om aan die verplichting te voldoen.
Maar kijkt u nu eens goed hoe een richtlijn tot stand komt. De behandeling van een richtlijn in de Raad en in het Europees Parlement leidt altijd tot een exactere formulering, soms zelfs een te exacte formulering van de bepalingen ervan.
Dit lijkt mij een sterk argument om vertegenwoordigers van de regio's een krachtige rol te geven bij het bewaken van het proportionaliteitsbeginsel.
Tweede uitgangspunt: voordat een beslissing wordt genomen, moeten de instanties die haar zullen uitvoeren gehoord worden
De Commissie heeft zich in juli 2001 krachtig geëngageerd in het Witboek over Europese governance. Ik heb het voornemen de Commissie tegen medio 2003 voor te stellen een mededeling aan te nemen over de wijze waarop we een permanente en systematische dialoog met de lagere overheden tot stand kunnen brengen over de totstandkoming van ons beleid.
Met een dergelijke dialoog wil ik helpen zorgen dat zo vroeg mogelijk in het besluitvormingsproces rekening wordt gehouden met de horizontale belangen van de regio's, met name als het gaat om sectoriële beleidsvormen die sterk ingrijpen op het niveau van de lagere overheden (bijvoorbeeld regionaal beleid, sociaal beleid, vervoer).
Uiteraard zal u in de komende maanden gevraagd worden uw visie te geven op de vorm die deze dialoog moet krijgen, en ik zal u onze ideeën hierover doen toekomen. Overigens komt het mij voor dat het toekomstig grondwettelijk verdrag plaats moet inruimen voor het beginsel van "good governance".
Ter afronding zou ik willen zeggen dat het verlangen van de regio's met wetgevende bevoegdheden mee te werken aan de opbouw van Europa mij legitiem lijkt. Als de betrokken lidstaten hiermee instemmen, is alles denkbaar. De Commissie is vastbesloten haar steentje bij te dragen – voorafgaand aan het besluitvormingsproces en bij de follow-up – om te komen tot een loyale samenwerking en een vertrouwensband met uw regio's en alle andere.
Toch ligt daar niet de grootste strijd. Die ligt namelijk in de vraag hoe ver de Conventie en na haar de Intergouvernementele Conferentie willen gaan in hun ambitie voor de Europese Unie en het gemeenschappelijk beleid. De Commissie hoopt dat zij op uw regio's kan rekenen om samen met haar een ambitieuze visie voor dat gemeenschappelijk beleid uit te werken.
Ik dank u. "
Niettemin pleiten velen ervoor om Europa dichter bij de bevolking te brengen door de regio's meer te laten participeren in het beleid.
Giorgio Napolitano geeft in een interessant artikel dat ik voorlopig enkel in het Spaans vond (http://www.infoeuropa.org/catala/Futur_ue/doc/napolinato.pdf) een overzichtje van regionalisme in Europa:
"
A lo largo de los últimos veinte años se puede observar en Europa una tendencia bastante generalizada a la regionalización, más visible en algunos Estados miembros que en otros, sin que ello dé lugar a un concepto común de la noción de “región” en el sentido pol�*tico, jur�*dico ni sociológico.
En efecto, la noción de región abarca, cuando se aplica a las entidades pol�*ticas o administrativas, conceptos muy diferentes: las diferentes constituciones de los Estados miembros de la Unión hablan de Länder (Alemania y Austria), de regiones o de comunidades (Bélgica), de Comunidades Autónomas (España), de regiones con estatuto especial o normal (Italia), de ciudades-Estado (Alemania), de regiones y departamentos (Francia), de periferias y departamentos (Grecia), de consejos de condado (Reino Unido y Suecia), de condados de circunscripción (Irlanda), de regiones con estatuto especial, regiones con estatuto normal y provincias autónomas (Italia), de provincias (Bélgica, Dinamarca, España, Finlandia, Italia, Pa�*ses Bajos), de sindicatos regionales de municipios o sindicatos de región urbana (Alemania), de distritos (Alemania, Luxemburgo, Portugal), a veces utilizando los mismos términos que remiten a niveles diferentes de gobernanza.
La lista no es exhaustiva (véase el anexo I). Algunos hablan muy a su pesar de región y prefieren la noción de nación interna, que puede conducir a una ampliación interna en el ámbito europeo, evitando cuidadosamente mencionar los términos “independencia” y “secesión”2 ; otros evocan la noción de comunidades o entes territoriales, autónomos o locales, según sea su posición en las diferentes esferas de gobernanza; los datos socioeconómicos constituyen el punto de partida de unos, mientras que la cultura y la lengua son el punto de partida de otros; en opinión de algunos observadores, Renania del Norte-Westfalia y los Estados del Benelux forman parte de una misma región cultural y
económica1, según el modelo de eurorregión; algunas regiones se han agrupado siguiendo criterios geográficos o sectoriales y otras sobre la base de sus competencias legislativas."
