Los bericht bekijken
Oud 1 juli 2017, 20:06   #40363
Het Oosten
Secretaris-Generaal VN
 
Het Oosten's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 28 juli 2010
Berichten: 44.808
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door edwin2 Bekijk bericht
Zowel de Vlaamse, Hollandse, Brabantse maar ook Limburgse dialecten zijn allen Nederfrankische dialecten. Dus de verschillen zijn detaillistisch te noemen. Hoe vroeger men terug gaat, des te kleiner de verschillen. Wat die Sijs doet is onzinnig.
Zo simplistisch als u het voorstelt is het allemaal niet.
Van der Sijs , Taal als mensenwerk, blz, 138 e.v.)

"De meeste overzichtswerken van de geschiedenis van de Nederlandse taal vermelden dat de Statenbijbel een duidelijk Zuid-Nederlandse inslag heeft; er wordt zelfs gesteld dat de vertaling ‘een stap in zuidelijke richting terug’ was, ’nadat Bredero een loopje had genomen met het Brabants’. Ook wordt gesteld dat wanneer er meerdere mogelijkheden zijn, ‘de zuidelijke Vlaamse maar vooral de Brabantse, variant de voorkeur kreeg, niet de noordelijke, Hollandse, en zelden de oostelijke (behalve in de keuze van zich)’. Als bewijs voor deze stelling wijst men er dan meestal op dat een groot deel, volgens sommigen ‘bijna de helft’ van het vertalerscollectief uit de Zuidelijke Nederlanden kwam. Dit argument lijkt me om een aantal redenen zwak: de Statenvertaling is een product van de Republiek waaraan de Zuidelijke Nederlanden, die onder katholiek Spaans bewind stonden, niet meewerkten, en zowel de vertalers als de revisoren waren gekozen uit alle gewesten van de Republiek. Weliswaar had van enkelen van hen de wieg in het Zuiden gestaan, maar inmiddels waren ze geaccepteerd predikant van een Noord-Nederlandse gemeente. Ze zullen de eervolle opdracht tot het vervaardigen van een vertaling niet hebben gekregen als ze slecht of regionaal Nederlands spraken. "

(Van der Sijs geeft dan de uitleg – maar nog wat uitgebreider- van de medewerkers aan de SB die ik citeerde in de vorige post-)
(…)


"Kan uit het taalgebruik opgemaakt worden of de vertalers een voorkeur hadden voor de zuidelijke of de oostelijke woorden en vormen? Slechts één onderzoeker, J. Heinsius, heeft zich met die vraag beziggehouden. Daarbij ging hij echter al uit van de veronderstelling dat de Statenbijbel ‘Vlaams-Brabantse’ eigenaardigheden vertoont. En jawel, die veronderstelling werd in zijn ogen bewaarheid. Daarbij wijst hij erop dat de Zuid-Nederlandse invloed niet hoeft samen te gaan met de herkomst van de vertalers, maar het gevolg kan zijn van het feit dat de bijbeltaal van oudsher een aantal woorden van zuidelijke herkomst bevatten. Als bewijs van zuidelijke invloed wijst hij op het gebruik van ‘ie’ in plaats van ‘uu/ui’: vyver, kiecken, (be)stieren, maar weer wel ‘duyden’. Ook de keuze voor vormen met - (e)er- in plaats van -(a)ar- in bijvoorbeeld peerden, peerlen, rechtveerdig, steerten, rechtveerdich weerdich en herte, smerre, beschouwt hij als zuidelijke invloed. In hoofdstuk 4 zal echter onder andere blijken dat geen van beide verschijnselen exclusief zuiders is; bovendien is van -e (e) – niet duidelijk hoe het werd uitgesproken (ergens tussen de e(e) en de a(a) in)."


