Oorspronkelijk geplaatst door Jan Neckers in Secessie
Zo'n 10 jaar geleden begon de discussie over culturele identiteit, met de politiekcorrecte stelling dat Marokkanen en Turken die hier aanspoelen, recht hebben op het behoud van hun identiteit. Alleen de Vlamingen is dit recht altijd ontzegd geweest. Zo Vlamingen toch een identiteit hebben, dan is dit, volgens dezelfde politiekcorrecte versie, een Belgische identiteit, geen Vlaamse. Toen ik nog bij de openbare omroep werkte, leidde dat soms tot komische situaties.. In 1985 begon ik het eerste programma in mijn tv�*reeks De supermachten: De Verenigde Staten met het volgende zinnetje: ''Ons land is een kleine bondgenoot van de VS. De Verenigde Staten zijn x maal groter dan Vlaanderen.'' De Amerikaanse ambassadeur die het programma bekeek, verslikte zich in zijn drankje en vroeg onmiddellijk aan de culturele attaché of hij iets gemist had in de staatshervorming. Toen ik later het wekelijks historisch programma Boulevard produceerde (de voorloper van Histories) wisten mijn redacteuren zeer goed dat ze het woord ''Belgen'' absoluut moesten vermijden terwijl ''België'' alleen maar in een strikte en historisch verantwoorde context mocht gebruikt worden. (Niet dat ik daar echt fanatiek in was. In mijn ''koloniale'' reeks Als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant sprak ik wel degelijk over Belgisch-Congo in plaats van over Vlaams-Congo.)
Het was bij de openbare omroep niet moeilijk om de Vlaamse identiteit te benadrukken. Je moest het alleen maar zelf willen en je schouders ophalen wanneer een paar extreem�*linkse wauwelaars (vooral bij de nieuwsdiensten) een Nederlandse vertaling produceerden van het oude liedje Flamand ou Wallon est notre prénom, Belge est notre nom. Er moest destijds wel een felle strijd geleverd worden om de naam ''Belgische Radio en Televisie Nederlandstalig'' (BRTN) te veranderen in ''Vlaamse Radio en Televisie'' (VRT). Toen dit de eerste keer werd voorgesteld, hing op een deur van de nieuwsdienst een tekening waarbij de V een onderdeel was van -- uiteraard -- een hakenkruis. 1 De toenmalige socialistische vakbond, altijd bereid om la voix de son maître Wallon naar de mond te praten, deed ook een duit in het zakje om de Vlaamse identiteit te ridiculiseren. 2 Zo stelde ACOD�*BRTN spottend in een brochure dat een migrant de volgende eigenschappen moet hebben om zich in Vlaanderen te kunnen integreren: dialect spreken, koterij aan zijn huis bouwen, zelf wat groenten telen, veel friet eten, en altijd braaf knikken tegen de baas.
Bedoeld als een karikatuur benadert die opsomming de realiteit veel dichter dan de opstellers waarschijnlijk wilden. Er bestaat wel degelijk een Vlaamse identiteit, en ze is niet altijd iets om fier op te zijn. 3 Zeker in de politieke realiteit bestaat die Vlaamse identiteit. Hoe is anders de Vlaamse braafheid en onderdanigheid te verklaren?
De bezettingsmythe
Iedereen die ooit in een Belgische of Brusselse context gewerkt heeft, kent de diepe kloof tussen Noord en Zuid in het Koninkrijk België. 4 Maar hoe komt het dat de vertegenwoordigers van de demografische meerderheid zich al 170 jaar laten ringeloren door de vertegenwoordigers van een ander volk -- die linkse praat volmaakt combineren met zeer rechts gedrag van de onfatsoenlijkste soort? Hoe komt het dat de Vlaamse vertegenwoordigers altijd geven en toegeven aan een land dat zichzelf la terre d'accueil noemt (en op het persoonlijk vlak is dat zeker waar), maar dat in de Belgische werkelijkheid altijd volgens het principe nous d'abord gehandeld heeft, dat iedere solidariteit weigerde wanneer het in Vlaanderen zoveel slechter ging dan in Wallonië (erger, zelfs dan liet men nog het verarmde Vlaanderen betalen), dat zich in de praktijk racistisch opstelde tegenover les flamins en dat nog altijd doet, en dat hoogst ernstig pretendeert verdraagzaam te zijn?
