Ezechiel 8
En Hij bracht mij naar de ingang van de poort van het huis van de HEERE, die naar het noorden ligt. En zie, daar zaten vrouwen die de Tammuz beweenden.
Toen zei Hij tegen mij: Hebt u dit gezien, mensenkind? U zult nog grotere gruweldaden zien dan deze.
En Hij bracht mij naar de binnenste voorhof van het huis van de HEERE. En zie, bij de ingang van de tempel van de HEERE, tussen het voorportaal en het altaar, ongeveer vijfentwintig mannen, met hun rug naar de tempel van de HEERE, en hun gezichten naar het oosten, zij bogen zich neer naar het oosten, voor de zon.
En Hij zei tegen mij: Hebt u dit gezien, mensenkind? Is het voor het huis van Juda niet genoeg dat zij de gruweldaden doen die zij hier doen? Want zij hebben het land vervuld met geweld en keren zich voortdurend af, om Mij tot toorn te verwekken. Zie, zij steken de tak naar hun neus.
Daarom zal Ik ook handelen in grimmigheid. Mijn oog zal niet verschonen, en Ik zal geen medelijden hebben. Al roepen zij met luide stem in Mijn oren, toch zal Ik niet naar hen luisteren.
__________________
Zie, Ik heb u alles van tevoren gezegd!
|