Sappho tussen twee vrouwen. Detail van Attisch roodfigurige hydria, ca. 440-420 v. Chr. Vindplaats Vari.
Athene, Nat. Mus. 1260.
Sappho, dichteres, Grieks.
Vertaling: Paul Claes
1. Ode aan Aphrodite.
Fonkeltronige onsterfelijke Aphrodite,
listenvlechtend kind van Zeus, ik bid u,
overweldig niet met kwelling en kommer
mijn hart, almachtige,
maar kom hierheen zoals in vroeger tijd,
toen u mijn stem van ver vernam en
mij verhoorde en het gouden verblijf
van uw vader verliet
op uw wagenspan. Sierlijk voerden
snelle mussen u met fladderende vleugels
over de donkere aarde uit de hemel neer
door de dampkring.
Snel waren zij hier. En u, zalige, gleed
een glimlach over het goddelijk gelaat
toen u vroeg wat mij nu weer bedroefde,
en wat ik nu weer riep,
en wat mijn uitzinnig hart het vurigst
verlangde: ‘Wie moet ik ertoe brengen
jou opnieuw haar liefde te schenken? Wie,
Sappho, doet je onrecht?
Ontvlucht ze je, spoedig volgt ze jou,
wil ze geen geschenken, ze geeft er zelf,
bemint ze je niet, spoedig bemint ze jou
tegen haar eigen wil...’
----------
De kunstenaars van Hydra beschilderden vasen en die werden geglazuurd.
Ze gebruikten mythen en gedichten als onderwerp. Na bijna 3000 jaar ziet het er nog prachtig uit. Veel is bewaard gebleven onder de as van vulkaanuitbarstingen en als grafgift.