De Walen vonden en vinden altijd genoeg Vlaamse collaborateurs om andere Vlamingen die gelijke rechten opeisen, te kalmeren, te koeioneren en desnoods te straffen. De klassieke uitleg voor de Vlaamse mentaliteit van braaf knikken, sjoemelen, nooit rechtuit de mening zeggen (behalve aan de tapkast), collaboreren met alle gezag enz., wordt zeer dikwijls in het verleden gezocht; vooral in de honderden jaren die de Zuidelijke Nederlanden zouden bezet zijn geweest. Zelfs Jean�*Luc Dehaene en kardinaal Danneels hebben in interviews de onderstroom van de Vlaamse identiteit gezocht in dat ''bezettingsverleden.'' Het is hun vergeven, want zij behoren tot die generaties die deze Belgicistische praat jarenlang op school ingelepeld kregen. Maar het is de waarheid niet.
Hoe komt het dat de Vlaamse vertegenwoordigers altijd toegeven aan een land dat steeds volgens het principe ''nous d'abord'' gehandeld heeft ?De bezettingslegende werd gelanceerd door regeringsleider Charles Rogier, een Luikenaar van Franse afkomst, die de onsterfelijke verzen van versie nr. 2 van de Brabançonne neerpende: ''Après des siecles d'esclavage, le Belge sortant du tombeau.'' De feitelijke uitvinder van de legende is echter de 26 jarige Jean�* Baptiste Nothomb die in 1831 in de Kamer beweerde dat België sinds de dood van Karel de Stoute in 1477 slechts een aanhangsel geweest was van andere staten. Sindsdien waren wij ''bezet.'' Indien Karel de Stoute zonen had gehad, zou er sinds de vijftiende eeuw een Bourgondisch of Belgisch rijk gevormd zijn tussen Frankrijk en Duitsland, terwijl het land nu eeuwen lang van hand tot hand ging. Die politiek nuttige thesis werd vervolgens uitgewerkt door vele Belgische historici in ruil voor de nodige prebenden. Zo werd gezegd dat de Spanjaarden hier baas waren van 1560 tot 1713, dan kwamen de Oostenrijkers tot 1794, dan de Fransen, dan de Hollanders (niet de Nederlanders). Tot het moment suprème in 1830, waarop dankzij Brussels�* Luikse muiters, de middeleeuwse vrijheden weer hersteld werden.5
De eenvoudige historische waarheid is dat de Zuidelijke Nederlanden nooit langdurig bezet zijn geweest, en dat d�*�*r de Vlaamse identiteit niet moet gezocht worden.
Waar dan wel?
Sta me een korte historische uitweiding toe om nog maar eens af te rekenen met die dooddoener dat wij ''altijd bezet zijn geweest.'' In 1500 wordt Prins Karel in Gent geboren. Deze Habsburger is de toekomstige graaf van Vlaanderen, hertog van Brabant, graaf van Holland en Zeeland, graaf van Henegouwen, hertog van Luxemburg, enz. Kortom, Karel zal de heerser worden van de ''landen van herwaarts'' (pas in Karels tijd duikt het woord ''Nederlanden'' schuchter op). Dit is een statenbond met als enig gemeenschappelijk kenmerk dat alle staten dezelfde vorst hebben. Maar daar houdt het ook mee op. Karel erft voorts ook nog wat ''landen van derwaarts:'' het restant van de Bourgondische erfenis, waarvan het belangrijkste kroonstuk, Bourgondië, voor altijd verloren ging bij de dood van zijn overgrootvader Karel de Stoute. In de familie van Karels Castiliaanse moeder sterven echter op zeer korte tijd drie troonopvolgers, en onverwacht is zijn moeder (en in die tijd dus ook zijn vader Filips) troonopvolger van Castilië en Aragon. Zijn vader wordt als Filips I koning van Castilië, maar sterft zelf nog zeer jong. De Nederlanden slagen erin hun jonge vorst tot zijn vijftiende thuis te houden, maar dan wenkt de erfenis en Karel vertrekt. Hij krijgt er later nog Aragon bij, een flink stuk van Zuid�*Italië en nog wat Oostenrijk van zijn Habsburgse grootvader Maximiliaan, de man van zijn grootmoeder Maria van Bourgondië. Hij wordt nu koning en zelfs keizer, een hele eer en een enorme verantwoordelijkheid. En natuurlijk probeert hij zijn vele landen een beetje over dezelfde kam te scheren, wat te centraliseren. Als hij als koning van Aragon oorlog voert in Italië met Frankrijk, dan moet Castilië