PDA

View Full Version : Het contact met de burger


bs283836
21 maart 2003, 12:26
HET CONTACT MET DE BURGER

Thierry Deleu


Een land besturen

“De verkiezingen zijn zonder incidenten verlopen.” Dit was decennia het enige meldenswaardige nieuwsfeit. Wat kon je nog meer zeggen? Eén oogopslag op de uitslagen in de maandagkrant en de burger bladerde door tot bij het regionaal nieuws en de sport. Verkiezingen veranderden niet veel aan het bestuur. Een stemming was als een thermometer die men in zijn kont stak. Zij gaf de temperatuur aan. Dat was alles. Het land veranderde van kant zoals een zieke zich keert in zijn bed om een koelere plek te vinden op zijn kussen. Hierdoor geneest hij echter niet. Verkiezingen waren een farce, een vaudeville, een voorval dat voor enige afwisseling zorgde. Een vuurtje stoken en het zelf dood pissen om een uitslaande brand te voorkomen. Dat was ons handelsmerk. Geen enkele regering was bij machte om een vuur te doven dat ze zelf niet had aangelegd. Bij een onverwachte vuurhaard stond zij bouche-bée.

Om een land te besturen is er meer nodig dan schouderklopjes uit te delen en moppen te tappen, markten af te schuimen en kinderen te aaien of op de arm te nemen. Evenmin heeft het land een boodschap aan ondergedoken dossiervreters. De politiek moet haar oor te luisteren leggen, luisteren naar de mensen, ook al kunnen zij zich niet behoorlijk uitdrukken. Bij opportuniteiten valse familiariteiten uitkramen en zich dan weer opsluiten in zijn ivoren toren van onkreukbaarheid, is bullshit.

Ja, hoe kon het zo ver komen? Het land liet zich nochtans op tijd en stond horen. Stakingen, betogingen, de significante resultaten van enquêtes vielen in dovenmansoren. Zij die regeerden vielen van hun sokkel, zij die zouden regeren klommen even hoog om het rumoer niet te horen. De verliezers wezen met een beschuldigende vinger naar hun omgeving. Hun nederlaag schoven zij in de schoenen van de kiezers. Het kabinet bleef wat het was: een paravent voor de minister om zelf niet te moeten zien, horen of voelen, om niet aangeraakt te worden. Dat was alles.

De opeenvolgende regeringen stelden zich zelfgenoegzaam op. Zelfgenoegzaam maar niet wijs. Van enig gezond verstand gaven zij geen blijk. Ik geef een voorbeeld. Het is verstandig zelf je tegenstanders te kiezen. De koningen van Frankrijk huurden tegen veel geld guiten en schalken in om met hen de spot te drijven. Ze gaven het volk een stem, een “vertrouwde” stem. Toen die stem echter aanzwol, moesten zij nog veel meer betalen om ze te smoren. Zij die ons 40 jaar hebben geregeerd, waren evenzeer en evenveel met hun carrière bezig als de Franse koningen. Zij moeten in onze moderne tijd echter rekening houden met het commentaar van mondige burgers, van schrijvers en journalisten. Om de polsslag van een samenleving te voelen, zijn columns en romans soms veel nuttiger dan rapporten. Maar dit kon je ministers niet wijsmaken die al decennia aan hun administratie vastzaten!

De experts hadden een nipte overwinning van de CVP voorspeld. Misleid begon de premier zich op te blazen. Van geen kwaad bewust. De waarheid drong te laat tot hem door, te laat om het tij te doen keren. Hij had geen rekening gehouden met de ongunstige peilingen. Die laatste waren toch nooit relevant geweest in het verleden. Hij kende de malcontenten. Die waren er altijd geweest. Geen haar op zijn hoofd dacht er dan ook aan om inderhaast zijn regering te herschikken en zijn beleid te hertekenen. De mensen verwachtten bovendien een ommezwaai, geen hopeloos sleutelen aan een sputterend bestuursapparaat. Dat had hij goed gezien! Dat wist de oppositie echter in haar voordeel om te buigen.

