PDA

View Full Version : is BUB democratisch?


muys
21 december 2004, 12:17
de bub ers zijn nogal snel om iemand anders ondemocratisch te noemen maar ik vraag mij af wat er zo democratisch is aan hun staatsvisie :

de bub wenst een unitair belgie zonder grendelmeerderheden, alarmbelprocedures,.... met andere woorden een systeem zonder bescherming van de minderheden ( in deze de franstalige en duitstalige minderheden ). het is dus perfect mogelijk dat de vlamingen in dit systeem een meerderheid en een regering vormen met enkel vlamingen en dat zij dus eenzijdig hun wil opleggen aan de andere gemeenschappen.

op een ander forum zie ik dat een bub er democratie omschrijft als "de dictatuur van de meerderheid"

gelieve mij eens uit te leggen wat de bub precies verstaat onder de term "democratie" en hoe dat toepasbaar is op hun programma

Patriot!
21 december 2004, 13:40
Beste, wanneer u denkt dat de Vlamingen de Franstaligen gaan overheersen omdat zij de meerderheid hebben ziet u wel schromelijk de ideologische verschillen over het hoofd.
U ziet het alsof er een Vlaamse ideologie is, waardoor alle Vlamingen, socialisten of extreem-rechtsen, het altijd over alles eens zullen zijn, en oneens met de Walen.

muys
21 december 2004, 14:07
Beste, wanneer u denkt dat de Vlamingen de Franstaligen gaan overheersen omdat zij de meerderheid hebben ziet u wel schromelijk de ideologische verschillen over het hoofd.
U ziet het alsof er een Vlaamse ideologie is, waardoor alle Vlamingen, socialisten of extreem-rechtsen, het altijd over alles eens zullen zijn, en oneens met de Walen.
ik zie de verschillen in ideologieen niet over het hoofd, maar ik heb de laatste tijd vele dingen gezien waarin vlamingen en walen diametraal tegenover mekaar staan. ik zie ook dat ze er in wallonie in slagen ideologische verschillen te vergeten wanneer het erop aankomt het waals belang te verdedigen. in jullie systeem is het dus perfect mogelijk dat iets wat alle vlamingen willen door de strot van de walen wordt geduwd zonder dat zij daar enige verdediging kunnen tegen opbrengen. en dat is allesbehalve democratisch

wat vindt u bijvoorbeeld ook van de vele politicologen zoals arend lijphart die er rotsvast van overtuigd zijn dat het willen samenbrengen van verschillende gemeenschappen onder een unitair bestuur een zeer grote bedreiging voor de democratie is.

een vraagje naar u : zou u democratie omschrijven als de dictatuur van de meerderheid?

Patriot!
21 december 2004, 16:12
ik zie de verschillen in ideologieen niet over het hoofd, maar ik heb de laatste tijd vele dingen gezien waarin vlamingen en walen diametraal tegenover mekaar staan. ik zie ook dat ze er in wallonie in slagen ideologische verschillen te vergeten wanneer het erop aankomt het waals belang te verdedigen.

Juist. Maar in ons systeem is er enkel nog een Belgisch belang. Regionale belangen zullen geen rol meer spelen, daar in een unitair systeem elke burger gelijkwaardig wordt behandeld.

in jullie systeem is het dus perfect mogelijk dat iets wat alle vlamingen willen door de strot van de walen wordt geduwd zonder dat zij daar enige verdediging kunnen tegen opbrengen. en dat is allesbehalve democratisch

Tja, alle linkse partijen kunnen ook vanalles door de strot van de rest duwen, als zij de meerderheid hebben. Zo werkt democratie helaas. Ik zie echter niet in waarom net alle Vlamingen totaal andere ideologische standpunten naar voor zouden schuiven als alle Walen. De Vlaamse liberalen staan bijvoorbeeld veel dichter bij hun Waalse zusterpartij dan bij bijvoorbeeld de Vlaamse groenen. Dit noemt men ideologische verschillen die ons systeem de bovenhand zullen krijgen tegenover regionale verschilletjes.

wat vindt u bijvoorbeeld ook van de vele politicologen zoals arend lijphart die er rotsvast van overtuigd zijn dat het willen samenbrengen van verschillende gemeenschappen onder een unitair bestuur een zeer grote bedreiging voor de democratie is.

Er is één Belgische gemeenschap in ons systeem, zonder concurrerende bevoegdheden. De Belgen voelen zich ook één volk. Voor zaken die één taalgebied aanbelangen zoals bv onderwijs zullen de gemeenschappen volledig autonoom kunnen beslissen zonder dat ze in elkaars vaarwater terecht komen.

een vraagje naar u : zou u democratie omschrijven als de dictatuur van de meerderheid?
Helaas ja. Maar de democratie is het minst slechte systeem dat we ons kunnen indenken.
Een man een stem, zoals in het unitair systeem en bindende referenda zouden een en ander al wat democratischer maken.