meehelpen en de veel rijkere staten Brabant en Vlaanderen ook, al voelen die daar maar weinig voor. Karel slaagt er niet in zijn Duits�*Oostenrijkse erfenis plus keizerskroon aan zijn zoon Filips door te geven. Tegen zijn zin gaan die naar zijn broer Ferdinand. Maar de Nederlandse staten zijn een erfenis in rechte lijn en daarenboven de rijkste brok, en die zijn dus voor zijn zoon, koning Filips II. Daarmee begint de zogenaamde ''Spaanse bezetting.'' Onder Karel is de ruggengraat van de Castiliaanse gemeentes gebroken en Filips kan in Spanje vrij autoritair regeren. Met zijn Castiliaanse opvoeding probeert Filips dat kunstje in zijn vele ''landen van herwaarts'' nog eens te herhalen. Hij wil alle staten en alle onderdanen in hetzelfde gareel dwingen qua godsdienst en belastingen. Dat mislukt en tenslotte moet hij een leger zenden. Dit leger, onder het bevel van de hertog van Alva, bestaat voor één derde uit Spanjaarden en voor de rest uit Nederlanders en Duitsers. Het schrikbewind van Alva duurt geen twee jaar en slaagt er niet in de Opstand te bedwingen. Filips ziet zijn dwaasheid in en roept Alva terug. Hij trekt al zijn maatregelen in, herstelt alle vrijheden en vraagt maar één ding: dat zijn Nederlandse onderdanen goede katholieken blijven.
De vorst had in de Zuidelijke Nederlanden minder te zeggen dan de Europese Unie in België. Dat beloven ze heel graag in de Zuidelijke staten, want bijna alle protestanten zijn inmiddels toch geëmigreerd naar het Oosten of boven de grote rivieren. De scheuring tussen Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden wordt een feit. Het Noorden wordt een republiek en een onafhankelijke statenbond. Het Zuiden erkent verder de koning als soeverein van de overblijvende staten. Die staten regelen echter zelf hun rechtspraak, bepalen zelf hun belastingen, duiden zelf hun bestuurders aan en kiezen hun eigen vertegenwoordigers. Kortom, de vorst heeft in zijn Nederlandse staten minder te vertellen dan de Europese Unie in België. Het leger dat de Zuidelijke Nederlanden verdedigt, telt nogal wat Spaanse huurlingen. Dat zijn geen bezetters, want de Nederlandse staten betalen belasting aan de vorst en in ruil moet die voor de landsverdediging zorgen. De Zuid�*Nederlandse staten vinden het zeker niet erg dat de vorst een paar duizend kilometers verder woont. Dan kan hij zich niet met alles en nog wat moeien, zoals de gewoonte is van de Franse koning of van de een of andere Oranje in het Noorden (notabene niet meer dan een erfelijk ambtenaar).
Nadelen zijn er natuurlijk ook. In de vele oorlogen tussen Spanje en Frankrijk doen de Fransen niet veel moeite om over de Pyreneeën te trekken. Liever trekken ze naar de Nederlanden omdat er in het rijkere Noorden zoveel meer te plunderen is. En wanneer een of ander vredesverdrag gesloten moet worden, mag natuurlijk alleen de vorst aan de tafel zitten en niet de diverse Zuid�*Nederlandse staten.
Wanneer de Spaanse Habsburgers uitsterven, breekt er een Europese oorlog uit over de erfenis, maar tenslotte wordt de logica gerespecteerd. In Wenen regeren nog altijd de erfgenamen van Karels broer, en dus krijgen de Zuid�* Nederlandse staten een Oostenrijkse Habsburger als vorst. Groot is de liefde niet tussen de onderdanen en de nieuwe vorst. Maar ze laten elkaar wel met rust. In Wenen beschouwen ze de Zuid�*Nederlandse staten aanvankelijk als een soort onderpand in afwachting dat ze hen kunnen ruilen voor bijvoorbeeld Beieren. Maar met de Oostenrijkers komt er wel een lange periode van vrede en welvaart. De vorsten in Wenen laten de Nederlanders zichzelf verder besturen. De Nederlanden verklaren zich zelfs rustig neutraal wanneer Oostenrijk oorlog voert met Pruisen. De bekendste landvoogd uit deze periode is Karel van Lorreinen, schoonbroer van keizerin Maria�*Theresia. Hij is zo populair dat de ''bezette'' Brabanders nog tijdens zijn leven een standbeeld voor hem oprichten.
