Gentenaar
19 maart 2008, 15:29
Ik vond op de website van indymedia dit interessante artikel. De moeite om het eens diagonaal te lezen.
Geeft te denken over de manier waarop de media in ons land de waarheid "inkleuren".
Een casestudie: Venezuela
De recente gebeurtenissen in Venezuela zijn van belang buiten Latijns-Amerika. Het fascisme van de jaren '70 en '80 in Latijns-Amerika slaagde erin om de meeste sociale bewegingen te breken of op zijn minst lange tijd te verlammen. De genocide in Guatemala, de concentratiekampen in Chili, de terroristische aanvallen van de Contra's op uitsluitend burgerdoelen in Nicaragua en de talloze andere systematische wreedheden hebben hun doel niet gemist: de jaren '90 waren grotendeels (2) een tijdperk van “There is no alternative”.
Chávez en zijn Bolivariaanse Revolutie gooide de politiek in Latijns-Amerika volledig om. “!S�* se puede!” (Ja, het is mogelijk!) werd de nieuwe leus van de straat. Een nieuwe generatie van activisten verscheen op de scene. Het belang van deze gebeurtenissen ontging de Vlaamse kwaliteitskranten niet, integendeel. De berichtgeving hierover in De Morgen (DM) en De Standaard (DS) werd onder de loep genomen.
Venezuela berichtgeving in vogelvlucht (1998-2006)
Een onderzoek verspreid over een ruimere periode (de gedrukte en digitale artikels tussen eind 1998 en eind 2006), laat ons toe om trends in de berichtgeving te zoeken en, ons niet blind te staren op “uitschuivers”. Een aantal zaken vallen onmiddellijk op.
Als men zich concentreert op de personen die aan het woord komen, constateert men een groot onevenwicht in het aantal (3) voorstanders en tegenstanders van de regering Chávez.
Uit de cijfers kan men afleiden dat er meer tegenstanders dan voorstanders aan bod komen in de Vlaamse media. Ook opvallend is de grotere aanwezigheid van de “civiele maatschappij” bij de tegenstanders, zeker bij de Venezolaanse “civiele maatschappij”. Dit verleent een aureool van representativiteit en democratie aan de oppositie.
Bij DM vindt men geen enkele pro-Chávez vertegenwoordiger van de “civiele maatschappij” die Venezolaan is. Bij DS nemen enkel een buschauffeur en een student het op voor president Chávez. De Venezolaanse oppositie daarentegen wordt vertegenwoordigd door een voorzitter van de grootste handelsvereniging, een media magnaat, een directeur van een krant, een bedrijfsleider, een aandeelhouder, twee universiteitsprofessoren, een politicologe, een economist, een mensenrechtenactivist, drie rijken en een betoger.
Deze scheeftrekking in de sociale status van de personen die aan bod komen, zou begrijpelijk zijn als de clichés in de Venezolaanse media zouden kloppen: enkel armen en “onwetenden” steunen de Venezolaanse regering. De volledige middenklasse en alle intellectuelen worden volgens deze media gerekend tot de oppositie. Met meer dan 62% steun bij de presidentsverkiezingen voor Chávez is het duidelijk dat deze clichés weinig serieus zijn. Het is juist dat Chávez erin geslaagd is om een belangrijk deel van de arme volksklassen te mobiliseren, maar men mag niet uit het oog verliezen dat deze klassen een traditie hebben – of hadden – van ontmoediging en een laag politiek activisme met een torenhoog absenteïsme bij verkiezingen als gevolg. Zonder de steun van een groot deel van de middenklasse en de intellectuelen zou de president nooit verkozen zijn en er zou geen sprake zijn van hervormingen erna.
Niet enkel de selectie (filter) van wie zijn mening mag ventileren heeft invloed op de inhoud van een tekst. Belangrijker nog zijn minder opvallende technieken die hun ideologische functie aan het oog onttrekken. Iedereen kent de tegenstelling “terrorist”-”vrijheidsstrijder” om dezelfde groepen aan te duiden naargelang de politieke agenda (4), maar vaak is de taal van journalisten subtieler.
De kwantitatieve analyse van de artikels toont een opvallend resultaat voor woorden en ideeën die met personen worden geassocieerd. Beide kranten gaan heel creatief te werk om de voorstanders van de Venezolaanse regering te beschrijven. Vergeleken met de oppositie, gebruiken de kranten meer dan het dubbel aan ideeën en beschrijvingen om deze voorstanders te beschrijven.
De frequentie (absoluut aantal) van beschrijvingen en ideeën geassocieerd aan de regeringsgetrouwe personen is een veelvoud als bij de oppositie. Bij DM gaat het over een veelvoud van 6.65 keer en in DS over 4.40 keer. Een vreemde verhouding als men rekening houdt dat het totaal van unieke voorstanders rond de helft van het aantal opposanten schommelt in beide kranten.