PS: overigens fijn dat hier kan gediscussieerd worden zonder schelden of minachting van de tegenstander. Uitzonderlijk.

muys
21 december 2004, 16:43
1) het probleem is dat niet iedereen zich belg voelt, en diegenen die zich wel belg voelen, voelen zich dikwijls ook sterk verbonden tot de regio waarin ze leven en wonen.
om die reden denk ik dat uw systeem onmogelijk democratisch kan zijn, een volksvertegenwoordiger zal immers altijd een voorliefde hebben voor zijn eigen regio en dat zal altijd reflecteren in zijn daden en voorstellen. u zult m.a.w. nooit de vlaamse en waalse belangenverdediging kunnen uitschakelen ten voordele van de belgische.

2) uiteraard zijn er overal ideologische verschillen, maar er zijn toch vele bewijzen van zaken waarin die ideologische verschillen werden overschreden en alle partijen samenwerkten ten voordele van hun eigen regio. en bovendien kunt u ook niet ontkennen dat er gemiddeld gezien tussen vlaanderen en wallonie zware ideologische verschillen zijn, de vlaming stemt eerder centrum rechts en de waal centrum links....

3) hier bewijst u uw wereldvreemdheid, als u de zaken objectief bekijkt zult u zien dat er wel zoiets bestaat als een belgische identiteit maar niet iets als een belgisch volk. vlamingen voelen zich sterker verwant met andere vlamingen en walen met andere walen. een vlaming zal eerder een vlaming helpen dan een waal als hij moet kiezen, de belgische iedentiteit komt dan op de tweede plaats waardoor hij eerder een belg van waalse afkomst zal helpen dan een fransman. maar zeggen dat er zoiets bestaat als een belgisch volk, 1 en onverdeeld is utopisch en onwaar.

4) democratie omschrijven als de dictatuur van de meerderheid is een grote stap achteruit in ons denken, het heeft vind ik (en vele andere) een zeer wrange bijsmaak. een beslissing van een meerderheid is immers belange niet altijd democratisch.

Patriot!
21 december 2004, 19:35
Unitarisme omdat het democratisch is

Zowel Marc Eyskens (04.10) als Kris Deschouwer (09.10) gaven in “De Standaard” reeds hun opinie over (noodzakelijke) staatkundige hervormingen in België. Bij beide auteurs staan enkele begrippen centraal: normenhiërarchie, de problemen inherent aan (coöperatief) federalisme, samenwerkingsakkoorden en (de afwezigheid van) federale partijen. Als voorbeeld nemen zij Duitsland. Dat land wordt inderdaad vaak geciteerd als het voorbeeld van een goed functionerende, federale Staat. Toch is het – hoewel verleidelijk – gevaarlijk het Belgisch federalisme met het Duitse te vergelijken en de tekortkomingen in het eerste systeem te willen bijschaven, compenseren zeg maar, louter door technieken uit het tweede over te nemen.

In de wereld zijn er niet enorm veel federale staten. Wanneer ze bestaan zijn ze in de regel ontwikkeld omdat verscheidene autonome staten steeds meer zaken beslisten samen te regelen. Daarbij werd gaandeweg het zwaartepunt van het samenwerkingsverband verlegd van de deelstaten naar de federatie. Zo waren de 13 stichtende staten van de V.S.A. van 1776 tot 1787 een confederatie, dit wil zeggen een losse bond van staten die zelf beslisten bepaalde bevoegdheden gezamenlijk te beheren. Deze staatsvorm was echter onmogelijk om aan de problemen van de Unie het hoofd te bieden (“Disunited States of America”) en het is dan ook weinig verwonderlijk dat ze al gauw werd omgevormd tot een federatie. In deze federatie vertegenwoordigt de Senaat de deelstaten en het Huis van Afgevaardigden de burgers. In de 19 de eeuw heeft zich in Centraal-Europa eenzelfde evolutie voorgedaan, onder impuls van het koninkrijk Pruisen: de Duitse eenmaking. Daar werden gebieden die soms eeuwenlang afgezonderd van elkaar geleefd hadden (met andere munten, tijdseenheden en maten...) verenigd. De Bundesrat vertegenwoordigde de Länder en de Reichstag de burgers. Door het federalisme zijn de V.S.A. een zeer stabiele staat gebleken. In Amerika is er nog steeds de Grondwet van de 18 de eeuw die rechtskracht heeft, ter vergelijking: het centralistische Frankrijk versleet sedert toen vijf Grondwetten. Ook het Duitse systeem wankelde pas en verviel in een totalitair regime toen de nazi’s in de jaren ’30 het federalisme vervingen door een ultracentralistisch bestel. De Zwitserse federatie is eveneens één van de meest stabiele landen ter wereld gebleken en wordt vaak als een toonbeeld van democratie geciteerd. Door een strikte neutraliteitspolitiek is het Alpenland bovendien 200 jaar buiten alle oorlogen gebleven. In alle geciteerde systemen is de invoering van het federalisme dus heilzaam geweest, omdat het talen, volkeren en gebieden verenigde en een balans vond tussen autonomie en bondstrouw. De federaties waren keer op keer meer democratische systemen dan wat voordien bestond.

