Los bericht bekijken
Oud 15 januari 2007, 11:10   #1
IlluSionS667
Banneling
 
 
IlluSionS667's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 15 juni 2004
Berichten: 2.922
Standaard Over 'Moffenmeiden', zwarten en collaborateurs

Wat meer informatie over de verschrikkelijke repressie van 1945 vind je in volgend artikel, afkomstig van de website verzet.org. Deze website is allesbehalve een voorstander van de collaboratie. De werkelijkheid was dus waarschijnlijk nog erger, al lijkt mij dat al moeilijk.....



Over 'Moffenmeiden', zwarten en collaborateurs
De tijd der verschrikkingen



Zodra de Duitsers vertrokken waren, kwamen de mensen naar buiten om te feesten maar ook de jarenlange opgekropte haat kwam eruit. Vermits er nagenoeg niemand overbleef om de orde te handhaven, zelfs vele mensen die er de laatste dagen en weken plotseling allemaal zich lid van het verzet noemden, schuimden de straten en de huizen af op zoek naar zwarten op wie ze hun woede konden botvieren.

Ze beukten de deuren van de collabo's in, sloegen alles kort en klein. Ze gooiden de meubelen en boeken door de vensters op straat en staken alles in brand, maar ook veel werd gewoon gestolen. Vrouwen die thuis achtergebleven waren werden dikwijls zwaar aangepakt. Als ze 'geluk' hadden, moesten ze enkel het gekende 'ritueel' ondergaan: kaalgeschoren worden en beklad met hakenkruizen. Na die ene dag zouden ze verder met gerust gelaten worden en verder een normaal leven kunnen leiden. Maar elders waren echte sadisten aan het werk.



Zo werd de leidster van de Dietse Meisjesscharen van Zoutleeuw kaalgeschoren en daarna werd haar met hete pek hakenkruizen op haar hoofd gebrand. Van ellende heeft ze later zelfmoord gepleegd. In Bree werd bij een 15-jarig DM-meisje bij haar aanhouding de borsten doorboord met gloeiende priemen en werd ze acht keer verkracht. Haar vader die in bedwang werd gehouden met een machinegeweer, moest machteloos toezien.

Bij sommige DM-meisjes werden brandende sigaretten uitgedrukt op hun borsten of naalden onder hun nagels gestoken. Een zwangere vrouw werd op een tafel vastgebonden en met een matrak afgeranseld tot ze stierf. Een andere acht maanden zwangere vrouw werd door dronken verzetsleden mishandeld, verkracht en aan zwarte Amerikaanse soldaten afgeleverd. Ze overleed later in het ziekenhuis. De lijst van mensonterende vernederingen en martelingen is eindeloos.

In de gevangenissen en in de haastig opgerichte kampen gingen de mishandelingen verder. De gevangenen moesten uren met de armen in de hoogte staan, gaan liggen in een doodskist die dan werd dichtgenageld. Sommige gevangenen werden verplicht elkaar tot bloedens toe te slaan. Mannen werden verplicht hun eigen uitwerpselen op te eten, zich voort te bewegen als dieren, te blaffen en te wateren in houding zoals honden.

Vrouwelijke gevangenen, dikwijls meisjes van 17 of 18 jaar oud, kregen het hard te verduren. Tepels werden met sigaretten verbrand en allerlei voorwerpen, zoals geweerlopen, werden in het geslachtsdeel gestoken. Een ander meisje kreeg een prop in de mond, werd met geweld op een bed neergeduwd en verkracht, terwijl drie andere 'verzetsleden' haar benen en armen vasthielden.

De verkrachting werd daarna nog eens door drie anderen overgedaan. In Hasselt werden twee meisjes onder bedreiging van machinegeweren aan Amerikaanse soldaten 'aangeboden'. Eén meisje werd door negen en het andere door elf Amerikaanse soldaten verkracht.

Ook berucht was het interneringskamp in de Wollestraat in Gent waar op zeker ogenblik 4.500 mannen en 1.500 vrouwen zaten opgesloten. Op het middenplein stond een hondenhok waar een SS'r in lag. Om het kwartier moest hij blaffen en water uit het bakje oplikken, net als een hond. Ook in de kampen van Lokeren en Beverlo ging het er nagenoeg hetzelfde aan toe.

mei 1945: 2de golf van de Volksrepressie over het land

Wanneer de geallieerden in 1945 de concentratiekampen ontdekken en met ontzetting de gruwelijke realiteit van de gevolgen van de nazi-ideologie ontdekken, dringt deze verschrikking korte tijd later ook door tot de wereldopinie. Wanneer de uitgemergelde en uitgehongerde overlevenden van de kampen stilaan terugkeren naar ons land slaan andermaal de stoppen door bij een deel van de bevolking.

