136 - een derde ring
en wat Alberich dacht
was of hij soms geen
derde ring zou moeten smeden
om de vloek van de tweede ring
ongedaan te maken
en hij toog onmiddellijk
aan het werk
geheel en al bezeten
van deze nieuwe idee
maar wat hij ook zwoegde
hij kreeg het niet voor elkaar
het was alsof het gloeiende
metaal zich niet wilde laten buigen
en een eigen leven leidde
steeds maar weer recht
op de staan
en zich te strekken
onder zijn hamerslagen
en Alberich
van woeste nijd
zich op de vingers sloeg
en als een ketter begon te vloeken
en het vuur nog hoger begon op te laaien
als om hem te willen verbranden
in zijn eigen woedend zijn
|