Als men de lijst van al de ideeën en beschrijvingen geassocieerd aan mensen overloopt, stelt men vast dat in de grote meerderheid van de gevallen het over begrippen gaat met een negatieve connotatie of betekenis. Bijvoorbeeld, in DM worden de voorstanders van de regering 82 maal beschreven als “dictator” en 64 als “couppleger”. Bij de oppositie is het neutraler begrip “rechts” de absolute koploper met amper een frequentie van 17 keer. Bij een gedetailleerde tekstanalyse van individuele artikels kan men dikwijls vaststellen dat oppositieleden vaak zonder bijvoeglijke bepalingen worden voorgesteld en hun boodschap vaak in de directe rede wordt geciteerd. De “naakte” voorstelling van de opposanten en de rechtstreekse boodschap is een teken van respect voor deze mensen en hun maatschappelijke functie en bijgevolg voor hun boodschap. (5) De voorstanders daarentegen worden overstelpt met adjectieven en bijvoeglijke bepalingen en hun boodschap wordt vaak “vertaald” door het toevoegsel van een ideologische oordeel aan de indirecte rede, vaak in spottende toon. Dit vertaalt zich dikwijls in karaktermoord als men rekening houdt met het feit dat het merendeel van die beschrijvingen op de persoon van Hugo Chávez slaat.
Technieken voor ideologieoverdracht op niveau van het artikel
Een cijfermatige analyse van de periode laat ons toe om trends en scheeftrekkingen te ontdekken, maar zijn op zich niet voldoende om de technieken die worden gebruikt bij de ideologieoverdacht bloot te leggen. Spijtig genoeg is het onmogelijk in het kader van dit kort artikel een gedetailleerde discoursanalyse voor alle bestudeerde artikels weer te geven. Hierdoor zullen we ons hier hoofdzakelijk beperken tot titels en slotalinea's.
Titels
Titels en ondertitels van artikels zijn belangrijk omdat ze delen van de inhoud in de verf zetten terwijl andere naar de achtergrond verdwijnen. Alhoewel ze vaak neutraal overkomen, bevatten ze vaak een sterk subjectief element.
In de dagen kort voor en na de staatsgreep die de – democratisch verkozen – Venezolaanse president Hugo Chávez voor twee dagen van de macht verdreef vinden we de volgende titels:
- “Algemene staking legt Chávez vuur aan de schenen” (DM, 10/04/2002).
- “Stakingsfront van werknemers, werkgevers en leger legt Venezuela lam. 'Mijnheer de president, u hebt het land verraden'” (DS, 12/04/2002).
- “Militaire junta stuurt Chávez de laan uit. Venezolaanse overgangsregering geleid door topman van verbond van privé ondernemers” (DM, 13/04/2002).
- “PROFIEL. Hugo Chavez. Ontspoorde volksheld. President van Venezuela verdreven” (DS, 13/04/2002).
- “Een Zuid-Amerikaans stripverhaal” (DM, 16/04/2002).
- “GLOBE. Venezuela. Een coup van twee dagen” (DS, 15/04/2002).
Zoals de titels doen vermoeden is de teneur van de artikels sterk anti-Chávez (6) en geven deze vaak een op zijn minst twijfelachtige inschatting van de situatie. Zo gaan de eerste twee artikels over de algemene staking die door de oppositie werd gelanceerd om Chávez van de macht te verdrijven. Al op de eerste stakingsdag, zonder enig informatie of duidelijkheid over het succes of mislukking van de staking, kiest DM ervoor om Chávez in een nadelige positie te plaatsen. DS van zijn kant creëert een beeld van een staking gesteund door de volledige maatschappij, een strijd van “allen tegen een”. Beide kranten versterken dit beeld door de gekozen woordenschat om de stakers te beschrijven: “front” (DS), “sloot zich bij de beslissing aan” (DS), “de handen in elkaar geslagen” (DM), “onze acties” (DM), enz. De ondertitel van DS, op de prominente plaats tussen titel en tekst, geeft een moreel excuus aan de oppositie daar het niet gaat om een democratisch verkozen regering van de macht te verdrijven, maar integendeel om een “landverrader” en tiran van zijn troon te stoten.