Om nog wat meer in de stemming te komen van deze discussie, onderstaande redevoering:
"
Rede van Michel Barnier, Europees Commissaris voor het regionale beleid en de hervorming van de instellingen, tijdens de derde conferentie van de Voorzitters van regio's met wetgevende bevoegdheden, Palazzo Pitti - Florence
15/11/2002
Met groot genoegen ben ik ingegaan op de uitnodiging van president Claudio Martini om opnieuw de dialoog met de presidenten van regio's met wetgevende bevoegdheden aan te gaan, net zoals ik dat op de Conferentie van vorig jaar in Luik heb kunnen doen, op uitnodiging van de minister-president van de Waalse regering, Jean-Claude Van Cauwenberghe.
Uw bijeenkomst valt samen met een zeer belangrijk moment voor de Conventie over de toekomst van de Unie. Op haar twee laatste vergaderingen is een ontwerp voor de hoofdlijnen van een grondwettelijk verdrag besproken. Daarmee hebben wij een nieuwe drempel overschreden: thans wordt inhoudelijk gediscussieerd over vraagstukken van algemeen belang, waarmee we de vraagstukken van sectorieel belang overstijgen.
Allereerst wil ik kort een balans opmaken van de goede en minder goede zaken die de Conventie heeft opgeleverd op de terreinen die u aanbelangen. Vervolgens wil ik u mijn indrukken geven over het belang van de Conventie voor uw regio's, met name in het licht van de ontwerpresolutie die u thans bespreekt.
Het minder goede punt: zonder twijfel het feit dat het niet mogelijk is geweest binnen de Conventie een werkgroep aan het regionale aspect, of meer algemeen het infranationale aspect te wijden. Dit is betreurenswaardig.
Daar staat tegenover dat voorzitter Giscard d'Estaing een plenaire vergadering aan deze problematiek wil wijden.
Wat er ook besloten wordt, de Commissie zal erop toezien dat deze materie niet onder de mat geschoven wordt.
Het goede punt betreft de controle van de subsidiariteit op het vlak van wetgeving. Hierover is een ambitieus voorstel ingediend door de werkgroep die door de heer Mendez de Vigo wordt voorgezeten. Ook al steunt dit voorstel vooral op de nationale parlementen, toch is er sprake van een nieuwe rol voor het Comité van de Regio's. Dat zou namelijk de bevoegdheid krijgen elke schending van het subsidiariteitsbeginsel voor te leggen aan het Hof van Justitie. Ik denk trouwens dat de regionale parlementen binnen een dergelijke constructie mogelijkheden tot samenwerking met de nationale parlementen zullen vinden.
In het voorbijgaan wil ik erop wijzen dat de Commissie er sterk op gehamerd heeft dat, enerzijds, handhaving van de subsidiariteit gepaard moet gaan met handhaving van de proportionaliteit, en, anderzijds, dat de subsidiariteit gedurende de gehele interinstitutionele discussie bewaakt moet worden.
In alle eerlijkheid geloof ik dat subsidiariteit en proportionaliteit niet meer centraal staan in het debat. Het wordt tijd dat we deze kwesties achter ons laten en ons gaan bezighouden met vraagstukken die nog belangrijker zijn voor de regio's die u vertegenwoordigt.
Volgens mij vallen die vraagstukken in drie categorieën uiteen:
- hoe moet de uitgebreide Unie eruit gaan zien en welk beleid moet zij voeren?
- op welke manier moeten uw regio's bij de vorming van dat beleid betrokken worden?
- op welke manier moeten uw regio's bij de uitvoering van dat beleid betrokken worden?
Hoe moet de uitgebreide Unie eruitzien en welk beleid moet zij voeren?
Startpunt moet de vraag zijn waar we naartoe willen. De Conventie is terecht begonnen met een groot debat over die vraag. Hoe kunnen we immers de instellingen gaan hervormen als we niet eerst antwoorden op de simpele vraag wat we met elkaar willen gaan doen?
Er komt een moment, en het is niet veraf, dat we die visie in praktijk moeten brengen via gemeenschappelijk beleid. Gemeenschappelijk beleid moet opgenomen worden in het toekomstig grondwettelijk verdrag. Ik wil hierop hameren: het zou onzinnig zijn, strijdig met het unieke karakter van de Europese Unie – die eerst en vooral bestaat omdat zij nuttig is – om het gemeenschappelijk beleid geen centrale plaats te geven in dit verdrag.
