Los bericht bekijken
Oud 7 september 2002, 10:58   #41
Supe®Staaf
Secretaris-Generaal VN
 
Supe®Staaf's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 19 juni 2002
Berichten: 43.125
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Jos Verhulst
Wat is eigenlijk de grond om bv. het katholicisme als een niet-volksvreemde godsdienst te beschouwen? In de 16de eeuw kwam in de Nederlanden een protestantse strekking op. Het katholicisme werd hier vanuit het buitenland met bloedig geweld gehandhaafd of heringevoerd door de 'volksvreemde' Alva, wat bezegeld werd toen de al even 'volksvreemde' hertog van Parma in 1585 Antwerpen innam en schitterende 'volkseigen' geesten als van der Noot en Marnix van St. Aldegonde de wijk moesten nemen. Dat betekent niet dat de beeldenstormers zo'n fantastische kerels waren, maar zij moesten tenminste niet vanuit het 'volksvreemde' Spanje worden ingevoerd.

Het onderscheid tussen 'volksvreemde' en 'niet-volksvreemde' godsdiensten is absurd. Wat we nodig hebben is niet een officieel onderscheid tussen 'goede' en 'slechte', of 'volkseigen' en 'volksvreemde' godsdiensten, maar een radicale scheiding tussen kerk en staat. De financiering van alle 'goede' godsdiensten (de 'erkende erediensten') moet stoppen, en de vervolging van alle 'slechte' godsdiensten (die dan 'sekten' worden genoemd) moet eveneens ophouden. De staat moet zich met godsdienst an sich gewoon niet bemoeien. Sommige godsdiensten toelaten, en andere verbieden, zoals Guderian voorstelt, is in letterlijke zin fascisme: het van hogerhand tot één bundel maken van individuen. Dat strookt natuurlijk met de hele ideologie die hij voorstelt, en die het individu onder de 'gemeenschap' plaatst (een visie die m.i. tot logische inconsistenties, maar vooral tot eindeloos veel leed moet voeren).

Hieronder een artikel dat ik enkele jaren geleden over dit onderwerp schreef.

-----------
[size=2]
VOOR ECHTE GODSDIENSTVRIJHEID (feb.1999)


Teoloog Rik Torfs stelt zich in De Morgen (13-2-1999) enkele vragen over de verhouding tussen kerk en staat. Hij vindt dat de staat wel degelijk de kerken dient te steunen: "Critici zouden (...) kunnen inbrengen dat godsdienst uitsluitend een privézaak is en dus geen staatssteun verdient. Dat was trouwens vaak de opvatting in de jaren zeventig en tachtig. Een vergissing, zoals uit de huidige belangstelling van politiek en media blijkt (...)Waarom zou een overheid die de bouw van voetbalstadions financiert de godsdienst in de kou laten staan?".

Je kan Torfs' stuk zelf lezen: verdere argumenten voor de openbare financiering van godsdienst komen er niet. Het is waar dat de staat voetbalstadions meebetaalt. Maar Torfs toont helemaal niet aan waarom de bouw van voetbalstadions inderdaad tot de openbare taken behoort. Volgens mij is de subsidie van een voetbalstadion even onzinnig als de subsidie van bv. een staal- of scheepsbouwbedrijf. En welke bewijskracht heeft de 'belangstelling van media en politiek'? Mijns insziens geen enkele. Torfs argumentatie kan eigenlijk als volgt worden samengevat: "de media en de politici maken geen bezwaar, en de staat geeft nog geld weg aan andere zottigheden ook, dus moet de financiering van (sommige) kerken maar doorgaan".

Na deze indrukwekkende start kan het niet anders of Torfs komt in de problemen. Hij stelt pertinente vragen, maar geeft geen antwoorden; dat kan hij niet meer omdat zijn uitgangspunt verkeerd is.

"In hoeverre mag de overheid godsdiensten in een keurslijf dwingen als voorwaarde om steun te verlenen?" Torfs stelt deze vraag in verband met de vaudeville rond de verkiezing van de moslimraad, waar een reeks kandidaten werd gewraakt, mensen met blanco strafregister doch (volgens de staatsveiligheid) behept met fundamentalistische neigingen. De hele verkiezing van die moslimraad is trouwens een absurde zaak: een grote meerderheid van de moslims heeft sowieso al niet willen meedoen, omdat ze het opgelegde keurslijf niet accepteerden. En het geld dat de staat binnenkort aan de moslims zal geven, zal toch bij allerhande mensen terechtkomen die , in elk geval volgens de normen van de staatsveiligheid, als fundamentalistisch moeten gebrandmerkt worden. De vraag die Torfs stelt is onbeantwoordbaar omdat het uitgangspunt (namelijk dat er überhaupt staatssteun voor godsdienst moet zijn) reeds verkeerd is. Eens het principe van staatssteun aan religies wordt aanvaard, moet je wel criteria voor die steun gaan invoeren, en moet de staat zich dus wel gaan bezighouden met het afwegen van het ideeëngoed der kerken.

Torfs vraagt: "In hoeverre mag financiering van religies afhangen van de kwaliteit van hun gedachtengoed? Hoe deviant mag een godsdienst zijn wil hij aanspraak maken op overheidsgeld? Hoeveel tegenspraak is de staat bereid te fiancieren? In hoeverre moeten religies de mensenrechten laten respecteren, in de wetenschap dat godsdienstvrijheid zelf ook een mensenrecht is?". Welnu, al deze vragen zijn in wezen onbeantwoordbaar, omdat men het principe van scheiding tussen kerk en staat opgeeft. De rechtsstaat heeft met de wereld van overtuigingen, opinie- en waardenvorming niets, maar dan ook niets te zien. Integendeel, de staat en zijn wetten zijn het product van het voortdurend evoluerende denk- en opinieleven. Naarmate de samenleving nieuwe waarden ontwikkelt, ontstaan ook - met de nodige vertraging - nieuwe wetten en regels, waarvan de rechtstaat de belichaming vormt. Uit de chaos van het ideeën- en gedachtenleven, waaraan ook de kerken deelnemen, komen voortdurend nieuwe opvattingen en waarden te voorschijn, die tenslotte in nieuwe wetgeving uitmonden. Indien die wetgeving zich op haar beurt met het ideeën- en gedachtenleven gaat bezighouden, probeert ze hetzelfde als baron von Munchausen, die zich aan zijn eigen haar uit het moeras optrekt. De wetgeving beschikt ten gronde niet over een onafhankelijk steunpunt buiten de wereld van ideeën- en waardenvorming, van waaruit die wereld dan zou kunnen gecontrolleerd worden. Controle van de staat op het leven van waarden en ideeën zal daarom altijd neerkomen op misbruik van de staatsmacht om bepaalde ideeën met (zacht of hard) geweld op te leggen aan andersdenkenden.

Onze politieke klasse, daarin gevolgd door het grootste deel van de academici ( Torfs incluis) accepteert deze noodzakelijke inperking van de staatsrol niet. Bijna alle politici vinden dat zij het volk, waarvan zij nochtans de vertegenwoordigers heten te zijn, moeten opvoeden. Zij vinden dat de staat actief waarden en opvattingen moet propageren. Dit standpunt is niet alleen logisch incoherent ; het is ook totalitair. Democratie is gebaseerd op de principiële erkenning van de morele mondigheid van de burger. Indien men dit principe loslaat, vervalt meteen ook de grond om van een reële mandatering van de verkozen politicus te spreken (want de zogenaamd gemandateerden zouden door moreel of mentaal onbekwamen zijn verkozen). Wie vindt dat de waarden die de burger hanteert te wensen overlaat, en dat de burger door een elite vanuit de staatsmacht moet worden opgevoed (bijvoorbeeld door voor hem een reeks voorkeursgodsdiensten te selecteren), verlaat het democratisch ideaal.

In feite is het vraagstuk van de verhouding tussen kerk en staat eenvoudig: er dient helemaal geen verhouding te zijn. Wetten die de openbare orde omschrijven en voor iedereen gelden, vormen meteen ook de afbakening van het terrein waarbinnen religieze en andere organisaties zich volstrekt vrij kunnen ontplooien. Nooit kan religie ingeroepen worden om deze grenzen te overschrijden. Indien Jan-met-de-Pet zonder pet op de identiteitskaart moet worden afgebeeld (omwille van de herkenbaarheid), dan geldt dit ook voor Fatima-met-de-hoofddoek, en omgekeerd; want het argument van de herkenbaarheid is volstrekt onafhankelijk van iemands religieuse overtuiging. Idem voor enkele andere heikele punten, zoals bijvoorbeeld sluikslachting of de openbare verplichting om vacatures, ook in privé-organisaties, voor leden van beide geslachten open te stellen.

In werkelijkheid geeft de staat nooit geld aan kerken. Het gaat steeds om belastingsgeld van de burgers, dat door de staat wordt afgenomen en dan weer uitgegeven. Indien de staat geen geld geeft aan de godsdiensten, en de belastingen evenredig verlaagt, dan kunnen de burgers over dit geld vrij beschikken. Wie het wenst kan dat geld aan de kerk van zijn/haar keuze geven.

