WeReldVErBeTeRaaR
11 oktober 2004, 08:15
De oplossing ligt in Turkije
Begin vorige week lanceerde Patrick Dewael (VLD), minister van
Binnenlandse Zaken, enkele opmerkelijke uitspraken over de islam. Ze
lokten heel wat reacties uit, nu ook in zijn eigen partij. Patrik
Vankrunkelsven en Annemie Van de Casteele pleiten voor een
genuanceerder debat én een open dialoog met de moslimgemeenschap.
NOG maar net terug van een studieverblijf in Turkije, worden we
geconfronteerd met het debat over de positie van de islam in onze
samenleving. In dat debat willen ook wij tussenbeide komen, mede
vanuit onze beperkte terreinervaring. Want uitgerekend Turkije bewijst
dat de beleving van islam en het bestuur van een staat gescheiden
kunnen verlopen.
In het debat over samenleven met allochtonen wordt terecht verwezen
naar een aantal fundamentele verworvenheden in onze samenleving, zoals
de gelijke rechten voor mannen en vrouwen en de scheiding van kerk en
staat. Daarop kunnen we inderdaad geen enkele toegeving doen. Maar de
manier waarop het debat gevoerd wordt, geeft de indruk dat Vlaanderen
zelf de ideale invulling heeft gevonden van deze waarden. En dan past
toch enige bescheidenheid.
In ons land dateert het stemrecht voor vrouwen van 1948. De
aanwezigheid van een aanzienlijk aantal vrouwen in ons parlement is
nog van recentere datum. In de academische wereld is het aantal
vrouwen op het niveau van hoogleraar beschamend laag. Er is dus zeker
nog een weg af te leggen. In Turkije daarentegen, waar 99 procent van
de inwoners moslim is, bestaat het stemrecht voor vrouwen sinds 1934
en bedraagt het aantal vrouwen op het hoogste academische niveau meer
dan 30 procent.
En is de plaats van het grote, katholieke onderwijsnet naast de andere
netten geen restant van de verzuiling? Wij hebben dat gegeven in ons
model ingepast, maar voor een Nederlander bijvoorbeeld, is België
helemaal niet zo seculier. Want de Belgische staat investeert in
religieuze gebouwen en betaalt de erediensten van erkende
godsdiensten. Turkse nieuwkomers kijken erg op van het Belgische
onderwijssysteem: in Turkije is enkel de staat de inrichtende macht.
Deze voorbeelden geven aan dat het debat over ,,democratische
waarden'' een genuanceerd debat moet zijn, dat vaak opnieuw gevoerd
zal moeten worden, met oog voor de veranderde situatie van een land en
zijn inwoners. Ze tonen ook aan dat de bewering dat de ,,islamitische
cultuur'' een aantal ,,westerse, democratische waarden'' in de weg
staat, geen absolute stelling kan zijn. De beleving van de islam is
een lappendeken en verschilt aanzienlijk in verschillende delen van de
wereld. De manier waarop een aantal waarden worden beleefd in een
westers land, is dus niet per definitie superieur aan hoe dat gebeurt
in een moslimland.
Het is trouwens gevaarlijk om vanuit een superioriteitsgevoel te
kijken naar andere culturen. Een eenvoudig bezoek aan het museum van
Ankara toont aan dat het huidige Turkije elementen in zich draagt van
een opeenvolging van grote beschavingen. Ons schrift en onze
kunstbeleving zijn fundamenteel geïnspireerd door deze en andere
culturen, die zich ontwikkelden op plaatsen waar de bakermat van de
islam zicht bevindt. Denigrerend doen over moslims is dus niet de
goede manier om een debat op gang te brengen.
Toch gedraagt de moslimgemeenschap, ook de Turkse, in ons eigen land
zich minder 'westers' dan de bevolking in Turkije en valt een
verstrakking binnen die groep op. De toenemende onverdraagzaamheid van
moslimjongeren tegenover vrouwen zonder hoofddoek is daar een symptoom
van. En zo ontstaat op z'n minst de indruk dat moslimvrouwen
onderdrukt worden. Als dat soort evoluties wordt gekoppeld aan de
fundamentalistische uitwassen van de islam in sommige andere
moslimlanden, waar de scheiding van kerk en staat niet aanvaard wordt,
dan is het begrijpelijk dat mensen bang zijn en dat politici zich
zorgen maken over de toekomst en de invloed van de islam op onze
cultuur.