Als we de instellingen voorrang geven op het beleid dat we willen voeren, ondermijnen we het geheel. Er kan immers geen sprake zijn van sterke instellingen als we slechts een zwak beleid hebben.
Ik zeg dit vooral met het cohesiebeleid in het achterhoofd, het beleidsterrein dat het meeste belang heeft voor de regio's van Europa. Wij zijn ons ervan bewust dat we in een verruimd Europa met meer ongelijkheid krijgen af te rekenen. Er valt dus niet aan te ontkomen dat in het beleid meer aandacht besteed moet gaan worden aan economische, sociale en territoriale cohesie. Alle politieke gezagsdragers moeten dit uitgangspunt onderschrijven door het zo prominent mogelijk op te nemen in het verdrag.
Dit wil niet zeggen dat andere voorname gemeenschappelijke beleidsvormen geen invloed hebben op de regio's. Ik denk met name aan het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat voor de landelijke regio's van vitaal belang is, zoals het gemeenschappelijk visserijbeleid dat voor de kustregio's is. En ook het beleid inzake overheidssteun, dat bepaalt binnen welke grenzen sprake kan zijn van een eerlijke concurrentie tussen deelgebieden.
Deze terreinen hebben dus hun weerslag op de regio's, en daarom is het van belang te weten op welke manier in het beleid rekening met hen wordt gehouden.
Daarbij mogen we de ogen niet sluiten voor de politieke en juridische realiteit die het bijzonder moeilijk maakt regio's met wetgevende bevoegdheden rechtstreeks en op gedifferentieerde wijze te erkennen. Er bestaat immers een enorme verscheidenheid aan staatsrechtelijke regelingen tussen de lidstaten.
Wij kunnen geen waardeoordelen vellen, noch direct noch indirect, over het ene of het andere stelsel. Dit is niet mogelijk en het zou volgens mij bovendien ook niet wenselijk zijn een ranglijst of een onderverdeling op te stellen met betrekking tot de lagere overheden. Zo heeft geen van de landen die zich bij de Unie zullen aansluiten regio's met wetgevende bevoegdheden. Dit maakt het nog moeilijker om een onderscheid te hanteren.
De Unie hoort zich buiten de interne ordening van de lidstaten te houden. Elke lidstaat maakt zijn eigen keuzes. Wat mijn eigen land betreft ben ik trouwens voorstander van meer decentralisatie.
Maar zich neutraal opstellen is niet hetzelfde als iets negeren. In het toekomstige verdrag zal op een coherentere en beter doordachte manier aandacht besteed moeten worden aan het regionale en lokale aspect dan nu het geval is. Ook zal moeten worden vermeld dat elke lidstaat zelf bepaalt hoe hij zijn politieke bevoegdheden intern verdeelt.
Voor de Commissie is hierbij wel een absolute voorwaarde dat dit de dynamiek en de flexibiliteit van handelen van de Gemeenschap niet in de weg staat.
Op welke manier moeten de regio's bij de vorming van dit beleid betrokken worden?
Ik zal deze vraag anders en helderder onder woorden brengen: in hoeverre kunnen regio's met wetgevende bevoegdheden erkend worden als deelnemers aan het besluitvormingsproces van de Unie?
Op dit punt moet ik u zeggen dat ik volledig achter de geest van het verslag van voorzitter Giorgio Napolitano sta, alsook achter de meeste conclusies daaruit.
Daarnaast moeten de instrumenten op basis waarvan regio's onrechtstreeks deelnemen aan het besluitvormingsproces geëvalueerd worden:
- voor de Raad is artikel 203 belangrijk en nuttig. Er is tot op heden verstandig gebruik van gemaakt, en dit heeft ervoor gezorgd dat deelname van de regio's aan de Raad als minder bedreigend wordt ervaren. Het zou volgens mij alleen maar voordelen bieden als dit artikel ook in de alledaagse praktijk gebruikt zou worden, ook door andere lidstaten die dat zouden wensen.
Los van artikel 203 zou het politieke gehalte van besluiten van de Raad alleen maar toenemen als vertegenwoordigers van de regio's - en trouwens ook nationale parlementsleden - de bevoegde minister van hun land in de Raad regelmatig zouden vergezellen.
- in het Europees Parlement draait de kwestie vooral rond de regionalisering van de verkiezingen. Niemand is daar een groter voorstander van dan ik. In mijn eigen land bestaat nog altijd een betreurenswaardig stelsel van nationale lijsten, en ik heb al een aantal jaren geleden voorgesteld dit stelsel te hervormen ten gunste van de regio's. Alles is dus denkbaar, zolang uiteraard het stemrecht maar proportioneel verdeeld blijft.