Deze woorden en ideeën zijn niet vrijblijvend en kunnen gekaderd worden in de Consensusideologie. Deze ideologie gaat er vanuit dat er een politiek en sociaal consensus bestaat die voor een status quo zorgt en stelt de maatschappelijke orde als natuurlijk en onbeweeglijk voor. De regering wordt geassocieerd aan negatieve waarden van het consensusmodel zoals illegaliteit, corruptie, ideologie en geweld: “links populist”(DM), “corruptie en andere schandalen” (7) (DM), “dreigende mentale instorting van Chavez”(DS), enz. De oppositie daarentegen, wordt over heel de lijn verbonden aan de positieve waarden zoals compromis, samenwerking, rechtvaardigheid, standvastigheid, enz.. Ze kan op alle begrip rekenen en haar acties worden beschreven als een laatste stap van een gradueel en inclusief proces: “ook nu weer wordt de gekende eis herhaald” (DM), “[sociale onrust] die al zes weken aansleept en gisteren uitmondde” (DM), “[gedrag Chávez] de spreekwoordelijke druppel”, “één tegen allen”(DS), “de vijfde inmiddels [generaal die de regering de rug toekeert]” (DS), enz.
Slotalinea's
Slotalinea's zijn semantisch heel belangrijk omdat ze zich op een prominente plaats vinden en meestal een samenvatting bevatten van het artikel of een “pointe”. De slotalinea's van de besproken artikels zijn de volgende:
- “Door de problemen in eigen land zal Hugo Chávez vandaag vermoedelijk niet naar de top van Latijns-Amerikaanse staatshoofden (in het kader van de zogenaamde Rio-groep) in Costa Rica kunnen reizen. "Het zou nochtans een mooie gelegenheid geweest zijn om de nagelnieuwe, 70 miljoen dollar kostende presidentiële Airbus te testen", merkte een commentator gisteren op.” (DM, 10/04/2002).
- “President Chavez heeft met zijn regeerstijl per decreet -- naar eigen zeggen om de grote armoede te lijf te gaan -- zowel werknemers als werkgevers tegen zich in het harnas gejaagd. Woensdag keerde zich bovendien opnieuw een generaal tegen de president, de vijfde inmiddels, met de beschuldiging dat hij de strijdkrachten politiseert en tegen de bevolking liegt over de aanwezigheid van Colombiaanse guerrillastrijders bij de grens met Colombia. ,,Meneer de president, u hebt het land verraden'', zei generaal Nestor Gonzalez Gonzalez.” (DS, 12/04/2002, voorlaatste alinea omdat de laatste een niet aan het artikel gerelateerde fait-divers is).
- “Aan De Morgen zeiden diplomatieke bronnen in Brussel dat "de rust in Venezuela teruggekeerd is. De meeste mensen zijn niet uit werken gegaan, maar er wordt niet gehamsterd en de voedselbevoorrading komt niet in het gedrang. Er zal in een democratisch overgangsproces worden voorzien." (DM, 13/04/2002).
- “De tientallen doden en gewonden bij de straatprotesten donderdagavond, bevestigden die analyse [dat Chávez gek is]. Volksheld Chavez, die een karikatuur van zichzelf was geworden, bezondigde zich finaal aan hetzelfde machtsmisbruik waarvoor hij eerder president Perez had verketterd.” (DS, 13/04/2002).
- “Er is nog een andere overeenkomst. Alcázar en Chaves behoren tot de verraderlijke categorie van sympathieke schurken. Kijk naar Venezuela: weinig mensen die echt warmlopen voor die ernstige meneer van de werkgeversvereniging, die snel, snel interim-president zou zijn. Zo is er ook geen Kuifje-lezer die meedoet met de tegenstander van Alcázar, de boef Tapioca. Maar zijn Chavez en Alcázar doetjes? Beide Zuid-Amerikanen zijn vooral 'charismatisch': innemende mannen, ze durven tieren en vloeken, beloven opperste rechtvaardigheid, en in de grond zullen ze de slechtste wel niet zijn, maar ze hebben zoveel aantoonbare fouten dat ze duidelijk niet de messiassen zijn waarvoor ze zichzelf houden. Als Chavez ook de volgende weken het gedrag van Alcázar imiteert - die laatste zette zijn tegenstanders bijvoorbeeld nooit voor het vuurpeloton -, dan kan gewoon de volgende pagina omgeslagen worden, en is het ongetwijfeld: “wordt vervolgd.” (DM, 16/04/2002).
- “Maar bij de militairen bestond verdeeldheid. Sommige Latijns-Amerikaanse landen veroordeelden de coup en zeiden Carmona's regime niet te willen erkennen. Bovendien bestond vrees dat Carmona een restauratie van het gehate ancien régime zou brengen. Zo'n alternatief voor Chavez was zeker geen waarborg voor stabiliteit. Bij de militairen haalde de strekking het om Chavez vrij te laten en opnieuw te installeren. Die zal misschien tot de overtuiging komen dat het niet opgaat zoveel tegenstanders te negeren.” (DS, 15/04/2002).