Het land heeft in 2000 zijn lot toevertrouwd aan nieuwe regeerders. Zij hebben geprobeerd lessen te trekken uit het verleden. In een democratisch land betaalt het volk altijd de rekening voor de vergissingen van zijn personeel. Het land heeft zich hersteld. Het volk heeft een stem. Misschien ligt daar de kiem van de verandering!

Zij die het voor het zeggen kregen, proclameerden de debatcultuur. In de eerste weken van de nieuwe regering gebeurde er niets behalve de finalisering van enkele kleine dossiers. Fopspenen voor de eerste mopperaars. Het serieuze werk was voor later. Het kwam er echter veel rapper dan verwacht.

Democratie bestaat hierin dat politieke beslissingen worden goedgekeurd door mensen zoals jij en ik die doorgaans hun eigen huishouden niet kunnen beredderen. Wij zijn niet bekwaam om een fatsoenlijk oordeel te vormen over de gevoerde of te voeren politiek. De mens is veel gevoeliger aan de manier waarop hij wordt bestuurd dan aan de getroffen technische maatregelen die hij maar voor de helft begrijpt. Hoe stemt de burger? Volgens zijn humeur. Of hij luistert naar mensen die het goed kunnen uitleggen of naar familie en goede vrienden. Hij stemt zonder veel oordeel. Trouwens, juist wanneer hij gaat nadenken, kan hij er geen touw meer aan vastknopen.

De burger moet zijn onvolkomenheden proberen om te zetten in een voordeel. De Oude Grieken kenden een geheime, quasi goddelijke, kracht toe aan dronkenschap en toeval. Zij namen hun grootste beslissingen na serieuze braspartijen. Nochtans hebben wij geleerd dat de Grieken de democratie hebben uitgevonden. Ook nu nog, geïnspireerd door de Oudheid, zijn er kiezers die in een roes van verdoving hun stembrief in de bus laten glijden. Onze politici, op deze wijze gekozen, maken zich wijs dat ze een aantal aanhangers tellen en de kiezers zelf hebben een gerust geweten. Ze hebben hun plicht vervuld.

Na de verkiezingen van 2000 begon ook de nieuwe regering poker te spelen terwijl het land behoefte had aan mensen die konden schaken. De nieuwe koning werd niet in diskrediet gebracht; hij was immers niet belangrijk; hij bleef gewoon op zijn troon. De nieuwe regering bleef echter de voorkeur geven aan technische intelligentie en administratieve knowhow boven bestuurskundigheid, omdat zij bang als de dood was voor talent. Daar wrong het schoentje! Toen herstelde de regering zich en de burger zag dat het goed kwam.

De rol van de schrijver

Schrijvers getuigen van het genie van de taal, terwijl hun klasgenoten, met academische titels, zich vergenoegen in annotaties en glossaria. Een kunstenaar hoeft geen goede leerling te zijn, of zich te bekommeren om het ordenen van zijn gedachten volgens gangbare regels. Zijn enige zorg is originaliteit, de eerste te zijn in wat hij creëert, zingen met een “onuitgegeven” stem, die niemand hem kan nadoen. Ons land heeft goede schrijvers. De politiek, waarvan men zegt dat het ook een kunst is, telt echter weinig knappe politici. Beste kerels, dat wel, maar zonder veel inspiratie of uitstraling. De politiek is gespeend van veel talent. De macht is in handen van mannen en vrouwen die hun intelligentie te danken hebben aan de moeilijke examens die zij na de middelbare school met succes hebben afgelegd, met andere woorden: aan het oefenen van hun hersenen in gehoorzaamheid, niet in het creëren. Zij missen instinct en inventiviteit. Hun geest is wel in staat om oude wetten te debiteren. De doctrinaire politici onder hen zijn bij machte het land in een keurslijf van regels te wringen, maar ze zijn niet bij machte om het hoofd te bieden aan nieuwe problemen.