- tot slot blijft het Comité van de Regio's onvervangbaar. Het bestaat nog maar kort. De Commissie heeft er meer en beter mee willen samenwerken en heeft daarom in september 2001 een protocol met het Comité ondertekend. Zelf ben ik het eerste Commissielid geweest dat het Comité om een verkennend advies gevraagd heeft, namelijk over een vereenvoudiging van het beheer van het toekomstig regionaal beleid.
We mogen volgens mij vertrouwen hebben in het Comité. Als het in het toekomstig verdrag een rol krijgt toebedeeld bij de handhaving van de subsidiariteit en de proportionaliteit, wordt het de toegangspoort van de lagere overheden tot de communautaire rechtspraak.
Op welke manier moeten de regio's met wetgevende bevoegdheid bij de uitvoering van dit beleid betrokken worden?
Ik weet dat uw regio's een bijzondere verantwoordelijkheid dragen in de uitvoering van het Europees beleid. Er moet dan ook naar die regio's geluisterd worden.
Het verbaast mij altijd een beetje dat er zoveel gesproken wordt over de bevoegdheidsverdeling binnen de EU, maar veel minder over de manier waarop Europese besluiten ten uitvoer worden gelegd.
Toch is dit een essentieel aspect. Uit de debatten binnen de Conventie is overduidelijk een consensus naar voren gekomen ten aanzien van de gedachte dat de bevoegdheden van de Unie niet in steen gebeiteld moeten worden. Het is nu wel duidelijk dat de meeste belangrijke bevoegdheden gedeeld zullen worden.
Hoe zal die deling van bevoegdheden eruitzien? Hoe zal zij werken in de praktijk? Dat lijkt me voor uw regio's de hamvraag.
Ik kan u vertellen dat ik het eens ben met twee belangrijke uitgangspunten uit de resolutie die voor u ligt.
Eerste uitgangspunt: het gebruik van kaderwetgeving.
Ja, het is nuttig het wezen van een richtlijn nog eens in herinnering te roepen. Een richtlijn is een wetgevende handeling die een specifieke verplichting oplegt ten aanzien van te behalen resultaten, maar die de lidstaten alle ruimte laat bij de keuze van de middelen om aan die verplichting te voldoen.
Maar kijkt u nu eens goed hoe een richtlijn tot stand komt. De behandeling van een richtlijn in de Raad en in het Europees Parlement leidt altijd tot een exactere formulering, soms zelfs een te exacte formulering van de bepalingen ervan.
Dit lijkt mij een sterk argument om vertegenwoordigers van de regio's een krachtige rol te geven bij het bewaken van het proportionaliteitsbeginsel.
Tweede uitgangspunt: voordat een beslissing wordt genomen, moeten de instanties die haar zullen uitvoeren gehoord worden
De Commissie heeft zich in juli 2001 krachtig geëngageerd in het Witboek over Europese governance. Ik heb het voornemen de Commissie tegen medio 2003 voor te stellen een mededeling aan te nemen over de wijze waarop we een permanente en systematische dialoog met de lagere overheden tot stand kunnen brengen over de totstandkoming van ons beleid.
Met een dergelijke dialoog wil ik helpen zorgen dat zo vroeg mogelijk in het besluitvormingsproces rekening wordt gehouden met de horizontale belangen van de regio's, met name als het gaat om sectoriële beleidsvormen die sterk ingrijpen op het niveau van de lagere overheden (bijvoorbeeld regionaal beleid, sociaal beleid, vervoer).
Uiteraard zal u in de komende maanden gevraagd worden uw visie te geven op de vorm die deze dialoog moet krijgen, en ik zal u onze ideeën hierover doen toekomen. Overigens komt het mij voor dat het toekomstig grondwettelijk verdrag plaats moet inruimen voor het beginsel van "good governance".
Ter afronding zou ik willen zeggen dat het verlangen van de regio's met wetgevende bevoegdheden mee te werken aan de opbouw van Europa mij legitiem lijkt. Als de betrokken lidstaten hiermee instemmen, is alles denkbaar. De Commissie is vastbesloten haar steentje bij te dragen – voorafgaand aan het besluitvormingsproces en bij de follow-up – om te komen tot een loyale samenwerking en een vertrouwensband met uw regio's en alle andere.
Toch ligt daar niet de grootste strijd. Die ligt namelijk in de vraag hoe ver de Conventie en na haar de Intergouvernementele Conferentie willen gaan in hun ambitie voor de Europese Unie en het gemeenschappelijk beleid. De Commissie hoopt dat zij op uw regio's kan rekenen om samen met haar een ambitieuze visie voor dat gemeenschappelijk beleid uit te werken.
Ik dank u. "