De verdediging van de Consensusideologie gaat zo ver dat de journalisten staatsgrepen goed praten en tot in het absurde relativeren. Walter Pauli in zijn artikel van 16/04/2002 gaat zelfs zo ver om de staatsgreep – en het sociaal conflict, de voorbereidingen, geldschieters, buitenlandse inmenging en de doden – te herleiden tot clichés: Niemand is echt verantwoordelijk, het Zuid-Amerikaanse volk mort, maar is passief; het is altijd zo geweest en het zal zo altijd zijn: personages van “Kuifje in Zuid-Amerika” volgens zijn eigen woorden.
De eerste artikels van DM illustreren een vaak terugkomende techniek: de “commentator”, de (anonieme) specialist, de “diplomatische bronnen”, en andere niet bij naam genoemde personen. Door een sterk ideologisch geladen oordeel in de mond van een “onafhankelijke” derde te plaatsen, schept men het beeld van waarheid en objectiviteit, meestal onterecht. Zo brengt de anonieme commentator in het eerste artikel in DM geen enkel relevante (en eerder twijfelachtig) informatie, maar wordt een gerucht en cliché (“dictator-geldverspiller”) over de Venezolaanse president in leven geroepen. De Brusselse “diplomatieke bronnen” van een paar dagen later zijn des te meer opvallend daar juist op het moment dat het Venezolaanse volk met miljoenen op straat kwam om hun democratie te redden (8), er volgens de "diplomatieke bronnen" blijkbaar niets aan de hand was en iedereen braaf thuis zat. Het lijkt helemaal niet op een staatsgreep, maar een democratische overgang. Men kan zich afvragen of er sprake is van een malafide bron – wie buiten de V.S. ambassade zou nog op de hoogte zijn van de plannen voor een staatsgreep? – of er eerder sprake is van een vulgaire retorische truc om een staatsgreep goed te praten die volledig in de lijn ligt van de rest van de artikels.
Opvallend is hoe de ideologische boodschap in het laatste artikel van DS – die gebalanceerd is en eerder positief is over Chávez (door zijn verwezenlijkingen én gebreken op te sommen) – radicaal verandert door in de slotalinea alle verantwoordelijkheid voor de staatsgreep in de schoenen van de afgezette president te schuiven (“hij moet niet zomaar zijn tegenstanders negeren”). Deze "eigen schuld" is de kernboodschap in rest van de geciteerde slotalinea's: “verrader”, “gek”, “machtsmisbruik”, “sympathieke schurk”, “negeren van tegenstanders”.
Besluit
Twee ideologische vooronderstellingen vormen de ruggengraat van de onderzochte artikels. Ten eerste staat de Consensusideologie centraal en wordt elke poging tot sociale verandering coherent en zonder enige aarzeling aangevallen. Dit houdt in dat men een militaire staatsgreep die een democratisch verkozen regering van de macht verdrijft , in het beste geval minimaliseert en dikwijls goedpraat. Ten tweede wordt de ondergeschikte positie van Latijns-Amerika in het geheel der naties als natuurlijk aanvaard. Dat de Verenigde Staten (mee) achter de staatsgreep staat, wordt niet ontkend en zelf zwart op wit vermeld. Het is echter opvallend hoe hierover geen commentaar of verontwaardiging kenbaar wordt gemaakt. De hegemonie van de reus van het Noorden op die verre exotische landen blijkt volledig normaal te zijn.
Is de vijandigheid van de kwaliteitspers in een klein Europees landje dan zo onschuldig? Aanvallen zonder enige adempauze bereiden – bewust of onbewust – het publiek voor om economische sabotage, staatsgrepen en invasies te aanvaarden. Venezuela heeft de eerste twee reeds ondergaan.
Misschien is het belangrijker te weten dat de Derde Wereld zogoed als geen eigen nieuwsagentschappen heeft. Paradoxaal genoeg ziet Latijns-Amerika zichzelf door de ogen van de rijke landen. Als de realiteit vervormd wordt tot deze onherkenbaar is, verraadt de media niet enkel het vertrouwen van hun nationaal publiek, maar brengt ze de hoop op een andere toekomst in gevaar; een toekomst die de een beetje menselijker kan zijn. Het is zo dat de Vlaamse kwaliteitskranten niet de faam of invloed hebben als sommige grote Franse of Noord-Amerikaanse kranten, maar als het over Latijns-Amerika gaat, dragen deze Vlaamse producten duidelijk hun steentje bij aan de desinformatie over dit Amerikaans land.
Als men aanvaardt dat er een (ideologisch) probleem is met de mainstream media, kan men bouwen aan een alternatief. Een duidelijk antwoord formuleren voor het waarom van de militante vijandigheid tegen een democratisch verkozen regering gaat voorbij aan de bedoeling van dit artikel, al zijn sommige denkpistes door de mainstream journalisten in de media-reader zelf naar voor gebracht. De zoektocht belooft interessant te worden.
Claudio Ramirez (de auteur is historicus)
Geeft te denken over de manier waarop de media in ons land de waarheid "inkleuren".
Een casestudie: Venezuela
De recente gebeurtenissen in Venezuela zijn van belang buiten Latijns-Amerika. Het fascisme van de jaren '70 en '80 in Latijns-Amerika slaagde erin om de meeste sociale bewegingen te breken of op zijn minst lange tijd te verlammen. De genocide in Guatemala, de concentratiekampen in Chili, de terroristische aanvallen van de Contra's op uitsluitend burgerdoelen in Nicaragua en de talloze andere systematische wreedheden hebben hun doel niet gemist: de jaren '90 waren grotendeels (2) een tijdperk van “There is no alternative”.
Chávez en zijn Bolivariaanse Revolutie gooide de politiek in Latijns-Amerika volledig om. “!S�* se puede!” (Ja, het is mogelijk!) werd de nieuwe leus van de straat. Een nieuwe generatie van activisten verscheen op de scene. Het belang van deze gebeurtenissen ontging de Vlaamse kwaliteitskranten niet, integendeel. De berichtgeving hierover in De Morgen (DM) en De Standaard (DS) werd onder de loep genomen.
Venezuela berichtgeving in vogelvlucht (1998-2006)
Een onderzoek verspreid over een ruimere periode (de gedrukte en digitale artikels tussen eind 1998 en eind 2006), laat ons toe om trends in de berichtgeving te zoeken en, ons niet blind te staren op “uitschuivers”. Een aantal zaken vallen onmiddellijk op.
Als men zich concentreert op de personen die aan het woord komen, constateert men een groot onevenwicht in het aantal (3) voorstanders en tegenstanders van de regering Chávez.
Uit de cijfers kan men afleiden dat er meer tegenstanders dan voorstanders aan bod komen in de Vlaamse media. Ook opvallend is de grotere aanwezigheid van de “civiele maatschappij” bij de tegenstanders, zeker bij de Venezolaanse “civiele maatschappij”. Dit verleent een aureool van representativiteit en democratie aan de oppositie.
Bij DM vindt men geen enkele pro-Chávez vertegenwoordiger van de “civiele maatschappij” die Venezolaan is. Bij DS nemen enkel een buschauffeur en een student het op voor president Chávez. De Venezolaanse oppositie daarentegen wordt vertegenwoordigd door een voorzitter van de grootste handelsvereniging, een media magnaat, een directeur van een krant, een bedrijfsleider, een aandeelhouder, twee universiteitsprofessoren, een politicologe, een economist, een mensenrechtenactivist, drie rijken en een betoger.
Deze scheeftrekking in de sociale status van de personen die aan bod komen, zou begrijpelijk zijn als de clichés in de Venezolaanse media zouden kloppen: enkel armen en “onwetenden” steunen de Venezolaanse regering. De volledige middenklasse en alle intellectuelen worden volgens deze media gerekend tot de oppositie. Met meer dan 62% steun bij de presidentsverkiezingen voor Chávez is het duidelijk dat deze clichés weinig serieus zijn. Het is juist dat Chávez erin geslaagd is om een belangrijk deel van de arme volksklassen te mobiliseren, maar men mag niet uit het oog verliezen dat deze klassen een traditie hebben – of hadden – van ontmoediging en een laag politiek activisme met een torenhoog absenteïsme bij verkiezingen als gevolg. Zonder de steun van een groot deel van de middenklasse en de intellectuelen zou de president nooit verkozen zijn en er zou geen sprake zijn van hervormingen erna.
Niet enkel de selectie (filter) van wie zijn mening mag ventileren heeft invloed op de inhoud van een tekst. Belangrijker nog zijn minder opvallende technieken die hun ideologische functie aan het oog onttrekken. Iedereen kent de tegenstelling “terrorist”-”vrijheidsstrijder” om dezelfde groepen aan te duiden naargelang de politieke agenda (4), maar vaak is de taal van journalisten subtieler.
De kwantitatieve analyse van de artikels toont een opvallend resultaat voor woorden en ideeën die met personen worden geassocieerd. Beide kranten gaan heel creatief te werk om de voorstanders van de Venezolaanse regering te beschrijven. Vergeleken met de oppositie, gebruiken de kranten meer dan het dubbel aan ideeën en beschrijvingen om deze voorstanders te beschrijven.
De frequentie (absoluut aantal) van beschrijvingen en ideeën geassocieerd aan de regeringsgetrouwe personen is een veelvoud als bij de oppositie. Bij DM gaat het over een veelvoud van 6.65 keer en in DS over 4.40 keer. Een vreemde verhouding als men rekening houdt dat het totaal van unieke voorstanders rond de helft van het aantal opposanten schommelt in beide kranten.
Als men de lijst van al de ideeën en beschrijvingen geassocieerd aan mensen overloopt, stelt men vast dat in de grote meerderheid van de gevallen het over begrippen gaat met een negatieve connotatie of betekenis. Bijvoorbeeld, in DM worden de voorstanders van de regering 82 maal beschreven als “dictator” en 64 als “couppleger”. Bij de oppositie is het neutraler begrip “rechts” de absolute koploper met amper een frequentie van 17 keer. Bij een gedetailleerde tekstanalyse van individuele artikels kan men dikwijls vaststellen dat oppositieleden vaak zonder bijvoeglijke bepalingen worden voorgesteld en hun boodschap vaak in de directe rede wordt geciteerd. De “naakte” voorstelling van de opposanten en de rechtstreekse boodschap is een teken van respect voor deze mensen en hun maatschappelijke functie en bijgevolg voor hun boodschap. (5) De voorstanders daarentegen worden overstelpt met adjectieven en bijvoeglijke bepalingen en hun boodschap wordt vaak “vertaald” door het toevoegsel van een ideologische oordeel aan de indirecte rede, vaak in spottende toon. Dit vertaalt zich dikwijls in karaktermoord als men rekening houdt met het feit dat het merendeel van die beschrijvingen op de persoon van Hugo Chávez slaat.
Technieken voor ideologieoverdracht op niveau van het artikel
Een cijfermatige analyse van de periode laat ons toe om trends en scheeftrekkingen te ontdekken, maar zijn op zich niet voldoende om de technieken die worden gebruikt bij de ideologieoverdacht bloot te leggen. Spijtig genoeg is het onmogelijk in het kader van dit kort artikel een gedetailleerde discoursanalyse voor alle bestudeerde artikels weer te geven. Hierdoor zullen we ons hier hoofdzakelijk beperken tot titels en slotalinea's.
Titels
Titels en ondertitels van artikels zijn belangrijk omdat ze delen van de inhoud in de verf zetten terwijl andere naar de achtergrond verdwijnen. Alhoewel ze vaak neutraal overkomen, bevatten ze vaak een sterk subjectief element.
In de dagen kort voor en na de staatsgreep die de – democratisch verkozen – Venezolaanse president Hugo Chávez voor twee dagen van de macht verdreef vinden we de volgende titels:
- “Algemene staking legt Chávez vuur aan de schenen” (DM, 10/04/2002).
- “Stakingsfront van werknemers, werkgevers en leger legt Venezuela lam. 'Mijnheer de president, u hebt het land verraden'” (DS, 12/04/2002).
- “Militaire junta stuurt Chávez de laan uit. Venezolaanse overgangsregering geleid door topman van verbond van privé ondernemers” (DM, 13/04/2002).
- “PROFIEL. Hugo Chavez. Ontspoorde volksheld. President van Venezuela verdreven” (DS, 13/04/2002).
- “Een Zuid-Amerikaans stripverhaal” (DM, 16/04/2002).
- “GLOBE. Venezuela. Een coup van twee dagen” (DS, 15/04/2002).
Zoals de titels doen vermoeden is de teneur van de artikels sterk anti-Chávez (6) en geven deze vaak een op zijn minst twijfelachtige inschatting van de situatie. Zo gaan de eerste twee artikels over de algemene staking die door de oppositie werd gelanceerd om Chávez van de macht te verdrijven. Al op de eerste stakingsdag, zonder enig informatie of duidelijkheid over het succes of mislukking van de staking, kiest DM ervoor om Chávez in een nadelige positie te plaatsen. DS van zijn kant creëert een beeld van een staking gesteund door de volledige maatschappij, een strijd van “allen tegen een”. Beide kranten versterken dit beeld door de gekozen woordenschat om de stakers te beschrijven: “front” (DS), “sloot zich bij de beslissing aan” (DS), “de handen in elkaar geslagen” (DM), “onze acties” (DM), enz. De ondertitel van DS, op de prominente plaats tussen titel en tekst, geeft een moreel excuus aan de oppositie daar het niet gaat om een democratisch verkozen regering van de macht te verdrijven, maar integendeel om een “landverrader” en tiran van zijn troon te stoten.
Deze woorden en ideeën zijn niet vrijblijvend en kunnen gekaderd worden in de Consensusideologie. Deze ideologie gaat er vanuit dat er een politiek en sociaal consensus bestaat die voor een status quo zorgt en stelt de maatschappelijke orde als natuurlijk en onbeweeglijk voor. De regering wordt geassocieerd aan negatieve waarden van het consensusmodel zoals illegaliteit, corruptie, ideologie en geweld: “links populist”(DM), “corruptie en andere schandalen” (7) (DM), “dreigende mentale instorting van Chavez”(DS), enz. De oppositie daarentegen, wordt over heel de lijn verbonden aan de positieve waarden zoals compromis, samenwerking, rechtvaardigheid, standvastigheid, enz.. Ze kan op alle begrip rekenen en haar acties worden beschreven als een laatste stap van een gradueel en inclusief proces: “ook nu weer wordt de gekende eis herhaald” (DM), “[sociale onrust] die al zes weken aansleept en gisteren uitmondde” (DM), “[gedrag Chávez] de spreekwoordelijke druppel”, “één tegen allen”(DS), “de vijfde inmiddels [generaal die de regering de rug toekeert]” (DS), enz.
Slotalinea's
Slotalinea's zijn semantisch heel belangrijk omdat ze zich op een prominente plaats vinden en meestal een samenvatting bevatten van het artikel of een “pointe”. De slotalinea's van de besproken artikels zijn de volgende:
- “Door de problemen in eigen land zal Hugo Chávez vandaag vermoedelijk niet naar de top van Latijns-Amerikaanse staatshoofden (in het kader van de zogenaamde Rio-groep) in Costa Rica kunnen reizen. "Het zou nochtans een mooie gelegenheid geweest zijn om de nagelnieuwe, 70 miljoen dollar kostende presidentiële Airbus te testen", merkte een commentator gisteren op.” (DM, 10/04/2002).
- “President Chavez heeft met zijn regeerstijl per decreet -- naar eigen zeggen om de grote armoede te lijf te gaan -- zowel werknemers als werkgevers tegen zich in het harnas gejaagd. Woensdag keerde zich bovendien opnieuw een generaal tegen de president, de vijfde inmiddels, met de beschuldiging dat hij de strijdkrachten politiseert en tegen de bevolking liegt over de aanwezigheid van Colombiaanse guerrillastrijders bij de grens met Colombia. ,,Meneer de president, u hebt het land verraden'', zei generaal Nestor Gonzalez Gonzalez.” (DS, 12/04/2002, voorlaatste alinea omdat de laatste een niet aan het artikel gerelateerde fait-divers is).
- “Aan De Morgen zeiden diplomatieke bronnen in Brussel dat "de rust in Venezuela teruggekeerd is. De meeste mensen zijn niet uit werken gegaan, maar er wordt niet gehamsterd en de voedselbevoorrading komt niet in het gedrang. Er zal in een democratisch overgangsproces worden voorzien." (DM, 13/04/2002).
- “De tientallen doden en gewonden bij de straatprotesten donderdagavond, bevestigden die analyse [dat Chávez gek is]. Volksheld Chavez, die een karikatuur van zichzelf was geworden, bezondigde zich finaal aan hetzelfde machtsmisbruik waarvoor hij eerder president Perez had verketterd.” (DS, 13/04/2002).
- “Er is nog een andere overeenkomst. Alcázar en Chaves behoren tot de verraderlijke categorie van sympathieke schurken. Kijk naar Venezuela: weinig mensen die echt warmlopen voor die ernstige meneer van de werkgeversvereniging, die snel, snel interim-president zou zijn. Zo is er ook geen Kuifje-lezer die meedoet met de tegenstander van Alcázar, de boef Tapioca. Maar zijn Chavez en Alcázar doetjes? Beide Zuid-Amerikanen zijn vooral 'charismatisch': innemende mannen, ze durven tieren en vloeken, beloven opperste rechtvaardigheid, en in de grond zullen ze de slechtste wel niet zijn, maar ze hebben zoveel aantoonbare fouten dat ze duidelijk niet de messiassen zijn waarvoor ze zichzelf houden. Als Chavez ook de volgende weken het gedrag van Alcázar imiteert - die laatste zette zijn tegenstanders bijvoorbeeld nooit voor het vuurpeloton -, dan kan gewoon de volgende pagina omgeslagen worden, en is het ongetwijfeld: “wordt vervolgd.” (DM, 16/04/2002).
- “Maar bij de militairen bestond verdeeldheid. Sommige Latijns-Amerikaanse landen veroordeelden de coup en zeiden Carmona's regime niet te willen erkennen. Bovendien bestond vrees dat Carmona een restauratie van het gehate ancien régime zou brengen. Zo'n alternatief voor Chavez was zeker geen waarborg voor stabiliteit. Bij de militairen haalde de strekking het om Chavez vrij te laten en opnieuw te installeren. Die zal misschien tot de overtuiging komen dat het niet opgaat zoveel tegenstanders te negeren.” (DS, 15/04/2002).
