quercus |
18 november 2017 11:46 |
Brussel: Franstalige blaaskaken en Vlaamse slijmerds.
Het Brussels betonblok
In de Tijd van dit weekend staat een beschouwing over het Brussels probleem van de hand van Rik Van Cauwelaert. Hij windt er geen doekjes rond. Absoluut het lezen waard.
Citaat:
Traag maar gestaag zakt de Brusselse soufflé in elkaar. Zowel de stad Brussel als het Hoofdstedelijk Gewest teert op andermans geld en wordt bestuurd door afdankers van de grote partijen.
Die betonblokken! Niet aan gedacht. Vorige zaterdag kwam het in Brussel tot rellen met lokale allochtone jongeren die hardhandig de kwalificatie van Marokko voor de eindronde van de wereldbeker voetbal vierden. Manoeuvrerend om de muitende jongerenmassa onder controle te krijgen stootten de politieauto’s plots op de eigen betonblokken. Die werden destijds op last van de stad aangelegd om de veelbesproken voetgangerszone op de Lemonnierlaan af te sluiten voor mogelijke terreurtrucks. Gebruikmakend van het geaarzel van de politie stoven de jongeren naar de Anneessensbuurt, waar ze ongehinderd vernielingen en plunderingen aanrichtten in de winkels. Voor enkele handelaars was de schade niet te overzien.
De verantwoordelijke politieofficier van wacht bleek tijdens de rellen gewoon thuis te zitten. Burgemeester Philippe Close (PS), de eerste verantwoordelijke voor de veiligheid in zijn stad, vertoefde ontspannen in Parijs voor de rugby-interland Frankrijk-Nieuw-Zeeland. Omdat de binnenstad in rep en roer stond, probeerden de dakloze vluchtelingen en hun kinderen, die doorgaans de nacht in de openlucht doorbrengen tegenover het Hotel Le Plaza langs de Adolphe Maxlaan, niet in slaap te vallen, bang dat hun spullen zouden worden gestolen.
Zondagochtenden zijn in Brussel bijzonder mistroostig. Maar zelden zo mistroostig als na de nachtelijke rellen van vorige zaterdag. Het alweer rondschuiven van excuses en blaam naderhand klonk de Brusselaars vertrouwd in de oren. Met een zekere gelatenheid zien zij de Brusselse soufflé traag maar gestaag in elkaar zakken. Zowel Brussel-stad als het Hoofdstedelijk Gewest teert op andermans geld en wordt door afdragers van de grote partijen bestuurd als was het een zelfbedieningszaak.
Het Brussels Gewest, met iets meer dan 1,4 miljoen inwoners, is de regio met het grootste aantal beleidsniveaus: 19 gemeenten, een regionale regering, twee gemeenschappen, drie gemeenschapscommissies, een gouverneur en een vicegouverneur. In Brussel heet zo’n gouverneur ‘hoge ambtenaar van het Brussels arrondissement’. Hij is bevoegd voor - u gelooft het niet - ‘de civiele veiligheid, de coördinatie van de veiligheid en de harmonisering van de politiereglementen van de Brusselse politiezones’. Voor die moeilijke taak beschikt de hoge ambtenaar van het Brussels arrondissement, mevrouw Viviane Scholliers-Ndaya, over een ambtsresidentie, zoals elke gouverneur, maar ook over een staf van een twintigtal medewerkers.
700 gemeenteraadsleden
De 19 Brusselse gemeenten tellen samen net geen 700 gemeenteraadsleden. Sommigen onder hen bezetten ook een van de 89 zetels in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, waar ze eigenlijk zichzelf controleren. Die 89 Brusselse Parlementsleden maken ook deel uit of van de Vlaamse of van de Franstalige Gemeenschapscommissie. Zetelen doen ze allemaal in de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Boven dat alles troont de Brusselse regering, een schepencollege met overbetaalde ministeriële ambities. En dan hebben we het nog niet over de aanzwellende ambtenarij die zich rond deze instellingen heeft genesteld.