Maar het ene land is het andere niet. Joegoslavië was meer dan veertig jaar lang een communistische federale republiek met een eenpartijsysteem, evenals de Sovjetunie. Oostenrijk-Hongarije werd onder druk van nationalistische krachten in 1867 een confederatie waarin de afgevaardigden van de de deelstaten elkaar slechts één maal per jaar zagen en voor de dingen die de deelstaten nog samen deden samenwerkingsakkoorden sloten. Een halve eeuw later bestond het land niet meer en de staten die eruit ontstonden waren –Tsjechoslovakije daargelaten- allen dictaturen die minderheden onderdrukten. Het hedendaagse, federale Brazilië is ook al geen toonbeeld van democratie.

In België is het federalisme eenanomalie over de hele lijn. Allereerst beantwoordt de indeling van het land in taalgebonden deelstaten – Brussel daargelaten- niet aan de historische ontwikkeling van onze streken. Sedert oudsher hebben de verschillende landsstreken (Brabant, Vlaanderen, Henegouwen...) een ruime autonomie genoten. Gedurende de late middeleeuwen wist Brabant van de Bourgondische landsvorsten deze autonomie meermaals te bevestigen (o.a. Blijde inkomsten). Ook de Spaanse tak van het Huis Habsburg, dat van 1477 tot 1713 regeerde heeft meestal een evenwicht gevonden tussen lokale autonomie en het centraal gezag. Tijdens de 16 de eeuw werden de Nederlanden door Karel V tot een onbreekbaar geheel gesmeed (Pragmatieke Sanctie, 1549), terwijl de keizer in alle delen van dit landsdeel niettemin de titel van plaatselijke heerser droeg. Dat de Nederlanden uiteindelijk, tegen de verwachtingen in, in twee braken, had voornamelijk religieuze oorzaken en was tevens een reactie op het centralistisch bewind van Filips II. De vrede van Münster (1648) heeft deze evolutie voorgoed bezegeld.

Onder de Oostenrijkers, en vooral onder Jozef II (eind 18 de eeuw), is geprobeerd een einde te stellen aan de relatieve autonomie der landsdelen. Tijdens de Brabantse Revolutie werden de Oostenrijkers dan ook verjaagd. De bond die nadien in de Zuidelijke Nederlanden werd gesticht - De Etats Belgiques Unis (1789-90)-was trouwens een confederatie, maar het geheel was wel een meerpolige staat gebaseerd op historisch gegroeide entiteiten die sedert de hoge middeleeuwen al min of meer bestonden. Meerpolige confederaties tenderen te evolueren naar unitaire (Republiek der Verenigde Provincieën en Nederland) of federale Staten (V.S.A., Zwitserland), bipolaire (con)federaties, ontstaan uit een eenheidsstaat, vallen in de regel uiteen. Was België in 1789 onafhankelijk geworden zou het wellicht geëvolueerd zijn naar een sterke federale of unitaire Staat. De Franse revolutionairen hebben wederom België in een centralistisch keurslijf proberen te duwen, net als de Nederlanders in 1815 en de revolutionairen van 1831, hoewel deze wel een briljante Grondwet opgesteld hadden die uitermate liberaal-democratisch en progressief was.

Kortom, lokale autonomie is in onze streken altijd belangrijk geweest, en het fnuiken ervan stuitte steeds op verzet. Deze autonomie verliep echter nooit volgens “etnische” breuklijnen. Dat het uiteindelijk toch zover kwam was te wijten aan de autonomistische dynamiek die vooral vanaf het eind van de jaren 60 van de 20 ste eeuw in Noord en Zuid enorm opgeld maakte. Het samenvallen van de perikelen rond Leuven-Vlaams enerzijds en de sluiting van de steenkoolmijnen anderzijds heeft geleid tot een onmogelijk compromis. Men heeft door de gemeenschaps- en geweststructuren en hun geleidelijke bevoegdheidsuitbreiding culturele en persoonsgebonden autonomie willen binden aan sociaal-economische criteria. De basis van de federalisering werd de taalgrens. Na de taalstrijd die aan alle bevolkingsgroepen in België –Brussel en de faciliteitengemeenten uitgezonderd- een taalhomogeen gebied gaf en taalwetten is de taalkundige scheidingslijn immers meer en meer een grens geworden die niet-talige bevoegdheden afbakende. Vandaag economie, toerisme, sport en milieu, morgen misschien de sociale zekerheid, justitie en de spoorwegen.

