Los bericht bekijken
Oud 27 augustus 2017, 11:13   #232
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: berchem
Berichten: 3.416
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Patrice Bekijk bericht
Een apart vermogen? Een maatschap is geen rechtspersoon heeft geen "apart" vermogen, buiten dat wat expliciet werd ingebracht en eigendom wordt van alle maten wordt. Indien dit ingebrachte vermogen onvoldoende blijkt, zijn de maten voor het overige deel van de schulden hoofdelijk aansprakelijk.

Je zou hoogstens een "verborgen kapitaal" bij iemand in bewaring kunnen geven en de maten onderling een contract laten tekenen dat de maat die uiteindelijk moet opdraaien voor de hoofdelijke aansprakelijkheid de maat die het verborgen kapitaal in bewaring heeft hiervoor aansprakelijk mag stellen ten belope van het verborgen kapitaal.

Ik huiver echter van de gedachte in zo'n constructie te stappen.
Betwistbaar is de vraag of privé-schuldeisers van een maat, tijdens het leven van de maatschap, de onverdeelde zakelijke rechten die hun debiteur bezit op de goederen van de maatschap, kunnen uitwinnen.
Volgens een eerste strekking in de rechtsleer is dit perfect mogelijk. Zij steunen zich hiervoor op art. 7 en 8 van de Hypotheekwet. Aanhangers van deze strekking stellen dat enkel het bestaan van de aatschapsovereenkomst tegenwerkpelijk is aan derden maar niet de interne gevolgen ervan. Privé-schuldeisers van een maat hoeven daardoor geen rekening te houden met het doelgebonden karakter van de maatschap. Zij kunnen de verdeling uitlokken waardoor zij hun beslag kunnen ten uitvoer leggen op de sommen en goederen die uiteindelijk aan hun debiteur werden toebedeeld.
Een andere strekking meent dat deze mogelijkheid niet bestaat voor privé-schuldeisers van de maten. Zij baseren zich hiervoor, verrassend genoeg, eveneens op het beginsel van de betrekkelijkheid van de contracten. Art.1165 BW bepaalt als regel dat overeenkomsten enkel gevolgen teweegbrengen voor de contracterende partijen en geen nadeel kunnen toebrengen aan derden. Enkel voor zover de overeenkomst een beding ten gunste van een derde bevat, kan een derde er voordeel uit halen. Volgens vaststaande Cassatierechtspraak dient deze notie echter zo geïnterpreteerd te worden dat contractspartijen het bestaan van hun overeenkomst kunnen tegenwerpen aan derden zonder hen evenwel de ver-bintenissen die eruit voortvloeien te kunnen opdringen. Derden kunnen de toestand die door een contract in het leven wordt geroepen in hun voordeel inroepen.
Voor de toepassing van bovenstaande principes op een vennootschaps-contract verwijs ik naar een Cassatie-arrest van 28 februari 1985 dat stelde “l’existence (d’une) convention d’association momentanée … étant opposable aux tiers, ceux-ci sont tenus en principe d’en reconnaître les effets entre parties contractantes.”.