Bij de bevrijding in september 44 was de straatrepressie onvermijdelijk geweest omdat de overheid toen niet bij machte was om in te grijpen. In mei 45 had zij die macht wel degelijk maar faalde om de toestand te controleren of greep veel te laat in.

Eveneens Breendonk waar de laatste gevangenen door de nazi's op 31 augustus '44 naar de concentratiekampen werden afgevoerd, werd tijdens de repressie terug in gebruik genomen, deze keer om er de incivieken in op te sluiten. In 'Breendonk 2' zoals het tegenwoordig wordt herinnerd, ging het er bijzonder erg aan toe. Slagen, verkrachtingen en schijnterechtstellingen blijken aan de orde te zijn geweest. Sommige vrouwen prostitueerden zich om maar beter behandeld te worden.

Martha Clement, die verpleegster was geweest bij de DRK (Duitse Rode Kruis), werd zwaar aangepakt toen ze voor verhoor bij de krijgsauditeur moest. Ze werd tussen twee hagen van vier, vijf rijen uitzinnige mensen gestuurd die gewapend waren met messen, stokken, ijzeren staven en emmers pek en die sloegen waar ze haar maar raken konden. Aan het einde van de haag had Clement geen kleren meer aan haar lichaam, haar hoofdhaar was afgesneden, rug en armen met hakenkruizen beklad. Vervolgens werd zij naakt op haar rug en dan omgekeerd op haar buik en borsten een paar keer door een grintweg getrokken. Eens binnen werden brandende sigaretten op haar armen uitgeduwd en werd op dezelfde wijze een hakenkruis op haar linkerborst ingebrand. Tenslotte werden potten inkt over haar hoofd uitgegoten.

Zelfs de kranten keurden nauwelijks deze baldadigheden af. Titels zoals "Gerechtigheid. Geen genade. Alle verraders moeten onschadelijk worden gemaakt. Aan de families van de verraders moet de bevoorrading ontzegd worden. We moeten ze in concentratiekampen steken. We moeten ze hun burgerrechten afnemen." De Gazet van Antwerpen van 9 september '44 titelde: "De verraders in de leeuwenkooi? Wat is daar verkeerd aan."

Niettegenstaande ook een aantal leden van het verzet betrokken was, waren er ook veel die mensen, bezittingen en goederen beschermde. Verzetsleiders trachten zo goed het kon om orde op zaken te stellen. Maar in het algemeen was het verzet zwaar geschokt wanneer de omvang van de volksrepressie bekend werd.

De verzetsgroep de Witte Brigade van Marcel Louette voegde na de bevrijding in september 1944 de naam Fidelio toe aan de Witte Brigade. Fidelio was de schuilnaam van Marcel Louette. In de volksmond gebruikte tijdens de bezetting de bevolking de naam Witte Brigade voor alle verzetsgroepen en met deze naamsverandering wilde de groep zich distantiëren van de wreedheden begaan door 'zogezegde' verzetslui die zich als leden van de Witte Brigade voordeden tijdens de wilde repressie kort na de bevrijding. Sommige personen deden huiszoekingen ‘in naam van de Witte Brigade’, terwijl ze alleen op revanche uit waren, of erop uit waren zichzelf te verrijken. De echte Witte Brigade, groep Fidelio, kon niets anders dan zich uitdrukkelijk distantiëren van deze ‘huiszoekers'.

De Repressie en Epuratie

In de eerste maanden na de bevrijding had de Belgische regering te kampen met een overvloed aan problemen. Zo moest tegelijkertijd de oorlog tegen Duitsland verder gezet worden, en het Ardennenoffensief van december 1994 bewees dat een nieuwe bezetting van België een reeël gevaar was. Tijdens het Ardennenoffensief sneuvelden nog eens 2.500 Belgen. Bovendien was ons land vanaf 7 oktober 1944 tot en met 30 maart 1945 in de ban van de V-bommenterreur waarbij ongeveer 6.500 Belgen omkwamen.

Ze moest ook trachten het verzet in toom te houden en dat zou nog tot hoge spanningen leiden toen op 13 november 1944 de regering besliste om het verzet algeheel te ontwapenen. Daarnaast moest de bevoorrading terug georganiseerd worden, de economie heropstarten en last but not least: de collaborateurs berechten en bestraffen. De repressie verliep dan aanvankelijk zeer chaotisch.

