Guderian
25 augustus 2002, 13:59
De mensheid, gedefinieerd als het niet verder onderscheiden geheel van individuen waarvan het de optelsom is, duidt op een biologische categorie (de soort) of op een filosofische categorie die voortkomt uit het Westers denken. Vanuit sociaal-historisch standpunt bestaat de mens op zich niet, want behoren tot de mensheid verloopt altijd via het behoren tot een bepaalde cultuur. Deze vaststelling heeft niets te maken met relativisme. Alle mensen hebben een gemeenschappelijke menselijke natuur. Zoniet zouden ze elkaar totaal niet kunnen begrijpen. Wat ze gemeenschappelijk hebben - het behoren tot die menselijke soort - wordt echter maar concreet vaststelbaar doorheen een specifieke context. Ze delen in dezelfde verlangens, maar die krijgen altijd op verschillende wijze vaste vorm, al naar gelang van tijd en plaats. De mensheid is in deze zin een onherleidbare pluraliteit: die verscheidenheid maakt deel uit van zijn essentie.
Het individu gaat niet aan de gemeenschap vooraf. Omdat de mens een sociaal dier is, kan het bestaan van het individu abstract onderscheiden maar niet concreet gescheiden worden van zijn behoren tot gemeenschappen. Het leven van een mens neemt een aanvang en speelt zich onvermijdelijk af in een context die aan ieder oordeel van mensen en groepen over ons bestaan voorafgaat. Dit gegeven is niet minder waar voor degenen die de gemeenschappen waarin ze geboren worden en waartoe ze behoren zeer kritisch beoordelen. Deze context geeft vorm en richting aan hun verlangens en hun doelstellingen : er bestaan in de werkelijke wereld slechts personen in concrete situaties.
Biologische verschillen krijgen pas betekenis in verwijzing naar culturele en sociale gegevens. De mens is van nature ingebed in een cultureel register : als eenmalig wezen is hij een eeuwige grensganger tussen het universele (zijn soort) en het particuliere (iedere cultuur, ieder tijdperk). Cultuurverschillen berusten noch op zinsbegoocheling noch zijn ze de uitkomst van tijdelijke of toevallige kenmerken van secundair belang. Culturen hebben altijd en allemaal hun eigen "zwaartepunt" (Herder) : verschillende culturen geven verschillende antwoorden op de wezenlijke vragen. Daarom komt elke poging om ze één te maken neer op de vernietiging ervan. De gedachte dat er een absoluut geldende, wereldomvattende, eeuwige wet zou bestaan, waarop men zich in laatste instantie zou kunnen beroepen ter vaststelling van onze morele, godsdienstige of politieke keuzes blijkt dus ongefundeerd te zijn. Dit idee ligt ten grondslag aan elk totalitair denken.
Het individu gaat niet aan de gemeenschap vooraf. Omdat de mens een sociaal dier is, kan het bestaan van het individu abstract onderscheiden maar niet concreet gescheiden worden van zijn behoren tot gemeenschappen. Het leven van een mens neemt een aanvang en speelt zich onvermijdelijk af in een context die aan ieder oordeel van mensen en groepen over ons bestaan voorafgaat. Dit gegeven is niet minder waar voor degenen die de gemeenschappen waarin ze geboren worden en waartoe ze behoren zeer kritisch beoordelen. Deze context geeft vorm en richting aan hun verlangens en hun doelstellingen : er bestaan in de werkelijke wereld slechts personen in concrete situaties.
Biologische verschillen krijgen pas betekenis in verwijzing naar culturele en sociale gegevens. De mens is van nature ingebed in een cultureel register : als eenmalig wezen is hij een eeuwige grensganger tussen het universele (zijn soort) en het particuliere (iedere cultuur, ieder tijdperk). Cultuurverschillen berusten noch op zinsbegoocheling noch zijn ze de uitkomst van tijdelijke of toevallige kenmerken van secundair belang. Culturen hebben altijd en allemaal hun eigen "zwaartepunt" (Herder) : verschillende culturen geven verschillende antwoorden op de wezenlijke vragen. Daarom komt elke poging om ze één te maken neer op de vernietiging ervan. De gedachte dat er een absoluut geldende, wereldomvattende, eeuwige wet zou bestaan, waarop men zich in laatste instantie zou kunnen beroepen ter vaststelling van onze morele, godsdienstige of politieke keuzes blijkt dus ongefundeerd te zijn. Dit idee ligt ten grondslag aan elk totalitair denken.