Federalisme biedt (wellicht) enkel een democratische meerwaarde wanneer het afzonderlijke delen in een groter, democratisch geheel verenigt. Het is duidelijk dat dit in België niet het geval is geweest. In België is de federale Staat ingevoerd geweest onder druk van nationalisten langs beide kanten van de taalgrens. Deze mensen streefden geen democratisch federalisme na, maar een losse statenbond die Vlaanderen of Wallonië (en Brussel) maximale autonomie zou geven, zonder (in eerste instantie) de indruk te willen wekken het Belgisch staatsbestel te willen opblazen. Het resultaat was dus geen echte, maar een louter theoretische federatie op confederale leest geschoeid, met unitaire en federale kenmerken. Dat laatste heeft Eyskens terecht opgemerkt, maar hij wijst niet op de oorzaken.

In de twee decennia na de periode waarin de partijen gesplitst werden (1965-1978) heeft het unitaire België zich vrij snel ontwikkeld van een vrij gecentraliseerde eenheidsstaat naar een losse bond van autonome en op hun beurt centralistische “staten”. Deze “staten” (de gewesten en gemeenschappen) gedragen zich, wat hun eigen bevoegdheden betreft, als quasi-onafhankelijke entiteiten die door samenwerkingsakkoorden zelf beslissen samen wensen te doen. Het feit dat er geen nationale partijen meer zijn draagt in belangrijke mate bij tot deze evolutie. Deze kunnen inderdaad niet bij wet ingevoerd worden, zoals Deschouwer beweert, maar moeten gewoon (her)opgericht worden. De gesplitste partijen verergeren inderdaad de centrifugale dynamiek. Wanneer er in Duitsland samenwerking vereist is tussen –pakweg- Saksen en de federatie zal geen enkele partij het aandurven het “Saksisch belang” voorop te stellen. De rekening wordt immers federaal gepresenteerd (alle partijen in het parlement vertegenwoordigd zijn federale partijen) quod non in België.

Dit alles is eveneens mogelijk omdat er geen normenhiërarchie is, iets waarvan de vorige auteur beweert dat het oneigen in aan het federalisme. In dat geval is Duitsland geen (echte) federatie, hetgeen trouwens niet als negatief hoeft gezien te worden. Federalisme dient tenslotte niet de zelfbeschikking van de constituerende delen te bevestigen, maar poogt autonomie aan een sterke federale macht te koppelen, met andere woorden: het model verdedigt eenheid in verscheidenheid. Wanneer de federale regering een pak exclusieve bevoegdheden heeft en vele andere met de deelstaten deelt, waarin het beslissingsrecht heeft, zoals in Duitsland, is er sprake van een feitelijke decentralisatie met federale kenmerken. Deze kenmerken liggen dan vooral in de –beperkte- exclusieve bevoegdheden van de Länder.

De staatshervormingen van 1970, 1980, 1988, 1993 en 2001 hebben de Belgische Staat daarentegen systematisch ontmanteld. Natuurlijk, sommige (belangrijke) bevoegdheden zijn nog exclusief federaal: defensie, buitenlandse zaken, sociale zekerheid en politie bijvoorbeeld. De bevoegdheid om de bevoegdheden te verdelen is ook nog federaal. Maar ook deze overdrachtstechniek is confederaal van aard (twee-derde meerderheid in elke taalgroep). Het aantal bevoegdheden van de federatie is ook niet vast afgelijnd, wat de roep om steeds méér bevoegdheden versterkt, hetgeen Kris Deschouwer, terecht, een “ritueel” noemt.

Zo is België het sterkst gedefederaliseerde land ter wereld geworden. In Duitsland ligt enkel onderwijs als bevoegdheid volledig bij de deelstaten, in Zwitserland enkel bepaalde delen van het onderwijs, justitie en politie en in de VSA enkel sommige delen van justitie, het onderwijs en het mediabeleid. Bovendien zijn er in die landen enorm veel concurrerende bevoegdheden of materies waarin de deelstaten federale kaderwetten dienen uit te voeren Tal van belangrijke bevoegdheden liggen er exclusief bij de federale Staat. In het federale Oostenrijk vallen landbouw, visvangst, openbare werken, buitenlandse handel en media daar onder meer onder, allemaal zaken die in België exclusief tot de deelstaten behoren.

Een belangrijk kenmerk van het Belgische confederalisme zijn de zogenaamde samenwerkingsakkoorden. In de zaak DHL kwamen zij vaak ter sprake. Vlaanderen en Brussel (bevoegdheden: milieu) en België (bevoegdheid: tewerkstelling) moesten tot een omvattend akkoord komen.