Keizer Jozef is de eerste vorst in meer dan twee eeuwen die zelf een kijkje komt nemen en het bevalt hem maar erg matig. Hij wil alles moderniseren en centraliseren. En de geschiedenis herhaalt zich: een opstand. De staten vormen een onafhankelijke confederatie, maar maken weldra onderling ruzie. Het overgrote deel van de Zuid�*Nederlanders is dan ook tevreden als de nieuwe keizer, de broer van de juist gestorven Jozef, de teugels in handen neemt. Hij liquideert alle hervormingen van zijn broer. Inmiddels is echter de Franse revolutie uitgebroken. De Fransen veroveren kortstondig de Nederlanden. Het Oostenrijks leger jaagt hen weer weg, maar ditmaal is de vorst het beu. Hij heeft weinig te vertellen in zijn Nederlanden en moet er een duur leger betalen. Op 29 mei 1794 deelt de ''bezetter'' aan zijn onderdanen mee dat hij hun de onafhankelijkheid verleent als ze het nog langer vertikken zelf een eigen leger op te richten. Dat is een uniek feit in de Europese geschiedenis: een vorst die dreigt zijn onderdanen te verstoten in plaats van omgekeerd. Dat was nou ook niet de bedoeling en de Zuid�* Nederlandse staten geven grommend toe. Het is niet meer nodig. Drie maanden later zijn de Fransen er weer en ditmaal begint een keiharde échte bezetting die twintig jaar duurt. Eeuwenoude staten als Brabant en Vlaanderen verdwijnen voor altijd. 6
Wanneer de geallieerden in 1814 Bonaparte verjagen, verenigen zij weer even de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden. De nieuwe koning Willem I laat discreet de burgerij ondervragen en is niet erg gelukkig met het antwoord: De Zuid�*Nederlanders willen liever de onmachtige Habsburgers weer. Die peinzen daar echter niet over en negeren de wensen van de verre Zuidelijke Nederlanden, want ze verkiezen de annexatie van een flink stuk Noord�* Italië, waar ze niet gewenst zijn en dat ze dan ook vlug zullen verliezen. Tot zover het onuitroeibaar sprookje over de niet�*bestaande eeuwenlange bezetting van onze gewesten.
De Vlaamse onderdanigheid is echter een realiteit.
Zijn er in de geschiedenis scharnierpunten te vinden waar die Vlaamse mentaliteit gecreëerd wordt? Ik denk het wel. Vlamingen en Brabanders waren niet altijd doetjes. Dat bewezen ze tijdens de Nederlandse Opstand toen zij de motor van het verzet tegen Filips II waren. Zo'n 80.000 pakten hun biezen en trokken naar het Noorden dat achter de brede rivieren zoveel gemakkelijker te verdedigen was. Die 80.000 namen natuurlijk niet alleen hun kapitaal mee. Zij waren de betweters die niet alle dogma's van kerk en koning aanvaardden, de Calvinistische koppigaards die dachten dat ze uitverkoren waren, de moeilijke maar ook creatieve mensen. Ze waren een intellectuele elite die niet meer terug kwam. Deze aderlating werd nooit gestelpt. Hun vertrek vergemakkelijkte de taak van de kerk tijdens de Contrareformatie. Toen werd een flink deel van de huidige Vlaamse mentaliteit aangekweekt.
De kerk preekte een leer die perfect paste bij de belangen van adel en hoge burgerij. In ruil voor hun steun kregen de bisschoppen van de overheid het absolute godsdienstmonopolie in de Zuidelijke Nederlanden. Een zeer talrijke en geleidelijk goed opgeleide geestelijkheid hamerde er week na week de braafheid in. Respect voor zowel het wereldlijk als het kerkelijk gezag, hard werken, niet zelfstandig denken want dat doet het kerkelijk en burgerlijk gezag wel in uw plaats, geen gevaarlijke boeken lezen. Het was zelfs verboden de Bijbel in het Nederlands te lezen. Daarmee werd de Vlamingen honderden jaren lang het enige boek ontzegd dat hen een leescultuur en een standaardtaal had kunnen geven. 7
Het protestantisme verviel zeer vlug in religieuze dogmatische kommaneukerei, maar iedereen had het recht, zelfs de plicht, zijn mening te zeggen. Dat leidde tot talrijke scheuringen en sectarisme, maar bevorderde eeuwen later een sterk maatschappelijk debat, vinnige discussies en een echte politieke cultuur. Onder het deken van het katholicisme was er geen discussie mogelijk, waren er geen botsende meningen en dus ook geen debat. Wanneer de kabel in de jaren zeventig van vorige eeuw Vlaanderen met Nederland verbindt, kijkt een kleine Vlaamse intellectuele minderheid verlekkerd naar de Nederlandse discussiecultuur op TV. De Vlaamse televisiemakers doen dat ook en ontdekken weldra aan de hand van de kijkcijfers dat Vlaanderen zoiets niet op prijs stelt. Debatteren gelijkt teveel op ruziemaken, en Vlamingen lusten geen ruziemakers. Verstandige politici spelen dan ook in op die lethargie, op die afkeer van duidelijke en scherpe standpunten. Ze verkiezen zalvende algemene clichés en preken berusting. Ondanks de geregelde Waalse chantage en sabotage denken ze er niet aan ''de institutionele atoombom'' te gebruiken. Minister�*president Luc Van den Brande bleef beleefd toen de arrogante Baudouin Cobourg hem op het matje riep.