Vlaamse moslims indentificeren zich vandaag steeds explicieter met
islam dan pakweg vijftien jaar geleden. En daar zijn ook aanvaardbare
verklaringen voor. Zo herondekt de tweede generatie de islam. Hun
ouders kenden de islam als traditie, niet als geloof. De tweede
generatie ontdekt dat de islam veel rijker is dan de geboden en
verboden die ze van thuis meekregen. Ze gaan zelf op zoek naar
herbronning.
Daarnaast vinden allochtone ouderen nu de tijd om volledig deel te
nemen aan de riten en religieuze gebruiken. Je merkt ze op aan de
moskee voor de dagelijkse gebeden en zeker voor het vrijdaggebed.
Ouderen hebben de kans om op bedevaart te gaan naar Mekka en dragen
daarna - zoals het een el hadj betaamt - een witte djellaba.
Deze ontwikkelingen zijn zeker geen bedreiging voor onze
,,democratie''. Maar andere evoluties zijn wel negatiever. De
gebrekkige integratie bijvoorbeeld, die migranten een argument geeft
om zich af te zetten tegen onze samenleving. Er is de extremistische
invloed van sommige imams die vaak uit meer fundamentalistische landen
komen, zoals Saudi-Arabië. En er zijn de internationale
fundamentalistische tendensen die dagelijks via de media doorsijpelen
en een voedingsbodem vinden in gemarginaliseerde groepen allochtonen.
We moeten al die evoluties openlijk kunnen bespreken en we moeten
oplossingen zoeken naar Turks model. In Turkije waren strenge
wetgeving en jarenlange repressie nodig om de scheiding tussen kerk en
staat te realiseren. Zoiets hebben wij waarschijnlijk niet nodig. En
binnen de moslimgemeenschap zal er beslist een voldoende groot
democratisch draagvlak zijn om hun godsdienst te beleven in synergie
met ons samenlevingsmodel. Zij verdienen het dan ook dat de problemen
in een open dialoog worden uitgepraat. En die dialoog is dringend.
Begin vorige week lanceerde Patrick Dewael (VLD), minister van
Binnenlandse Zaken, enkele opmerkelijke uitspraken over de islam. Ze
lokten heel wat reacties uit, nu ook in zijn eigen partij. Patrik
Vankrunkelsven en Annemie Van de Casteele pleiten voor een
genuanceerder debat én een open dialoog met de moslimgemeenschap.
NOG maar net terug van een studieverblijf in Turkije, worden we
geconfronteerd met het debat over de positie van de islam in onze
samenleving. In dat debat willen ook wij tussenbeide komen, mede
vanuit onze beperkte terreinervaring. Want uitgerekend Turkije bewijst
dat de beleving van islam en het bestuur van een staat gescheiden
kunnen verlopen.
In het debat over samenleven met allochtonen wordt terecht verwezen
naar een aantal fundamentele verworvenheden in onze samenleving, zoals
de gelijke rechten voor mannen en vrouwen en de scheiding van kerk en
staat. Daarop kunnen we inderdaad geen enkele toegeving doen. Maar de
manier waarop het debat gevoerd wordt, geeft de indruk dat Vlaanderen
zelf de ideale invulling heeft gevonden van deze waarden. En dan past
toch enige bescheidenheid.
In ons land dateert het stemrecht voor vrouwen van 1948. De
aanwezigheid van een aanzienlijk aantal vrouwen in ons parlement is
nog van recentere datum. In de academische wereld is het aantal
vrouwen op het niveau van hoogleraar beschamend laag. Er is dus zeker
nog een weg af te leggen. In Turkije daarentegen, waar 99 procent van
de inwoners moslim is, bestaat het stemrecht voor vrouwen sinds 1934
en bedraagt het aantal vrouwen op het hoogste academische niveau meer
dan 30 procent.
En is de plaats van het grote, katholieke onderwijsnet naast de andere
netten geen restant van de verzuiling? Wij hebben dat gegeven in ons
model ingepast, maar voor een Nederlander bijvoorbeeld, is België
helemaal niet zo seculier. Want de Belgische staat investeert in
religieuze gebouwen en betaalt de erediensten van erkende
godsdiensten. Turkse nieuwkomers kijken erg op van het Belgische
onderwijssysteem: in Turkije is enkel de staat de inrichtende macht.