Wie werd veroordeeld tijdens de eerste twaalf maanden na de bevrijding daarvoor was de repressie uitermate hard. Pas in de zomer van 1945 begon zich alles terug te normaliseren. Een Oostfronter die in oktober 1944 voor de rechter kwam, kreeg de doodstraf en 10 Oostfronters werden ook daadwerkelijk terechtgesteld.

Een jaar later, in november 1945 kreeg hij voor hetzelfde misdrijf een gevangenisstraf van minimum vijf jaar. De willekeur die in het begin van toepassing was en voor velen terecht onrechtvaardig overkwam noopte de regering om vanaf 1946 noodzakelijk correcties in de veroordelingen door te voeren: er werd op grote schaal gebruik gemaakt van genademaatregelen, vervroegde vrijlating en eerherstel.

Enkele cijfers

In vergelijking met de bestraffing van het activisme is de afrekening met de collaborateurs na de tweede Duitse bezetting veel ingrijpender. Tegen meer dan 400.000 personen werd een onderzoek gevoerd naar daden van collaboratie. Het leidt tot meer dan 57.000 strafrechtzaken en bijna 56.000 veroordelingen. Voor ongeveer 2.900 veroordeelden is de doodstraf het verdict en 242 sterven effectief voor een executiepeloton.

In feite is het werkelijke cijfer 237 want er waren ook 5 buitenlanders bij zoals bv de kampcommandant van Breendonk, Sturmbannführer Philip Schmitt die in 1950 werd terechtgesteld. Van de 237 terechtgestelde collaborateurs waren er 115 Nederlandstaligen (=48%) en 122 Franstaligen.

Bij de Vlamingen waren de bekendste geëxcuteerde collaborateurs Dr. August Borms (12 april 1946 in Elsene), Irma Laplasse (30 mei 1945 in Brugge), Leo Vindevogel (25 september 1945 in Gent), Karel De Feyter, Stefan Laureys, Theo Brouns en Marcel Engelen. Dom Modest Van Assche werd aangehouden op beschuldiging van verraad van twee broeders en stierf tijdens zijn gevangenschap in het Sint Jans Hospitaal te Brugge op 30 oktober 1945. Onder de terechtgestelde collaborateurs bevonden zich ook elf kampbeulen van Breendonk die na een geruchtmakend proces tussen 16 en 17 april 1947 in het openbaar werden gefusilleerd.

Ongeveer 20 tot maximaal 100 mensen stierven tijdens de 'straatrepressie' van september 1944 en mei 1945. Ongeveer 1.100 echte of vermeende collaborateurs werden door leden van het Verzet tijdens de oorlogsjaren omgebracht. En naar schatting 4.500 collaborateurs (3.000 Vlamingen en 1.500 Franstaligen) sneuvelden of werden als vermist opgegeven aan het Oostfront. Meer dan duizend collaborateurs konden aan hun vervolging ontsnappen door naar het buitenland te vluchten, vooral dan naar Zuid-Amerika.

De anderen krijgen een gevangenisstraf van diverse lengte, meer dan de helft een correctionele straf van minder dan 5 jaar. Dankzij een gratiebeleid gericht op strafvermindering zitten in 1950 nog maar ca. 2500 veroordeelde collaborateurs vast. Daarnaast verliezen zo’n 40.000 Belgen hun burgerlijke rechten (o.m. stemrecht), terwijl ze vaak ook economisch en sociaal worden gemarginaliseerd door boetes en ontslagen.

Honderdduizenden Belgen zijn zo op de één of de andere manier voorwerp van de naoorlogse zuiveringen, Franstaligen zowel als Vlamingen. Deze repressie is niet anti-Vlaams in de zin dat ze Nederlandstaligen vaker en harder treft. Wel worden relatief veel Vlaamsgezinden getroffen, enerzijds omdat een belangrijk deel van de Vlaamse Beweging collaboreerde, anderzijds omdat de omvang van de zuiveringen en de sfeer waarin ze verliepen tot ontsporingen leidt, waardoor sommigen ten onrechte het stigma van de collaboratie moeten dragen.

In 1961 (de Wet Vermeylen) werd beslist dat alle collaborateurs die spijt betuigden over hun oorlogsverleden hun sociale rechten konden terugkrijgen. Ook alle veroordeelden die minder dan drie jaar in de gevangenis hadden doorgebracht (in totaal waren dat 20.652 personen) kregen automatisch hun burgerrechten terug.
IlluSionS667 is offline   Met citaat antwoorden