Kerken krijgen nooit geld van de staat, het geld komt altijd van de bevolking. De vraag is alleen, of dit geld direct of indirect (via de belastingen) de kerken bereikt. Voor de burgers is directe financiering interessanter: zij kunnen dan vrij bepalen of ze iets willen geven, en hoeveel. De politici en de grote kerken hebben op dit punt echter andere belangen dan de burgers. Voor de kerkelijke autoriteiten is een gegarandeerde finaciering via de staat handiger en zekerder. De staatsubsidie komt immers niet bij de volgelingen, maar direct bij de kerkelijke leiding terecht. Die leiding kan daardoor binnen haar kerk gemakkelijker autoritaire structuren in stand houden, zonder te moeten vrezen voor een betaalstaking vanwege hun aanhangers. Voor de politici betekent de openbare financiering van de godsdienst dan weer een aanzienlijke uitbreiding van hun invloedssfeer. Geen wonder dat politieke en kerkelijke autoriteiten (ook de georganiseerde vrijzinnigheid gedraagt zich in deze als een soort 'kerkje') elkaar vinden in een soort coalitie die tegen de authentieke godsdienstvrijheid is gericht.

Directe financiering door particulieren zou volstrekte en individuele vrijheid voor de burgers op religieus domein betekenen, en dat willen onze politieke machthebbers niet. Zij willen zoveel mogelijk het domein van opinievorming aan zich onderwerpen. Zij willen het onderscheid blijven maken tussen goede kerken en slechte sekten; de eersten moeten worden gefinancierd, en de tweeden moeten worden vervolgd (met de oprichting van het 'observatorium' en andere maatregelen, wordt momenteel dit vervolgingsbeleid in de steigers gezet).

De godsdienstkwestie toont zeer goed aan wat de zogenaamde 'multiculturele samenleving' eigenlijk inhoudt: het is niets anders dan een nieuwe versie van de zuilenmaatschappij, die echter niet langer is geënt op de klassieke dualiteit vrijzinnig-katholiek, maar nu een 'multi' karakter krijgt door de incorporatie van een reeks andere zuilen en zuiltjes. De multiculturele maatschappij die onze politici voor ogen staat is helemaal niet gebaseerd op verdraagzaamheid en op de grondwaarden van de Verlichting. Men streeft naar een aantal erkende zuilen, liefst godsdiensten met een autoritaire traditie of structuur, die erkend en gefinacierd worden, en die gunstvoorwaarden krijgen voor deo prichting van scholen, terwijl men tegelijk de andere, oncontroleerbare verenigingen van het sektelabel voorziet. Individuele burgers worden via de belastingen gedwongen om organisaties, die ze als obscurantistisch beschouwen maar die van de staat het label van 'erkende eredienst' bekwamen, mee te financieren. Indien diezelfde burgers eventueel een eigen religieuze of wereldbeschouwelijke vereniging willen oprichten, komen ze meteen in het schootsveld van de sektenvervolging terecht. En indien die burgers zelf een eigen schooltje voor hun kinderen willen oprichten, moeten ze aan veel zwaardere voorwaarden beantwoorden als de 'erkende' religieuse verenigingen.

Wat wij nodig hebben is niet een multiculturele, doch een kosmopolitische samenleving, gebaseerd op de waarden van de Verlichting (waaronder de scheiding tussen kerk en staat niet de minste is); een samenleving waarbinnen op alle domeinen vrije concurrentie , zonder enige vorm van staatsbemoeienis, tussen ideeën en opvattingen mogelijk is. Binnen die strijd zullen de grote waarden van de Verlichting, zoals het gelijkbeginsel en het democratisch ideaal, zich goed kunnen handhaven en zich kunnen versterken, indien de strijd maar met gelijke middelen kan gestreden worden (dus zonder financiële of wettelijke bevoordeliging van bepaalde opvattingen). Voorstanders van een kosmopolitische samenleving zullen altijd, op het niveau van de vrije ideeënvorming en waardenproductie, de democratische en egalitaire sokkel van zo'n samenleving moeten verdedigen en versterken. Want illusies moeten we ons niet maken: voor de waarden van de Verlichting moet gevochten worden, iedere dag opnieuw. Vrijheid is nooit vanzelfsprekend. Niet in de ogen van politieke machthebbers, niet in de ogen van kleine en grote kerkvorsten, en niet in de ogen van de grote kapitaalbezitters.[/size]
Knappe bijdrage, Jos.
Om kouwe rillingen van te krijgen.
Voor wie het wil afdoen als vergezocht, geef ik volgende boutade ter overweging:
Het is niet omdat je geen paranoia hebt, dat je niet achtervolgd wordt!
Supe®Staaf is offline   Met citaat antwoorden