Deze voorbeelden geven aan dat het debat over ,,democratische
waarden'' een genuanceerd debat moet zijn, dat vaak opnieuw gevoerd
zal moeten worden, met oog voor de veranderde situatie van een land en
zijn inwoners. Ze tonen ook aan dat de bewering dat de ,,islamitische
cultuur'' een aantal ,,westerse, democratische waarden'' in de weg
staat, geen absolute stelling kan zijn. De beleving van de islam is
een lappendeken en verschilt aanzienlijk in verschillende delen van de
wereld. De manier waarop een aantal waarden worden beleefd in een
westers land, is dus niet per definitie superieur aan hoe dat gebeurt
in een moslimland.
Het is trouwens gevaarlijk om vanuit een superioriteitsgevoel te
kijken naar andere culturen. Een eenvoudig bezoek aan het museum van
Ankara toont aan dat het huidige Turkije elementen in zich draagt van
een opeenvolging van grote beschavingen. Ons schrift en onze
kunstbeleving zijn fundamenteel geïnspireerd door deze en andere
culturen, die zich ontwikkelden op plaatsen waar de bakermat van de
islam zicht bevindt. Denigrerend doen over moslims is dus niet de
goede manier om een debat op gang te brengen.
Toch gedraagt de moslimgemeenschap, ook de Turkse, in ons eigen land
zich minder 'westers' dan de bevolking in Turkije en valt een
verstrakking binnen die groep op. De toenemende onverdraagzaamheid van
moslimjongeren tegenover vrouwen zonder hoofddoek is daar een symptoom
van. En zo ontstaat op z'n minst de indruk dat moslimvrouwen
onderdrukt worden. Als dat soort evoluties wordt gekoppeld aan de
fundamentalistische uitwassen van de islam in sommige andere
moslimlanden, waar de scheiding van kerk en staat niet aanvaard wordt,
dan is het begrijpelijk dat mensen bang zijn en dat politici zich
zorgen maken over de toekomst en de invloed van de islam op onze
cultuur.
Vlaamse moslims indentificeren zich vandaag steeds explicieter met
islam dan pakweg vijftien jaar geleden. En daar zijn ook aanvaardbare
verklaringen voor. Zo herondekt de tweede generatie de islam. Hun
ouders kenden de islam als traditie, niet als geloof. De tweede
generatie ontdekt dat de islam veel rijker is dan de geboden en
verboden die ze van thuis meekregen. Ze gaan zelf op zoek naar
herbronning.
Daarnaast vinden allochtone ouderen nu de tijd om volledig deel te
nemen aan de riten en religieuze gebruiken. Je merkt ze op aan de
moskee voor de dagelijkse gebeden en zeker voor het vrijdaggebed.
Ouderen hebben de kans om op bedevaart te gaan naar Mekka en dragen
daarna - zoals het een el hadj betaamt - een witte djellaba.
Deze ontwikkelingen zijn zeker geen bedreiging voor onze
,,democratie''. Maar andere evoluties zijn wel negatiever. De
gebrekkige integratie bijvoorbeeld, die migranten een argument geeft
om zich af te zetten tegen onze samenleving. Er is de extremistische
invloed van sommige imams die vaak uit meer fundamentalistische landen
komen, zoals Saudi-Arabië. En er zijn de internationale
fundamentalistische tendensen die dagelijks via de media doorsijpelen
en een voedingsbodem vinden in gemarginaliseerde groepen allochtonen.
We moeten al die evoluties openlijk kunnen bespreken en we moeten
oplossingen zoeken naar Turks model. In Turkije waren strenge
wetgeving en jarenlange repressie nodig om de scheiding tussen kerk en
staat te realiseren. Zoiets hebben wij waarschijnlijk niet nodig. En
binnen de moslimgemeenschap zal er beslist een voldoende groot
democratisch draagvlak zijn om hun godsdienst te beleven in synergie
met ons samenlevingsmodel. Zij verdienen het dan ook dat de problemen
in een open dialoog worden uitgepraat. En die dialoog is dringend.