Alsof dat alles niet volstond, heeft ook de federale overheid een vinger in de Brusselse pap, via Beliris, waar nu de plak wordt gezwaaid door vicepremier Didier Reynders (MR). Beliris, dat zo’n honderd werknemers telt, is een overlegplatform waar vier federale ministers en evenveel gewestministers elkaar ontmoeten om er de internationale en hoofdstedelijke rol en uitstraling van Brussel vorm te geven. En vooral om die te financieren. Beliris is een van die ondergrondse kanalen waarlangs federaal geld naar Brussel wordt gedraineerd. Want dat men die internationale en hoofdstedelijk uitstraling bijzonder ruim interpreteert, blijkt uit de diverse projecten die met het federale geld - zo’n 130 miljoen per jaar - werden betaald. In het verleden werd met Beliris-geld het voetbalstadion van Crossing Schaarbeek opgekalefaterd. Het zwembad van Ganshoren werd verbouwd voor maar liefst 6,5 miljoen euro. In Sint-Gillis kregen de Turkse baden in het Victor Boin-zwembad een eveneens doortastende opfrisbeurt. En naast het Justitiepaleis werd de zogeheten Poelaert-lift geïnstalleerd. Kennelijk kreeg dit soort gemeentelijke projecten - u kunt ze allemaal terugvinden op de website van Beliris - voorrang op het onderhoud van het netwerk van verkeerstunnels, waarvan er enkele de jongste jaren letterlijk op instorten stonden.
Dat Beliris-geld bleek niet te volstaan. De zesde staatshervorming legde er nog eens honderden miljoenen bovenop in de vorm van allerhande compensaties. Die kunnen tegen 2030 oplopen tot 1 miljard euro extra. Brussel is een betonblok aan het been van een steeds armlastiger federale overheid.
Het hoofdstedelijk gebied is één grote financiële farce, waar voorlopig alleen de lokale vastgoedmogols hun voordeel mee doen. Als het op armoedebestrijding, de hulp aan daklozen en zelfs een ernstige ondersteuning van de plaatselijke onderwijsinstellingen aankomt, geven de gemeenten niet thuis en blijken ze bij het hoofdstedelijk gewest plots hardhorig. De Europese wijken daarentegen worden op de minste van hun wenken bediend, vaak ten koste van de bewoners. Andere, volksere buurten blijven verkommeren en worden aan hun lot overgelaten. Dat Molenbeek een probleemgebied werd, en Sint-Joost-ten-Node een armoedeval, is echt geen toeval.
De kritiek vanuit Vlaanderen op Brussel is overigens ongepast. De Vlaamse partijen dragen hun deel van de verantwoordelijkheid voor het schabouwelijke bestuur van het hoofdstedelijke gebied. Zij hebben in Brussel alle kansen gemist om deze regio tenminste gedeeltelijk terug te winnen. De afgelopen decennia hebben zij zich vooral aangeschurkt tegen de Franstalige politieke satrapen, om toch maar te kunnen delen in het manna dat over het hoofdstedelijk gewest wordt uitgestrooid. Ronduit gênant is de manier waarop sommige Vlaamse politici meestappen in de megalomane vastgoedplannen rond het nieuwe voetbalstadion op de Heizel-site. De bouw daarvan dreigt neer te komen op een regelrechte overval op de hoofdstedelijke financies.
Provincialisme
Brussel, dat zich graag Europese allures aanmeet maar nooit zijn provincialisme kon afschudden, heeft echt wel andere prioriteiten. Dat is nog maar eens gebleken met de rellen van vorige zaterdag, die woensdag werden overgedaan op en rond het Muntplein. Al jaren kampt het hoofdstedelijk gebied met een torenhoge jeugdwerkloosheid, met toenemende armoede en met een verkrotting van zijn infrastructuur.
Er bestaan geen 65 oplossingen om die problemen uit de wereld te helpen. Alleen een opgelegde fusie van de 19 Brusselse gemeenten en het onder federaal toezicht plaatsen van de stadsregio bieden een uitkomst voor de Brusselse bevolking, waar tot nu toe niemand rekening mee lijkt te houden. Sommige Brusselse gemeenten worden niet of slordig bestuurd. Men improviseert. De aanleg van de voetgangerszone is een pijnlijk voorbeeld van die improvisatie. Intussen kwijnen de armste gemeenten in het hoofdstedelijk gebied verder weg. Dat laatste hebben de Brusselaars goed begrepen. Een groot deel van de inwoners doet niet eens de moeite om te gaan stemmen. In Brussel-stad daagde amper 40 procent van de inwoners op voor de jongste gemeenteraadsverkiezingen, in Sint-Joost-ten-Node nauwelijks 38 procent. Wegblijven uit het stemlokaal is voor de Brusselaars een vorm van civisme.
|
Bron: De Tijd 18/11/2017
|