De kerk heeft de Vlaamse mentaliteit op nog een andere manier beïnvloed. De regels zijn wel bijzonder streng, maar met wat berouw achteraf is veel vergeven. De Calvinistische scherpslijperijen passen niet bij de katholieke kerk. Zo eist de kerk in het Ancien Régime de strikte zondagsrust. Ze kan de wereldlijke overheid vragen om de overtreders te straffen. In de werkelijkheid knijpen bijna alle pastoors een oogje dicht tijdens de oogsttijd. Aldus leren de meeste Vlamingen het verschil kennen tussen de theorie en de praktijk van de wet.
Braaf zijn en je bek houden loonde. Het heil kwam niet van een open discussie, maar van je relaties. Kortom, niet van je kennis, maar van je kennissen. De Zuid�*Nederlandse staten besturen dan wel zichzelf, maar dat bestuur is in de handen van een klein coterietje van edelen, hogere geestelijken en rijke burgers die alles beslissen in staat, stad en dorp. We moeten geen volbloed democraten maken van de calvinisten in het Noorden, maar daar ontstond wel een mentaliteit dat in de kerk iedereen iets te vertellen heeft, daar werden ouderlingen verkozen, daar was er discussie die een mentaliteit creëerde die ook op het politieke vlak inspraak eiste. Niets daarvan in de Zuidelijke staten. Daar loonde braaf zijn en je bek houden. Daar kwam het heil niet van een open discussie, maar van je familieleden en van je relaties: kortom, niet van je kennis, maar van je kennissen. Daar bleef de kerktorenmentaliteit bestaan, de zekerheid die je alleen vindt bij je vertrouwde kennissen en familie. Daar bestuurden de hogere standen brutaalweg eeuwenlang de steden, en zeker de dorpen, met alleen hun eigen belang voor ogen. Adel en geestelijkheid betaalden geen directe belastingen en ze lieten de factuur voor bijvoorbeeld openbare werken door de kleine luiden via verbruiksbelastingen betalen. Daar ontstond dat diepgeworteld wantrouwen van de Vlamingen tegenover de overheid, omdat die (geleidelijk Franstalige) overheid lak had aan het algemeen belang. Die mentaliteit heeft niets te maken met de zogenaamde ''bezetter,'' want de meeste Vlaamse boeren liepen in hun hele leven nauwelijks een Spanjaard of een Oostenrijker tegen het lijf.
Het taalaspect
De kerk zadelde de Vlamingen met nog een erfenis op. De Vlamingen werd geleerd dat andersdenkenden ketters zijn, vijanden dus. Nederlanders en vooral dan Hollanders moesten gemeden worden. De taalverwantschap was dus vrij onbelangrijk vergeleken met de geloofskloof. De Republiek maakte zich trouwens niet geliefd en deed haar best om de Zuid�*Nederlandse staten te pesten. Tijdens een groot deel van de 18 de eeuw moesten de Zuid�* Nederlanders zeer grote sommen betalen voor Hollandse garnizoenen (meestal bestaande uit Duitsers) die in Zuid�*Nederlandse steden gelegerd waren om de Franse expansie in te dijken. Die garnizoenen gedroegen zich zeer arrogant en sloegen meestal op de vlucht zodra ze een Franse soldaat zagen. Wanneer Willem I in 1814 een oproep doet aan de Vlamingen en de Brabanders om weer gezamenlijk op te trekken, is de reactie zeer lauw. Zijn goedbedoelde taalpolitiek heeft geen succes. De haat tegen de ''Hollandse protestanten'' zit zo diep dat de pastoors zonder probleem honderdduizenden handtekeningen kunnen verzamelen voor petities van (dikwijls analfabete) Vlamingen die eisen dat gerecht en administratie in Vlaanderen opnieuw het Frans mogen gebruiken, een taal waar ze geen drie woorden van begrijpen.