In de recentere rechtsleer wint de stelling veld dat de onmogelijkheid voor een privé-schuldeiser om tijdens het leven van de maatschap over te gaan tot beslag en uitwinning van de onverdeelde rechten van hun debiteur eerder wordt verklaard door het feit dat het maatschapsvermogen een afgescheiden vermogen vormt.
De rechtsleer verwijst hiervoor naar de “beschikkingsgebondenheid” van het maatschapsvermogen. De gemeenschappelijke vermogensbestanddelen zijn in een vennootschap ingebracht (uitsluitend) met het oog op de realisatie van het gemeenschappelijk doel. Hierin onderscheidt een vennootschap- en dus ook een maatschap- zich van een vrijwillige onverdeeldheid die zich niet hecht aan een doel maar aan een goed.
Deze beschikkingsgebondenheid heeft tot gevolg dat een maat niet kan be-schikken over zijn onverdeeld aandeel in elk van de goederen die behoren tot het maatschapsvermogen. Hij kan evenmin de verdeling van dit volledige vermogen vorderen, noch van een welbepaald goed dat er deel van uitmaakt. Ook zijn privé-schuldeisers kunnen via een zijdelingse vordering niet vorderen wat hun debiteur zelf niet kan.De stelling dat het maatschapsvermogen een afgescheiden vermogen vormt en daardoor uit de greep blijft van de privé-schuldeisers van een maat wordt in de recente rechtsleer vooral door VANANROYE op overtuigende wijze verdedigd.
Binnen de waaier aan bestaande onverdeeldheden, maakt hij een eerste grote indeling tussen een onverdeelde boedel (“boedelgemeenschap”) en een onverdeelde zaak (“zaakgemeenschap”). Kenmerkend voor een boedel is dat deze opgebouwd is uit meerdere goederen die allen samen het voorwerp uitmaken van de onverdeeldheid, terwijl de zaakgemeenschap maar één onverdeeld goed kent.
Een klassiek voorbeeld van een boedelgemeenschap is de onverdeelde nalatenschap. Op basis van art.55 W.Venn. dat voor de vereffening van een maatschap verwijst naar de regels die gelden voor de verdeling van nalaten-schappen kan men alvast stellen dat het maatschapsvermogen een onverdeelde boedel is. Daar waar de nalatenschap een vereffeningsboedel is wordt de maatschap door voornoemde auteur omschreven als een “actieve boedelgemeen-schap”. Beide soorten boedels hebben verschillende kenmerken, finaliteiten.
Bij een nalatenschap biedt enkel de verdeling een effectieve economische meerwaarde aan de erfgenamen en hun persoonlijke schuldeisers. Vóór deze verdeling heeft een erfgenaam geen gebruiksrecht op de goederen in de nalatenschap en kan hij niet genieten van de inkomsten ervan.
Het aandeel van een erfgenaam in de volledige nalatenschap is niet vatbaar voor beslag omwille van de lage realisatiewaarde die een aandeel in de liquidatieboedel heeft. De verkrijger van een dergelijk aandeel weet immers niet wat het uiteindelijke resultaat van een latere verdeling zal zijn en welke goederen in zijn kavel zullen vallen.
Een nalatenschap heeft niet de bedoeling om nieuwe gemeenschappelijke schulden aan te gaan. Bij zogenaamde actieve onverdeelde boedels- zoals de maatschap ligt dit anders. Hier zal de instandhouding van de onverdeeldheid en de realisatie van haar doelstelling wel degelijk een economische meerwaarde creeren voor de deelgenoten en hun schuldeisers. De doelstelling van de actieve onverdeelde boedel zal ook met zich meebrengen dat er actief boedelschulden worden aangegaan.
Aan de wezenlijke verschillen tussen beide soorten boedelgemeenschappen knoopt VANANROYE dan de volgende belangrijke gevolgen vast. Artikel 815 BW is van toepassing op een onverdeelde nalatenschap maar niet op de maatschap vóór ontbinding. In tegenstelling tot wat geldt voor de nalatenschap, biedt art.1561 Ger.W. in een actieve onverdeelde boedel -zoals de maatschap- niet het recht om verdeling te vorderen van de onverdeelde goederen in de maatschap.
.

CONCLUSIE !

Door de zogenaamde beschikkingsgebondenheid van het maatschapsvermogen, kan een privé-schuldeiser van een maat niet overgaan tot de uitwinning van de maatschaps-goederen gedurende het bestaan van de maatschap. Dit heeft tot gevolg dat een zekere continuïteit van het maatschapsvermogen gewaarborgd wordt. De privé-schuldeisers van de maten zullen immers niet de mogelijkheid hebben om de verdeling van het maatschapsvermogen uit te lokken teneinde hun schuldvorderingen te voldoen.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden