Ernst Niessen
28 oktober 2011, 17:21
Op dinsdag 18 oktober hebben de leden van de werkgroep Leo Belgicus, Ernst, Stropke en Shadowke, als 'triumviraat' een bezoek gebracht aan Brussel. De (trein)reis leidde ons vanuit Oost-Limburg via Luik en Vlaams-Brabant naar het hart van de Zuidelijke Nederland: Brussel.
Aangekomen in Brussel-Centraal was een sanitaire stop noodzakelijk geworden voor Stropke. De aandrang luidde meteen het begin in van de eerste taalrel in het kleine kamertje. De wc-madam vroeg vijftig eurocent entree, en uiteraard ging dit in het Frans. Stropke kreeg een muntje en moest dit ergens in doen, maar wist niet waarin. Ondanks de hoge nood bij Stropke bleef de wc-madam Nederlandsonkundig en keek zij hem stomverbaasd aan dat hij Nederlands sprak. Een collega toiletjuffrouw schakelde maar in het Engels over. Ondertussen was Shadowke ook aangekomen.
We liepen vanuit Brussel-Centraal naar de Grote Markt om daar enkele foto's te maken van de prachtige, Gotische gebouwen, die zo schitterend de rijkdom van de Zuidelijke Nederlanden in de middeleeuwen tonen. In een eetcafé genoot het triumviraat van een middaglunch met een medium glas Kriek. De lunch en de Kriek smaakten voortreffelijk, maar het gebrek aan kennis van het Nederlands van de kelner smaakte duidelijk minder.
Ernst was duidelijk erop uit om zich meester te maken van een doosje Brusselse pralines. Hij schoot de ene na de andere zaak in en beproefde op een geraffineerde wijze de tactiek 'geen Nederlands, geen centen'. Stropke en Shadowke waren hem daarom even kwijt en dat bracht Stropke tot een kortstondige zoektocht, waarbij de volgde taalrel zich onvermijdelijk aandiende. Stropke ging een pralinewinkel in en sprak een winkeljuffrouw aan. Zij keek hem aan alsof hij Mandarijn sprak en gaf een verklaring, die Stropke verbijsterde. Zij gaf in het Nederlands te kennen dat zij Spaanse was en dat zij verder geen Nederlands sprak. Stropke sloeg stijl achterover van verbazing en zei: “Maar u spreekt toch Nederlands nu?” Toen ging zij over in het Engels en zei dat zij mij niet begreep.
“Werkelijk”, dacht Stropke, “ben ik nu gek of zijn ze in Brussel zot geworden?”
Manneken Pis werd, op goede aanwijzing van een een knappe blonde Brusselse flik te paard,
gevonden. Na het pimpelende jochie vanuit een massa Japanners te hebben begroet, wandelden we verder over de Brusselse dreven. We besloten naar de Nieuwstraat te gaan, maar daarvoor moesten we eerst de weg vragen aan een toevallige passant. Shadowke sprak een zakenman aan met colbert en stropdasje. Ook die antwoordde zonder blikken en blozen in het Parijs-Frans. Onze vragen in Nederlands bleven dus ook hier onbeantwoord hoewel hij deze blijkbaar wel begreep.
Kunnen ze dan geen Nederlands spreken – hoewel ze het blijkbaar wel verstaan – of willen ze niet
spreken? Dezelfde ervaring bij een souvenirwinkel, waar Stropke iets vroeg over manneken Pis. De winkelier haalde zijn schouders op. Engels lijkt hier wel een vluchttaal geworden om geen Nederlands te hoeven spreken tegen die Vlaamse boerkes of vermeende Hollandse indringers.
De Nieuwstraat laat echter ook zien dat de economische realiteit van de convergentie van Nederland en Vlaanderen tastbaar is, en wel in de vorm van de aanwezigheid van vestigingen van Hema en C&A.
Om 15.33 uur reed de trein van voie 5 via Luik Guillemins terug naar Oost-Limburg. Jammer genoeg stond Henri niet op la gare de Liège om ons hartelijk na te wuiven, hoewel dat uitzwaaien hij liever gedaan had, haha.
Aangekomen in Brussel-Centraal was een sanitaire stop noodzakelijk geworden voor Stropke. De aandrang luidde meteen het begin in van de eerste taalrel in het kleine kamertje. De wc-madam vroeg vijftig eurocent entree, en uiteraard ging dit in het Frans. Stropke kreeg een muntje en moest dit ergens in doen, maar wist niet waarin. Ondanks de hoge nood bij Stropke bleef de wc-madam Nederlandsonkundig en keek zij hem stomverbaasd aan dat hij Nederlands sprak. Een collega toiletjuffrouw schakelde maar in het Engels over. Ondertussen was Shadowke ook aangekomen.
We liepen vanuit Brussel-Centraal naar de Grote Markt om daar enkele foto's te maken van de prachtige, Gotische gebouwen, die zo schitterend de rijkdom van de Zuidelijke Nederlanden in de middeleeuwen tonen. In een eetcafé genoot het triumviraat van een middaglunch met een medium glas Kriek. De lunch en de Kriek smaakten voortreffelijk, maar het gebrek aan kennis van het Nederlands van de kelner smaakte duidelijk minder.
Ernst was duidelijk erop uit om zich meester te maken van een doosje Brusselse pralines. Hij schoot de ene na de andere zaak in en beproefde op een geraffineerde wijze de tactiek 'geen Nederlands, geen centen'. Stropke en Shadowke waren hem daarom even kwijt en dat bracht Stropke tot een kortstondige zoektocht, waarbij de volgde taalrel zich onvermijdelijk aandiende. Stropke ging een pralinewinkel in en sprak een winkeljuffrouw aan. Zij keek hem aan alsof hij Mandarijn sprak en gaf een verklaring, die Stropke verbijsterde. Zij gaf in het Nederlands te kennen dat zij Spaanse was en dat zij verder geen Nederlands sprak. Stropke sloeg stijl achterover van verbazing en zei: “Maar u spreekt toch Nederlands nu?” Toen ging zij over in het Engels en zei dat zij mij niet begreep.
“Werkelijk”, dacht Stropke, “ben ik nu gek of zijn ze in Brussel zot geworden?”
Manneken Pis werd, op goede aanwijzing van een een knappe blonde Brusselse flik te paard,
gevonden. Na het pimpelende jochie vanuit een massa Japanners te hebben begroet, wandelden we verder over de Brusselse dreven. We besloten naar de Nieuwstraat te gaan, maar daarvoor moesten we eerst de weg vragen aan een toevallige passant. Shadowke sprak een zakenman aan met colbert en stropdasje. Ook die antwoordde zonder blikken en blozen in het Parijs-Frans. Onze vragen in Nederlands bleven dus ook hier onbeantwoord hoewel hij deze blijkbaar wel begreep.
Kunnen ze dan geen Nederlands spreken – hoewel ze het blijkbaar wel verstaan – of willen ze niet
spreken? Dezelfde ervaring bij een souvenirwinkel, waar Stropke iets vroeg over manneken Pis. De winkelier haalde zijn schouders op. Engels lijkt hier wel een vluchttaal geworden om geen Nederlands te hoeven spreken tegen die Vlaamse boerkes of vermeende Hollandse indringers.
De Nieuwstraat laat echter ook zien dat de economische realiteit van de convergentie van Nederland en Vlaanderen tastbaar is, en wel in de vorm van de aanwezigheid van vestigingen van Hema en C&A.
Om 15.33 uur reed de trein van voie 5 via Luik Guillemins terug naar Oost-Limburg. Jammer genoeg stond Henri niet op la gare de Liège om ons hartelijk na te wuiven, hoewel dat uitzwaaien hij liever gedaan had, haha.