Dat Vlaanderen zijn verplegers en leraars niet behoorlijk betaalt, laat de Vlaamse pseudo�*linksen koud. Overal in Europa was tijdens het ancien régime de adel en de hogere burgerij verfranst. Maar in de meeste Europese landen is dat nauwelijks een dun laagje vernis dat zeer vlug kan weggeschraapt worden. De Zuidelijke Nederlanden grenzen echter aan Frankrijk en Parijs is geen 300 kilometer ver. De verfransing gaat dieper en de ''onachtzaamheid der moederlijke taal'' is hier veel groter. De Vlamingen geloven tenslotte zelf dat hun taal niet ernstig moet genomen worden. La Belgique, de staat die na de ''bezetting'' tot stand komt, maakt het hen vlug duidelijk. Er is maar één echte taal in het land en ieder die au sérieux wil genomen worden, kent en spreekt die taal. In feite maakt België het de Vlamingen niet eens echt moeilijk. Iemand die wil, kan voor zichzelf en vooral voor zijn kinderen een niet onneembare hindernis nemen. België wil nooit de Nederlandstalige dialecten vernietigen. Die zijn ten eerste nuttig om Frankrijk te bewijzen dat het hier niet allemaal Fransen zijn, en ten tweede zijn ze te onbelangrijk om er veel aandacht aan te besteden. De Franstaligen zijn zo overtuigd van hun superioriteit dat ze nooit de moeite doen Vlaanderen te verfransen door lager onderwijs in het Frans te verplichten. Wel hebben honderdduizenden Vlaamse kinderen als vanzelfsprekend te horen gekregen dat ze vooral goed Frans moesten leren, en ze hebben dat ook gedaan aan de verfranste middelbare scholen en universiteiten. Een inspanning doen om hun eigen taal behoorlijk te leren, vonden (en vinden) vele ouders overbodig want ''Vloms da kenne z'al.''
Die honderd jaar Franstalige superioriteit laat diepe sporen na tot de dag van vandaag. 8 Nog altijd zijn Vlaamse politici in het nadeel in discussies met de Waalse collega's omdat ze zich niet op hun gemak in hun eigen taal voelen, omdat ze nog altijd in de eerste plaats dialectsprekers zijn die hoogstens een soort vertaald Nederfrans spreken, die ongegeneerd ''wetten stemmen'' in plaats van ze ''goed te keuren,'' die blij zijn dat ze na nieuwjaar naar het geleuter van Albert Cobourg mogen luisteren omdat ze ''gestelde lichamen'' i.p.v. ''gezagsdragers'' zijn.
Dat dialect heeft in Vlaanderen trouwens meer dan een taalbetekenis. Door het ontbreken van een bijbelvertaling ontstond hier geen eenheidstaal, maar versplinterden de bestaande dialecten, zoals het Brabants en het Vlaams, steeds verder. Dat leidde ertoe dat mensen al na een paar woorden concludeerden: dat is er eentje van ons of niet van ons (iets wat vele stedelingen die in de jaren `70 naar de groene gemeenten trokken onaangenaam zou verrassen, en een mentaliteit die nog altijd bijzonder sterk is in West�*Vlaanderen).
Toch moet de steen niet naar de gewone mensen gegooid worden, want bij het begin van de industriële revolutie is braaf en gehoorzaam zijn zelfs de enige overlevingsstrategie. De meeste Vlamingen zijn keuterboeren wier boerderijen door vererving altijd kleiner worden. Honderdduizenden verdienen iets bij in de thuisnijverheid, maar kunnen tenslotte niet meer concurreren tegen de reusachtige katoenweverijen. De leidende standen proberen de mensen toch op het platteland te houden om hun pacht niet te verliezen. In het midden van de 19de eeuw overleven veel Vlamingen op een aardappeldieet. Wanneer jaren na elkaar de aardappeloogst mislukt, is de ellende zeer groot. De Belgische (in feite Luikse) regering vertikt het te helpen. Op zeker ogenblik leeft de helft van de Oost�* en West�*Vlaamse bevolking van de bedeling. In die hongerjaren tussen 1845 en 1848 verdwijnt daar het laatste restje fierheid en opstandigheid.9 Cyriel Buysse schetst die hele mentaliteit met één zin in zijn Het gezin van Pamel. Wanneer de boer met de ene tegenslag na de andere onrechtvaardigheid geconfronteerd wordt, komt hij niet in opstand maar reageert hij met ''nog harder werken, akkerdjie.''
