Guderian
6 februari 2005, 23:05
Beste prof. Bouckaert, wat vindt u van het onderstaande?
Het liberalisme heeft het moderne individualisme voortgebracht, waarbij het uitging van een foute antropologie, zowel vanuit beschrijvend als vanuit normatief oogpunt. Deze antropologie gaat uit van een ééndimensionele mens met 'onvervreemdbare rechten', ontleend aan een fundamenteel asociale 'natuur'. Deze abstracte mens gaat ook 'vooraf' aan iedere gemeenschap: die ontstaat pas achteraf door 'vrij' aangegane contracten met een ruilkarakter. Van deze ééndimensionele mens wordt verwacht dat hij er constant op uit is zijn eigen belang te maximaliseren door volstrekt geen rekening te houden met niet in hoeveelheid uit te drukken argumenten of met waarden die niet voortvloeien uit rationele berekening. Deze dubbele impuls tot een individualistisch gedrag en tot een louter homo economicus-perspectief gaat gepaard met een 'darwinistische' visie op het sociale leven: veralgemeende en permanente concurrentie, een nieuwe versie van de 'oorlog van allen tegen allen' met het oog 'de besten' eruit te selecteren. Maar nog afgezien van het feit dat de 'zuivere en perfecte' concurrentie een mythe is, omdat er altijd machtsverhoudingen aan voorafgaan, zegt ze helemaal niets over de waarde van wie is uitgeselecteerd: zowel het ergste als het beste kunnen eruit voortkomen. De evolutie kiest degenen, die het geschiktst zijn om te overleven, maar de mens stelt zich nu juist niet tevreden met louter overleven. Hij geeft zijn leven vorm via een hiërarchie van waarden, waartegenover het liberalisme beweert neutraal te staan.
Het liberalisme heeft het moderne individualisme voortgebracht, waarbij het uitging van een foute antropologie, zowel vanuit beschrijvend als vanuit normatief oogpunt. Deze antropologie gaat uit van een ééndimensionele mens met 'onvervreemdbare rechten', ontleend aan een fundamenteel asociale 'natuur'. Deze abstracte mens gaat ook 'vooraf' aan iedere gemeenschap: die ontstaat pas achteraf door 'vrij' aangegane contracten met een ruilkarakter. Van deze ééndimensionele mens wordt verwacht dat hij er constant op uit is zijn eigen belang te maximaliseren door volstrekt geen rekening te houden met niet in hoeveelheid uit te drukken argumenten of met waarden die niet voortvloeien uit rationele berekening. Deze dubbele impuls tot een individualistisch gedrag en tot een louter homo economicus-perspectief gaat gepaard met een 'darwinistische' visie op het sociale leven: veralgemeende en permanente concurrentie, een nieuwe versie van de 'oorlog van allen tegen allen' met het oog 'de besten' eruit te selecteren. Maar nog afgezien van het feit dat de 'zuivere en perfecte' concurrentie een mythe is, omdat er altijd machtsverhoudingen aan voorafgaan, zegt ze helemaal niets over de waarde van wie is uitgeselecteerd: zowel het ergste als het beste kunnen eruit voortkomen. De evolutie kiest degenen, die het geschiktst zijn om te overleven, maar de mens stelt zich nu juist niet tevreden met louter overleven. Hij geeft zijn leven vorm via een hiërarchie van waarden, waartegenover het liberalisme beweert neutraal te staan.