De verdediging van de Consensusideologie gaat zo ver dat de journalisten staatsgrepen goed praten en tot in het absurde relativeren. Walter Pauli in zijn artikel van 16/04/2002 gaat zelfs zo ver om de staatsgreep – en het sociaal conflict, de voorbereidingen, geldschieters, buitenlandse inmenging en de doden – te herleiden tot clichés: Niemand is echt verantwoordelijk, het Zuid-Amerikaanse volk mort, maar is passief; het is altijd zo geweest en het zal zo altijd zijn: personages van “Kuifje in Zuid-Amerika” volgens zijn eigen woorden.
De eerste artikels van DM illustreren een vaak terugkomende techniek: de “commentator”, de (anonieme) specialist, de “diplomatische bronnen”, en andere niet bij naam genoemde personen. Door een sterk ideologisch geladen oordeel in de mond van een “onafhankelijke” derde te plaatsen, schept men het beeld van waarheid en objectiviteit, meestal onterecht. Zo brengt de anonieme commentator in het eerste artikel in DM geen enkel relevante (en eerder twijfelachtig) informatie, maar wordt een gerucht en cliché (“dictator-geldverspiller”) over de Venezolaanse president in leven geroepen. De Brusselse “diplomatieke bronnen” van een paar dagen later zijn des te meer opvallend daar juist op het moment dat het Venezolaanse volk met miljoenen op straat kwam om hun democratie te redden (8), er volgens de "diplomatieke bronnen" blijkbaar niets aan de hand was en iedereen braaf thuis zat. Het lijkt helemaal niet op een staatsgreep, maar een democratische overgang. Men kan zich afvragen of er sprake is van een malafide bron – wie buiten de V.S. ambassade zou nog op de hoogte zijn van de plannen voor een staatsgreep? – of er eerder sprake is van een vulgaire retorische truc om een staatsgreep goed te praten die volledig in de lijn ligt van de rest van de artikels.
Opvallend is hoe de ideologische boodschap in het laatste artikel van DS – die gebalanceerd is en eerder positief is over Chávez (door zijn verwezenlijkingen én gebreken op te sommen) – radicaal verandert door in de slotalinea alle verantwoordelijkheid voor de staatsgreep in de schoenen van de afgezette president te schuiven (“hij moet niet zomaar zijn tegenstanders negeren”). Deze "eigen schuld" is de kernboodschap in rest van de geciteerde slotalinea's: “verrader”, “gek”, “machtsmisbruik”, “sympathieke schurk”, “negeren van tegenstanders”.
Besluit
Twee ideologische vooronderstellingen vormen de ruggengraat van de onderzochte artikels. Ten eerste staat de Consensusideologie centraal en wordt elke poging tot sociale verandering coherent en zonder enige aarzeling aangevallen. Dit houdt in dat men een militaire staatsgreep die een democratisch verkozen regering van de macht verdrijft , in het beste geval minimaliseert en dikwijls goedpraat. Ten tweede wordt de ondergeschikte positie van Latijns-Amerika in het geheel der naties als natuurlijk aanvaard. Dat de Verenigde Staten (mee) achter de staatsgreep staat, wordt niet ontkend en zelf zwart op wit vermeld. Het is echter opvallend hoe hierover geen commentaar of verontwaardiging kenbaar wordt gemaakt. De hegemonie van de reus van het Noorden op die verre exotische landen blijkt volledig normaal te zijn.
Is de vijandigheid van de kwaliteitspers in een klein Europees landje dan zo onschuldig? Aanvallen zonder enige adempauze bereiden – bewust of onbewust – het publiek voor om economische sabotage, staatsgrepen en invasies te aanvaarden. Venezuela heeft de eerste twee reeds ondergaan.
Misschien is het belangrijker te weten dat de Derde Wereld zogoed als geen eigen nieuwsagentschappen heeft. Paradoxaal genoeg ziet Latijns-Amerika zichzelf door de ogen van de rijke landen. Als de realiteit vervormd wordt tot deze onherkenbaar is, verraadt de media niet enkel het vertrouwen van hun nationaal publiek, maar brengt ze de hoop op een andere toekomst in gevaar; een toekomst die de een beetje menselijker kan zijn. Het is zo dat de Vlaamse kwaliteitskranten niet de faam of invloed hebben als sommige grote Franse of Noord-Amerikaanse kranten, maar als het over Latijns-Amerika gaat, dragen deze Vlaamse producten duidelijk hun steentje bij aan de desinformatie over dit Amerikaans land.
Als men aanvaardt dat er een (ideologisch) probleem is met de mainstream media, kan men bouwen aan een alternatief. Een duidelijk antwoord formuleren voor het waarom van de militante vijandigheid tegen een democratisch verkozen regering gaat voorbij aan de bedoeling van dit artikel, al zijn sommige denkpistes door de mainstream journalisten in de media-reader zelf naar voor gebracht. De zoektocht belooft interessant te worden.
Claudio Ramirez (de auteur is historicus)