Wanneer de industrialisering tenslotte toch Vlaanderen bereikt, hebben de gezagsdragers hun lesje geleerd uit de Waalse misère. Ze staan niet toe dat de mensen rondom de fabrieken in eigen wijken gaan wonen waar solidariteit maar ook soms blinde woede heersen. De Vlamingen mogen wel in de stad werken, maar moeten 's avonds weer naar hun dorp. En dus komen er overal spoorwegen en buurttrams. Zo houdt men ze ook braaf, want onder de controle van het dorp, en de postmeester meldt meestal aan de pastoor dat iemand een abonnement op een slechte krant heeft. Zo kan men ook de lonen laag houden, want ''de lochting maakt zovele goe.'' Als de mensen toch naar de stad trekken, zorgt de herder ervoor dat ze in één trek van de boerenbond naar de christelijke vakbond worden gesluisd. Vlaanderen is het énige West�* Europese land dat tussen de twee wereldoorlogen zijn bevolking in de steden ziet verminderen.
Het verraad van de socialisten
Uit de economische ellende ontstaat ook die Vlaamse hang naar ''de vaste betrekking,'' waardoor mensen uit Brugge, Ronse of Hasselt uren naar Brussel spoorden (en sporen) om klerk te zijn op een of ander ministerie. Het betaalt misschien niet goed, maar het is zeker, en braaf zijn loont in de openbare dienst waar promoties lange tijd gegeven worden op basis van geduldig wachten en de juiste partijkaart kopen. Geen risico's nemen is belangrijk voor de vele Vlamingen, want ''liever een vogel in de hand dan tien in de lucht.'' Nog altijd is Vlaanderen geen land van ondernemers. En nog altijd kunnen de belangrijke openbare diensten, zoals de Post, de NMBS, het leger, de federale ministeries enz., maar hun taak vervullen door de braafheid en onderdanigheid van de Vlamingen. ''De dienst is tweetalig maar de ambtenaren mogen eentalig zijn.'' In de praktijk spelen vele Vlamingen dus maar vertaler. De federale diensten zouden morgen in elkaar donderen als de Vlaamse ambtenaren zich zouden gedragen zoals zovele Waalse collega's. Dankzij die Vlaamse identiteit is dat gevaar echter niet erg groot.10
De industrialisering van het land creëert een arbeidersbeweging. Haar verdiensten zijn aanvankelijk groot (één man, één stem), maar zij zal deze Vlaamse collaboratiementaliteit met de Franstalige machthebbers nog vergroten. Erger, zij zal onbeschaamd en tot vandaag de belangen van haar eigen mensen verraden ten voordele van het profijt van haar mandatarissen. Einde 19 de eeuw kan men nog begrijpen dat Anseele en Co de Vlaamsgezinde tendens in de jonge socialistische partij onderdrukken, want door het kiessysteem kunnen de eerste Vlaamse socialisten alleen maar verkozen worden in Wallonië.