Men kon hun hersenarbeid bewonderen, zoals je een vlot draaiende motor bewondert. Zonder meer. De fout die de regenten daarbij maakten, was dat zij de motoren aanzagen voor piloten. Zij volgden de mode in plaats van vooruit te lopen. Zij die, ondanks die harde leerschool, hun frisheid van geest hadden bewaard, waren verplicht de bureaucratie van de politieke partijen en de hoge administraties te trotseren. Zij streden een korte strijd, liepen vervolgens in de rij of haakten af.

Vele van de aanblijvende bestuurders hadden geen flauw idee van wat er onder de mensen leefde en toch bestuurden zij. Met hun neus in de dossiers zagen zij niet wat er op hen afkwam. Zij wisten alles maar ze begrepen niets. Waarom wilden zij kapitein spelen als zij in de wieg gelegd waren voor bewaker van het ruim? Zij hadden in de machinekamer moeten blijven. Goede mecaniciens waren toen (en nu nog altijd) schaars.

De meeste politici zijn nog altijd zo. Zij geloven het systeem te kunnen beheersen, waarvan zij het product zijn, alsof het ei zegt wat de kip moet doen. Zij geloven het systeem te kunnen reproduceren zoals uit het ei een nieuwe kip komt. Ik ken geen staatsman die het genie heeft om het systeem aan te passen aan zijn maat. Ik ken wel enkelen die een aanzet tot groot staatsmanschap vertoonden. Ik wens geen namen te noemen, maar die laatsten hadden de kinderlijke trots, de koppigheid, de wilskracht, die nodig zijn opdat een land zich aan hen zou optrekken. De anderen handhaven zich aan de top door veel misbaar te maken, door te complotteren, hun cliëntèle te vleien en vrienden te verraden. Ze zijn zo in de wolken met wat zij hebben bereikt dat zij zich af en toe laten gaan en profetische rimram uitkramen, zoals: “Het land zal Europa gidsen op het pad van de vrede!”

In 1000 jaar Westerse cultuur jaar hebben wij weinig graven, baronnen, hertogen gekend die bestuursonbekwaam bleken te zijn. In de laatste 150 jaar kunnen wij dit niet beweren van onze bestuurders. Ik verwacht weinig beterschap. De partijtucht gooit gretig parels voor de zwijnen. Zij die het hebben overleefd zijn ofwel slaafjes of cynici. De pletmachine van de media doet de rest. De minst schadelijke kandidaat wordt boven op de lijst geplaatst: “Ik stem voor de grootste domoor!” zei Clemenceau. Vandaag heeft men schrik van dit vies woord. Voor “domoor” gebruikt men nu “consensusfiguur”: hij die bekwaam wordt geacht om een breed debat te houden waarin iedereen zijn ding terugvindt.

Stel dat de Eerste Minister eerst ruim de tijd neemt om een consensus bereiken, waarbij hij rekening houdt met de pariteit man-vrouw, de verscheidenheid van een ieder en met de stemming in het parlement, voor hij een belangrijke beslissing neemt! Lach niet: zo draait het politieke leven. De bekwaamsten onder ons worden geëlimineerd. Zij die triomferen zijn de zacht gekookten of de uitgebeenden.

Wij kunnen het hun niet kwalijk nemen. Bereiken waar je een leven lang naar hebt gestreefd, is niet niets. Een beetje wat een verliefde man overkomt, als hij eindelijk de gunsten van de vrouw verwerft die hij fel begeert. Wanneer zij instemt, weet hij niet wat hem overvalt. Hij zal ervaren dat het achternalopen hem opwond en dat de sleur snel in de plaats komt. Ook de sportlui vallen in een gat na de overwinning en ook veel schrijvers hebben een nieuw boek nodig om zich aan op te trekken. Als men carrière wil maken, zijn de opeenvolgende posten die men bekleedt het doel, als men echter een werk wil voltooien, is het ambt slechts een middel. Door zich te verliezen in combines wordt de politieke ambitie een mengelmoes van middelen en doelstellingen waarin de kat haar jongen niet meer terugvindt.

Indien men de schrijvers zou verplichten een aggregaat te behalen en op zijn minst één prijs te winnen vooraleer te mogen publiceren, zou de literatuur haar doodvonnis tekenen. Zij die willen slagen in de politiek moeten zich echter eerst bekwamen in de partij. Dit is de reden waarom “vrije en eerlijke mannen”, gebeten door de politiek, zelden carrière maken: zij moeten de eer en de plaats laten aan hen die als hondjes de partij achterna kwispelen, van jongs af aan gewend om de hoelahoela te dansen. Het ergste is nog dat die keffertjes voor de rest van hun dagen aan het lijntje lopen. Zo verwerven zij een plaats, maken promotie, krijgen een goed rapport en mogen eindelijk deelnemen aan de verkiezingen. Spartaans opgeleid verliezen zij echter alle gevoel voor humor en relativiteit. Met hun verkiezing neemt nauwelijks de stress af. Wanneer François Mauriac de Nobelprijs won, riep hij uit: “Nu zullen zij naar mij luisteren!” Bevrijd van de race naar succes, blakend van vertrouwen, kon hij nu rustig omgaan met de verwaandheid van de jeugd en de pedanterie van de ouderen, met hen die staan te trappelen van ongeduld en zij die hun ding reeds hebben gedaan. Politici kennen geen gezegende leeftijd, ze verkommeren veeleer. De politiek is een zandbak voor de gekozenen.

Dit “kwispelend baasje volgen”, dat door hen als Olympische lenigheid wordt beschouwd, geeft politici een sterk verweer. Zich kunnen aanpassen is toch een vorm van intelligentie? Vallen en opstaan, succes en tegenslag, opgehemeld worden en verguisd, zijn zovele “ervaringen” die zij perfect aankunnen. Eenmaal je die vaste gewoonte hebt verworven, is het geen moeite om te gehoorzamen, je doet het als vanzelfsprekend: eerst aan de partij, daarna aan de publieke opinie en uiteindelijk aan de (slechte) raadgevers.

Een van de meest opvallende trends van de laatste decennia is het taalgebruik van de politici en hun wil om te communiceren met de burger. Eenvoudige taal die ook de burger begrijpt. Zo hoort het. Maar opnieuw stellen ze zich tevreden met “een afgekookte” (afgekochte) communicatie. Zij spannen zich zo hard in om het systeem onder de knie te krijgen, dat ze er tureluurs van worden. Naar bestvermogen voeren zij nummertjes op voor radio en TV, met een puberale voorkeur voor spelprogramma’s. Ze laten zich omringen door reclamejongens die hun TV-optreden voorbereiden met oog voor het kleinste detail, zoals witte tanden, haarsnit, netjes geschoren, mooi uitgedost. Opgesmukt naar de keuring! Het audiovisuele spektakel brengt de politiek geen baat bij en verbetert evenmin de kwaliteit van het leven. De staatsman heeft plaats gemaakt voor de politicien en de welsprekendheid voor fraaie, maar holle woorden. Onderworpen aan interviews, door de media opgevoerd als gesprekken “ter zake”, is hij geacht te antwoorden op oervervelende vragen. Een interview is géén gesprek. De aardigheid van een gesprek ligt in het wederzijds vertrouwen, in het onvoorspelbare, het ongestructureerde, in uitweidingen en rustpunten, in de woordspelingen om de druk van de ketel te nemen. Een interview echter verloopt volgens een vast stramien, zowel inhoudelijk als in duur. Indien de geïnterviewde aarzelt of te lang moet nadenken, is zijn TV-optreden mislukt. Tijdens het interview kan hij geen break vragen om even te kunnen nadenken over de gestelde vraag. Hij moet niet alleen op alle vragen antwoorden, maar liefst ook onmiddellijk. De media moedigen niet aan tot nadenken, maar zijn tuk op emoties. Het gaat er minder om de kijker te overtuigen maar hem te verleiden of hem te frapperen. Zij die iets te zeggen hebben, stellen zich geen kandidaat voor de verkiezingen en zij die het wel doen hebben doorgaans weinig te zeggen. Waarom zou het? De consument geilt niet op het talent en de kennis van de kandidaat, maar op de wijze waarop deze laatste zijn comfort en zijn gemak veilig stelt. De consument voelt zich onveilig? Juist, maar dit gevoel is niet wat de politiek denkt dat het is. De brug tussen de politiek en de burger is voor beiden anders: de eerste wil weer gerespecteerd worden, de tweede wil op zijn wenken bediend worden. De politici die deze politiek �* la politicienne verkiezen, worden geestelijk aangetast, hun talenten sterven af, zoals spieren die niet meer worden gebruikt.