Deze samenwerkingsakkoorden staan boven wetten en decreten en kunnen niet door een parlement, ook niet door een deelstatelijk parlement, geamendeerd of gewijzigd worden. Wanneer een samenwerkingsakkoord nadelig uitvalt voor één deelstaat dient er door de uitvoerende vleugel van haar rechtsmacht een nieuw akkoord te worden gesloten. Deze moet met (de) andere uitvoerende macht(en) een nieuw diplomatiek akkoord sluiten. Ook wanneer er in een deelstaatparlement een meerderheid bestaat over zulk een akkoord is de zaak nog niet afgerond. De ondertekening moet immers gebeuren door de betrokken regeringspartijen. Vandaar dat, in het DHL-dossier een eventuele MR-PS meerderheid (op federaal niveau wel aanwezig) in het Brussels Parlement niet volstond. De bevoegde deelregering bestaat immers uit Christen-democraten, groenen en socialisten. Daarom dat de kleinste partij in de kleinste regering werkgelegenheid voor een heel land kan blokkeren. In 1831 waren er 31.000 cijnskiezers. Vandaag kan precies datzelfde aantal dat ervoor zorgt dat een partij in een deelregering zit een heel land lamleggen.

De dictatuur van samenwerkingsakkoorden is geen instelling die in een parlementaire rechtsstaat thuishoort. Als straks DHL delokaliseert, of als het milieu schade lijdt is er geen zichtbaar, verkiesbaar orgaan dat ter verantwoording kan geroepen worden.

Zoals schrijver Benno Barnard in deze krant zo treffend opmerkte: “in België heb je een diplomaat nodig om met je buren te gaan praten”. In andere federale staten, zoals Duitsland en de VSA bestaan er ook samenwerkingsakkoorden. Maar in die staten zijn er nationale partijen en ze zijn niet in die mate gedefederaliseerd -zie hoger- dan België. Samenwerkingsakkoorden hebben er dus niet de verstikkende invloed die ze hier hebben. In Duitsland hebben de deelstaten bijvoorbeeld geen enkele fiscale autonomie. In de VSA is in de Grondwet ingeschreven dat de federatie alle wetten mag uitvaardigen die nodig zijn om haar bevoegdheden uit te vaardigen. Als het landsbelang dreigt benadeeld te worden, trekt de federatie steeds het hele dossier naar zich toe. In Duitsland kan dit, wat de zogenaamde “gemengde bevoegdheden” betreft, door een geëigende procedure. Kris Deschouwer wijst hier terecht op. Dat de procedure hiervoor vrij omslachtig kan zijn, doet niet echt ter zake. In België is er immers helemaal geen procedure mogelijk.

Naast een normenhiërarchie, een Grondwettelijk hof en federale partijen bestaat een federale Staat ook uit een geheel van een aantal onbreekbare delen. Deze delen zijn territoriaal afgelijnd – in tegenstelling tot het ambiguë systeem van gemeenschappen en gewesten – en beschikken over een (ruime) autonomie, terwijl de federatie naast haar belangrijke binnenlandse bevoegdheden ook de Staat naar buiten toe vertegenwoordigt. Naast het feit dat België sedert de Lambermont- en Lombardakkoorden geen gezamenlijke BDBH (Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel) meer heeft zijn bij ons de deelstaten bovendien ook eigenmachtig bevoegd om buitenlandse verdragen af te sluiten. Dit systeem is uniek ter wereld. Zelfs in de Raad van Europa of in de Europese Commissie is de Belgische stem reeds grotendeels virtueel geworden. In domeinen als landbouw, milieu of onderwijs moeten alle Belgische deelstaten een akkoord bereiken of er is eenvoudigweg geen Belgische stem. Zoiets vloekt met de principes van federalisme, dat per slot van rekening de delen van de Staat tot een groter geheel poogt te doen versmelten, niet ze elkaar te laten blokkeren.

Al het voorgaande maakt duidelijk waarom België inderdaad in feite helemaal geen federatie is. Wanneer we nogmaals het Duitse model vergelijken met het Belgische vallen er nog zaken op. In Duitsland zijn er 16 Länder, in België zijn er drie Gemeenschappen en drie Gewesten, die elkaar onderling overlappen. Het past hierbij te zeggen dat België geen tweeledige Staat is, zoals vorige auteur ten onrechte beweert. Wat wel waar is, is dat om wille van demografische, economische en historische redenen, en vooral dan de splitsing van de drie grote, nationale partijen, het Belgisch federalisme voortdurend lijkt uit te draaien op een confrontatie tussen de vertegenwoordigers van de twee grootste taalgemeenschappen van dit land. Wannneer er tussen socialisten en liberalen onenigheid is over pakweg de begroting, dient men een oplossing te zoeken. Wanneer één Franstalige partij het oneens is met een Nederlandstalige, is er sprake van een “communautair conflict”. In de zaak van DHL werd door politieke commentatoren overigens ook bijna doodgezwegen dat het conflict tussen het Vlaams en het Brussels Gewest ging en dat er geen Vlaams-Waalse breuklijn was.

In die zin werkt het Belgisch “federalisme” de opmars van extreem-rechts en de fameuze antipolitiek in de hand. De meeste mensen begrijpen de complexe structuur van het land al lang niet meer. De vraag is, uiteindelijk, of men van een voldragen democratie kan spreken wanneer burgers niet of onvoldoende geïnformeerd zijn over de structuur van hun Staat. Bovendien doet het Belgisch systeem het extreem-nationalistische discours (verder) doorsijpelen in de traditionele partijen. In een diplomatieke relatie immers primeren immers de staten op de burgers, hetgeen de onderhandelaars aanzet tot (financiële) chantage, veto’s en de koppeling van verschillende dossiers aan elkaar. Wanneer er in Duitsland verschillen of wrijvingen zijn tussen de regio’s – en die bestaan- is er niemand die pleit voor secessie of om de geldkraan dicht te draaien, in België is dit extremistische vertoog bon ton geworden, bij alle partijen, zowel in het Noorden als in het Zuiden (Wallonie-Bruxelles).

Vele politici houden vandaag een pleidooi voor confederalisme. Laten we “zelf” beslissen wat we ‘samen’ doen, luidt hun redenering. Maar we leven nu al in een semi-confederaal systeem, waarin de federale regering vaak een ceremoniële rol speelt. In een systeem met symmetrische regeringen wordt dit enkel gemaskeerd omdat de coalities overal dezelfde zijn en de partijvoorzitters – en niet de volksvertegenwoordigers- dus zeer snel globale (samenwerkings)akkoorden kunnen afsluiten. Ook separatisme lost niets op. In een separatistische these hebben Vlaanderen, Wallonië en Brussel verschillende regeringen én partijen die helemaal geen band meer hebben, op geen enkel domein. De situatie voor dossiers zoals DHL wordt dan nog uitzichtlozer. Een interessante paradox wordt trouwens gevormd door het feit dat hoe méér autonomie de deelstaten hebben, hoe minder beslissingen er feitelijk genomen worden en hoe complexer het besluitvormingsproces wordt. Want meer bevoegdheden voor de drie gewesten betekent méér samenwerkingsakkoorden, en we hebben gezien –en gaan nog zien- waar dat toe leidt in de afwezigheid van nationale partijen en een normenhiërarchie.

Al het voorgaande maakt duidelijk dat hoe waardevol en eerbaar de voorstellen van respectievelijk Eyskens (een Senaat waarin de federatie en de deelstaten bevoegd zijn om conflicten volgens het “Bundesrecht bricht Landsrecht”-principe te beslechten) en Deschouwer (federaties van regionale partijen in een taalgrensoverschrijdende kieskring) ook zijn, volledig soelaas kunnen zij nooit bieden. Zij gaan immers voorbij aan de ware aard van het probleem. En dat is in België het nationalistisch vraagstuk vervlecht met de feitelijke – niet juridische- tweeledigheid van de staatsstructuur.

Het probleem is dat men ingrepen wil ingrepen toepassen op structuren die men helemaal niet meer controleert. Het voorbeeld geven van Duitsland, Zwitserland of andere “modellen” volstaat niet. Zoals we zagen voldoet België vandaag op de meest cruciale vlakken niet aan de vereisten om een waarachtig federalisme uit te bouwen. Zolang er in België geen structuren zijn die beantwoorden aan de vereisten van een democratisch staatsbestuur – en de taalgebonden gewesten en gemeenschappen vallen daar niet onder – zullen we van crisis naar crisis strompelen, waarbij men voortdurend Russische roulette kan spelen met de toekomst, zelfs het voortbestaan, van ons land.

Nochtans waren er in de jaren ’70 instrumenten om een staatshervorming door te voeren volgens democratische spelregels. De entiteiten die hieraan voldoen bestaan trouwens nog altijd: de Belgische provincies. Alle negen ongeveer even groot, herbergen ze tevens telkens één �* anderhalf miljoen inwoners. De provincies bakenen geen etnische lijnen af en zijn anderzijds ook geen willekeurige indelingen, maar zijn min of meer historisch gegroeid. Het ligt natuurlijk in een land als België erg gevoelig om een terugkeer voor te stellen naar structuren die enkele decennia geleden schijnbaar voorgoed verlaten werden.

Een eerste vraag die opduikt is of dit niet conservatief, ja reactionair is. Deze stelling kan als volgt geherformuleerd worden: Is het Belgische confederalisme dat tweetalige lijsten in haar hoofdstad verbiedt in een meertalige Europese Unie toekomstgericht? Zijn pleidooien voor eentalige partijen, vakbonden, ziekenfondsen enz. progressief te noemen in een geglobaliseerde ruimte waarin grote problemen zelfs niet meer op nationaal vlak kunnen aangepakt worden? Dient een democratie zich niet aan te passen aan de veranderende politieke dimensies en zijn de echte reactionairen niet zij die deze evolutie tegenwerken en staan op de soevereiniteit van hun eigen volk?

Een tweede, voor de hand liggende kritiek is of zulk een staatshervorming niet een terugkeer zou betekenen naar een linguïstische en sociale achteruitstelling van de Nederlandstaligen in België. Deze vrees lijkt eerder voor te komen uit een associatie van het 19 de en 20 ste eeuwse gematigd Brussels centralisme met taalongelijkheid. Nochtans behoorde België van 1830 tot 1970 ononderbroken, met uitzondering van beide wereldoorlogen, tot de rijkste, welvarendste en meest stabiele democratische staten ter wereld. Geen enkel ander West-Europees land heeft gedurende die anderhalve eeuw zo’n stabiel systeem gekend, met uitzondering misschien van het Verenigd Koninkrijk..De taalwetten (o.a. 1873, 1898, 1932) en de afbakening van de taalgebieden (1963) werden eveneens in het unitaire België doorgeduwd. Federalisme heeft niets vandoen met taalgrenzen. Zelfs vandaag zijn er nog overtredingen van de taalwetten- zoals er overtredingen zijn op alle wetten-, en we leven in een federale Staat. Anderzijds, in de VSA zijn er na bijna 225 jaar onafhankelijkheid nog steeds geen wetten die de minderheidstalen beschermen. In Nederland is het Fries nog steeds geen nationale taal. In de Balkan werden tot voor kort minderheden vergelijkbaar met de Duitstaligen in ons land uitgemoord of gedeporteerd. Dat zulks in België nooit gebeurde en dat onze inwoners, ondanks de provocaties en dagelijkse opruiende, nationalistische taal van politici uit alle partijen zich zo bewonderenswaardig vreedzaam gedragen, is iets waar we terecht trots op mogen zijn. Het is niet omdat we niet kunnen erkennen dat de Nederlandstaligen in het verleden vernederingen ondergaan hebben dat we vandaag ons politiek handelen door deze historische verwijzingen moeten laten leiden.

Een laatste vraag is of decentralisatie dan niet noodzakelijk is in een Staat. Hierop kan bevestigend geantwoord worden. Terloops gezegd is de veelgehoorde stelling dat in een unitaire Staat de regering zou vallen bij zware conflicten niet echt een valabel argument. De val van een regering is immers een volkomen democratische procedure. Overlegcomités handelen niet volgens deze procedure. Het feit dat een coalitie in een deelregering niet k�*n vallen, ook als ze dat zou moeten, en de federale niet moet vallen, ook als ze k�*n, geeft nog meer gewicht aan deze stelling. Men mag tenslotte decentralisatie niet verwarren met federalisme. De heersende begripsverwarring tussen deze twee termen wordt vaak bewust in stand gehouden. Federalisme impliceert dat de deelstaten exclusieve bevoegdheden hebben. In een gedecentraliseerde Staat vervullen de ondergeschikte entiteiten (provincies en steden) de rol van uitvoerder van de kaderwetten van de Staat. Het verschil met provinciaal federalisme is overigens klein. In zulk een systeem zouden de provincies gewoon exclusieve competenties verkrijgen. Zij kunnen alleszins zelf ook wetten uitvaardigen. Deze zijn echter ondergeschikt aan de nationale wetgeving. Deze voogdij van de nationale overheid impliceert echter geenszins dat deze steeds moet tussenkomen in provinciale aangelegenheden. Dit dient enkel te gebeuren wanneer het staatsevenwicht bedreigd wordt. België was een gematigd gedecentraliseerde unitaire staat, de huidige gewesten zijn neocentralistische, gedefedereerde entiteiten.

Het tweekamerstelsel kan zodanig aangepast worden dat het beantwoordt aan de noden van deze staatsstructuur. Zo kan de Senaat evenredig worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de provincies (via provinciale kieskringen) en kan de Kamer van volksvertegenwoordigers de Belgische burgers vertegenwoordigt (via een nationale kieskring). In die zin vallen de plannen van de huidige regering om de Senaat om te vormen tot een Assemblée der deelgebieden te betreuren. Zo’n orgaan zou de tweeledigheid-de Duitstalige Gemeenschap wordt vrijwel geheel en al over het hoofd gezien- van België nog meer bevestigen en een nieuwe spreekbuis voor regionalistische en nationalistische revendicaties worden.

Eventueel kan in een nieuw systeem aan de regionale gevoeligheden in de Belgische context tegemoet gekomen worden door de verlening van culturele autonomie aan drie of vier (met Brussel erbij) gemeenschappen. Deze kunnen dan hun bevoegdheden (taal, cultuur, onderwijs en media) uitoefenen binnen de nationale regering en de respectievelijke taalsectie van de Senaat. De mogelijke toekenning van deze bevoegdheden houdt zo de verdienste van de eerste (en beste) staatshervorming van 1970 in stand, zonder afbreuk te doen aan het unitaire karakter van de Staat. Ten slotte hoeft de herinvoering van een unitair systeem niet meteen te gebeuren, dat is gezien het totaal verziekte politieke klimaat ook onmogelijk. Het woord “unitair” alleen al is – ten onrechte trouwens – door nationalisten, regionalisten en separatisten zo bezoedeld dat een sereen debat momenteel, hoewel noodzakelijk, vrijwel onmogelijk is.