De Waalse socialisten hebben voor de Eerste Wereldoorlog trouwens wel begrip voor de Vlaamse eisen. Daarenboven zijn de Vlaamsgezinde burgers op het einde van de 19de eeuw zeker niet erg sociaal geëngageerd. Wedijveren voor algemeen stemrecht is er meestal bij hen niet bij. Integendeel, de angst voor de proletarisering is groot. Ook de vele acties tegen de verfransing in de katholieke scholen en de steun die les petits vicaires aan de Vlaamse zaak geven zijn niet altijd zuiver op de graat.11
Anders wordt het natuurlijk wanneer Anseele in 1918 als een van de eersten de afschaffing van de Nederlandstalige universiteit van Gent eist om de franskiljons waarmee hij coalitie vormt een plezier te doen. Na die oorlog is het ook gedaan met de goedgunstigheid van de Waalse socialisten. Het Compromis des Belges van Camille Huysmans en Jules Destrée voorziet de tweetaligheid van Vlaanderen en de eentaligheid van Wallonië. De Vlaamse socialisten worden de onderdanige ja�*knikkers van hun Waalse ''kameraden,'' omdat ''in het hogere belang'' de Vlaamse eisen altijd moeten wijken voor de linkse eenheid. De Vlaamse socialisten kunnen trouwens maar tot de hoogste cenakels doorstoten met Waalse goedkeuring. De Vlaamse socialistische leiders organiseren, tegen beter weten, zestig jaar lang echte campagnes om hun eigen mensen wijs te maken dat ze er goed aan doen geen enkele Vlaamse eis te stellen. Slogans als ''liever een Waalse arbeider dan een Vlaamse kapitalist'' worden er in de Volkshuizen generaties na generaties ingehamerd. Vele Vlaamse socialisten als een Spinoy of later Claes weten zeer goed dat Waalse kameraden als Cools en Spitaels wel degelijk een Waalse kapitalist boven een Vlaamse arbeider prefereren. Maar dat wordt bewust onder het tapijt geveegd. Iedereen met een kleine Vlaamse reflex weet dat hij of zij geen toekomst heeft bij de BWP�*BSP en zwijgt in de partij en de vakbond.
Het verraad van de sociaal�*democratie stopt niet met de splitsing van de BSP, integendeel. De oude BSP heeft ambtshalve altijd een paar Vlaamse ministers. Maar sedert de federalisering bestaat de mogelijkheid dat de Waalse socialisten in de regering gaan zitten zonder hun Vlaamse geestverwanten. De angst om er niet bij te zijn leidt tot nog grotere concessies dan vroeger. Toen was Vlaanderen arm en vochten de socialisten om een deel van de koek. Nu is Vlaanderen rijk en staan de socialisten toe dat in de naam van een zogenaamde solidariteit de Vlaamse arbeiders en bedienden honderden miljarden afstaan ten voordele van een georganiseerde maffiabende die, zoals in iedere maffiastaat, een deel van de buit verdeelt in ruil voor de stemmen, bij voorkeur door het creëren van overbodige overheidsbaantjes. Dat Vlaanderen zijn verplegers en leraars niet behoorlijk betaalt, dat het milieu een zorgenkind blijft bij gebrek aan geld, laat de Vlaamse pseudo�*linksen koud. Dat Wallonië ondanks deze injectie verloedert omdat de PS�*maffia nooit in zinvolle apolitieke projecten investeert waar de burger in plaats van de partij beter van wordt, deert hen evenmin.
Links is in de meeste landen met een koloniale heersersklasse altijd nationalistisch geweest, want nationalisme was een ander woord voor antikolonialisme, voor de strijd tegen discriminatie.12 In Vlaanderen is het socialisme altijd anti�*nationalistisch geweest, want schijnlinks liet de discriminatie van de eigen kleine luiden toe (ter wille van het gewin van de baasjes) en begon in de jaren negentig via een aantal media�*aanhangers een regelrechte campagne om dat anti�*discrimatie�*nationalisme gelijk te stellen met het nazisme, een bewuste leugen.13
Is er dan niets goed aan die Vlaamse braafheid en onderdanigheid? Natuurlijk wel, want politiek mag Vlaanderen teveel de duimen leggen, maar daar stopt het dan ook. De multinationals en niet de Belgische kapitalisten hebben de Vlamingen een behoorlijke levensstandaard geschonken in de jaren zestig. Hier waren havens, brave en hardwerkende mensen die altijd bereid waren de taal van de nieuwe bazen te leren. In Wallonië dachten en denken ze soms nog altijd dat Frans een wereldtaal is. Men kan er nog altijd niet overleggen en men graaft het graf van de eigen onderneming door lompe stakingsacties. Erger nog, Waalse politici zijn dikwijls jaloerse egoïsten die onbeschaamd het Vlaamse geld binnenrijven en tezelfdertijd veto's stellen wanneer Vlaamse politici proberen de Vlaamse economie, en dus onrechtstreeks de Waalse welvaart, te bevorderen. De Vlaamse braafheid, soepelheid en werkethiek heeft als gevolg dat ook onze politici typische Vlamingen zijn, met alle gevolgen vandien in la Belgique. Maar buiten de politiek heeft ze van Vlaanderen een van de welvarendste landen ter wereld gemaakt. Wat nepotisme, cliëntelisme en taalracisme realiseren kan men ten zuiden van ons zien; in de DDR van West�*Europa.
|