Daar staat tegenover dat diverse Zuid-Nederlandse vormen verworpen werden ten gunste van de noordelijke vormen: in plaats van zuidelijke gebeurte, heyschen, jongste, vleysch, vremt , en betoogen, vertoogen verkoos men beurte, eischen, gunste, vleesch, vreemd en betoonen, toonen, vertoonen – veelal, en niet toevalligerwijs tot op heden de gebruikelijke vormen (in aangepaste spelling). Besem kreeg de voorkeur boven bessem, vandaar dat we nog steeds in de standaardtaal bezem bezigen. Zuidelijk optassen werd verworpen ten gunste van ophogen of ophopen. Voor vrouwelijke persoonsnamen gebruikte men uitsluitend de noordelijke vorm –esse: dinaresse, prohetesse, niet de zuidelijke vorm erse. En tot slot werd het wegvallen van een d tussen twee klinkers of het veranderen ervan in een j –wat wel als een zuidelijk verschijnsel wordt beschouwd , zie hoofstuk 4, -expliciet afgewezen: men schreef vergaderen, spoeden, verblijden, bevrijden,sieden,neerleggen, en niet vergaren, spoeyen, verbleyen, bevrijen, sien, neerleggen.

Samengevat kan de gewestelijke invloed in de Statenvertaling als volgt worden beschreven: er is geen sprake van een sterk Zuid-Nederlandse inslag, wel prefereerden de vertalers in incidentele gevallen zuidelijke vormen. Daarbij zal het gaan om allang geaccepteerde en in de schrijftaal ingeburgerde vormen, conform het uitgangspunt dat het bestaande gebruik diende te worden gerespecteerd. Ook het gebruik van gij is een keuze voor een archaïsche schrijftaalvorm en niet voor een zuidelijke vorm: de nieuwerwetse vorm jij kwam op in Holland en spreidde zich daarvandaan uit. De oude vorm bleef het langst bewaard in het Zuiden, dat door de politieke omstandigheden weinig contact had met de standaardtaal in wording. Ook de lange vormen in –e vooral opvallend in Heere , zijn archaïsmen - verkorting die begon in Holland.


___________________

(1) We hebben daar zelfs een zo goed als rechtstreeks bewijs van. In de persoon van Dirk Volkertz. Coornhert, geboren in Amsterdam in 1512. De man was zeer gebrand op een zuivere Noord-Nederlandse (Hollandse) taal. In één woord: hij was een soort taalpuritein. Daarom moesten volgens hem vreemde woorden zoveel mogelijk worden geband. In 1585 gaf hij opnieuw De Consolatione Philosophiae van Boëthius uit. Dit werk werd in die tijd zeer veel gelezen en men zegt zelfs dat het -toen- na de bijbel en de werken van Augustinus het meest gelezen werk was.

Welnu, in zijn vertaling mijdt Coornhert dan ook zo veel mogelijk leenwoorden. Hij ging voor zijn vertaling uit van een ouder Vlaamse vertaling uit 1485. Uit een vergelijking van beide teksten is gebleken dat Coornhert ongeveer zestig Franse en Latijnse woorden in zijn vertaling consequent heeft vervangen door Noord-Nederlandse, zoals afwezig voor ‘absent’, beklapping voor ‘accusatie’, bedrog voor 'fraude', onwetendheid voor ‘ignorantie’, overste voor ‘regeerder’, straffing voor ’punitie’, voorwaarde voor ‘conditie’ en zaak voor ‘cause’.

Interessant is dat hij zich hier dat hij zich niet beperkt tot het vermijden van leenwoorden, maar ook de Vlaamse woorden vervangt hij door Noord-Nederlandse. Zo gebruikt hij geweldig in plaatse van ‘fortselijk’, treurig in plaats van ‘drukkig’. Voorts verving hij de persoonlijke voornaamwoorden du en dyn door gy en uw. Cornelis Volkertz Coonhert. vond dus wel degelijk dat men terug moest naar de ‘gy’ omdat deze ‘gij’ voor hem in feite zuiver Noord-Nederlands was.

En dus, we kunnen niet naast het feit kijken dat door een Hollandse taalpuritein zoals Cornelis Volkertz Coonhert de ‘gij-vorm’ als authentiek Hollands werd aangevoeld. En zeker niet als ‘Zuid-Nederlands’

Laatst gewijzigd door Het Oosten : 1 juli 2017 om 20:12.
Het Oosten is offline   Met citaat antwoorden