Wie in het Noorden pleit voor eenheid wordt al gauw afgedaan als een franskiljon, of, erger nog, een fantast. Dat degenen die dit zeggen zelf nagenoeg altijd pleiten voor nog méér bevoegdheden voor hun deelstaat wordt vaak over het hoofd gezien. Wie in het Zuiden pleit voor hetzelfde wordt afgedaan als een verstokt aanhanger van “La Belgique �* papa”. Degenen die dit zeggen worstelen blijkbaar met een onverwerkt schuldcomplex voor bepaalde misstanden in een verleden waarin zij soms niet eens geboren waren. Dat de grote meerderheid van de landen in de E.U. – ook het vaak geroemde Nederland en de nieuw toegetreden landen uit Oost-Europa (daarmee wil men blijkbaar wel solidair zijn)- (gedecentraliseerde) unitaire Staten zijn vertelt men er eveneens niet bij.

De keuze voor een gedecentraliseerde eenheidsstaat lijkt dan misschien op het eerste gezicht erg radicaal en ver gezocht, maar schijn bedriegt. Bij het begin van de 21 ste eeuw staan de Belgen voor de keuze tussen separatisme en unitarisme. Hopelijk worden de Belgen dan ook eens –eindelijk!- geconsulteerd over welke staatsvorm ze in feite willen. Het bindend referendum lijkt hiertoe het meest geschikte instrument. Het huidige (con)federalisme heeft alleszins niet gewerkt en is volslagen achterhaald. Het valt af te wachten of binnen een decennium nog één politicus het huidige federalisme zal verdedigen.

Laten we toch niet vergeten dat een kleine veertig jaar geleden zogenaamde federalisten “incivieken” waren en dat vandaag zowat alle Vlaamse partijen voorstander zijn van een autonomie die zo ver gaat dat de Belgische Staat compleet overbodig wordt. De in 1999 door het Vlaams Parlement goedgekeurde resoluties en het jongste Vlaamse regeerakkoord bepalen immers dat in een tweeledige staatsstructuur (Brussel verliest in die optiek haar Geweststatus) Vlaanderen meer fiscale autonomie moet genieten, een eigen personenbelasting gezondheidszorg, kinderbijslagen, ziekteverzekering, sociale akkoorden, trekkingsrechten, verkeersreglementering, telecommunicatie, Rekenhof, jeugdsanctierecht, rampenfonds, kadaster, spoorwegen, (de) luchthaven (van Zaventem) enz. moet krijgen. Bovendien zouden de Belgische zetels in het EP voor de regionale bevoegdheden gesplitst moeten worden (split vote). Dat België dan in feite ophoudt te bestaan zegt men er niet bij, omdat alle partijen – het Vlaams Blok (en dan nog) en de N-VA uitgezonderd- goed weten dat hun electoraat hier geen voorstander van is. Net zoals geen enkele betrokken NGO ontwikkelingssamenwerking wilde splitsen, net zoals 80% van de bedrijven voor een federale buitenlandse handel was en net zoals alle vakbonden tegen een gehele of gedeeltelijke splitsing van de SZ zijn.

Dat zowat alle Franstalige partijen voorlopig neen zeggen tegen een nieuwe staatshervorming is – meestal – een houding die niet is ingegeven door democratische gevoeligheden of Belgischgezindheid, maar door puur opportunisme. Jammer genoeg beseffen vele Belgen de ernst van de situatie niet.

De situatie is dan ook zeer complex geworden en om de Belgische staatsstructuur en –ontwikkeling te begrijpen moet men al bijna hogere studies gedaan hebben. Geen wonder dat de aversie van het politieke bedrijf zo groot is. Het kon nauwelijks verder van de bevolking afstaan. Dat laatste beweren is geen bevestiging van de weerzin van la politique politicienne, maar net een oproep om het roer om te gooien. Onverwijld, als het even kan.

Bruno YAMMINE
Historicus

Paul DIRKX
Docent aan de Universiteit van Rennes

muys
21 december 2004, 19:39
ik zou het apprecieren moest u zelf antwoorden, copy pasten kan iedereen

Pieter de Coninck
23 december 2004, 23:03
En dan was er stilte.

Vlaamse Leeuw
24 december 2004, 00:46
ik zou het apprecieren moest u zelf antwoorden, copy pasten kan iedereen
Jammer genoeg gebeurt dit constant door Patriot en consoorten.