Politici van dit laatste soort zitten tijdens het interview zenuwachtig op hun stoel, zoeken naar een technische uitleg die ze niet beheersen of zoeken hun heil in nietszeggende woorden. Van dik hout zaagt men veel planken. De taal van het hout is in de laatste decennia toegenomen, hoewel de politiek het anders beweert. Een charmante nieuwigheid: de ministers doen hun statement, de leden van de meerderheid kwispelen, de oppositie reageert, niemand in de studio luistert, het publiek heeft oog voor de look van de acteurs, iedereen vergeet waarover het ging en na zeven dagen begint de vertoning opnieuw. Wat op de TV wordt gezegd, geldt niet als een referentie. De kijker filtert, hij houdt over wat hij graag wil horen, wat hij zelf denkt, hij bevestigt zijn gelijk. Bij al die praatjes voor de vaak is de stilte een weldaad. De stilte brengt rust en in rust kunnen wij beter (na)denken. De zon roept niet uit: “Ik schijn!”. Zij schijnt en wij zonnen. De actie is de beste communicatie. Indien de regering haar ministers verbiedt om nog op te treden als entertainers, zal het respect voor het ambt terugkeren. Indien de ministers bovendien hun verklaringen, mededelingen en toespraken reserveren voor Kamer en Senaat, zullen de leden gemotiveerd zijn om aanwezig te zijn. Om daar de degens te kruisen ten bate van het land en in overeenstemming met hun opdracht. De Vragen aan de Regering zullen opnieuw een belangrijke vaste afspraak worden. De gekozenen van het volk zullen zich opnieuw de ware vertegenwoordigers van het volk voelen. De media zullen terugkeren naar hun ware taak van informant en duidinggever en zich niet tevreden stellen met het stellen van afgesproken vragen. Het prestige van beiden zal er wel bij varen.


“Alles is politiek!”

Tijdens de jaren ’60 en ’70 maakte het dogma “Alles is politiek!” opgeld. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, dag en nacht, van wieg tot graf, de politiek was overal. Als je appelsienen uit Zuid-Afrika kocht, was je voor apartheid, kocht je kaviaar uit Rusland, dan steunde je die arme mensjes aldaar, kwam je kaviaar echter uit Iran, dan was je voor het imperialisme. Je was wat je zei, naar wie je luisterde, wat je aanhad. De lengte van je haar en de mini van je rokje waren medebepalend voor je aanzien. De burger was geen vrij mens, maar een radertje van een systeem dat hij niet aankon, waartegen hij op z’n eentje niet kon protesteren. De burger was geconditioneerd door zijn opvoeding, zijn afkomst, zijn horoscoop, door de kleur van zijn haar en zijn huid, zijn auto, het merk van water die hij dronk. Om zich te bevrijden moest hij het systeem veranderen. Stem voor de verandering! Stem voor mij! Ik - en ik alleen - ben bij machte je leven te veranderen en je toekomst te waarborgen! En het lukte: de mensen stemden voor hen die het allemaal zouden veranderen. Ze gaven hun lot in handen van de verandering.

Veertig jaar later was er weinig veranderd. Of toch? De christen-democraten en de socialisten, en af en toe de liberalen, beheersten rustig het politieke landschap. Nu eens was het voordeel voor hen die het wilde kapitalisme zouden beteugelen en dan weer voor hen die de kiezer zou bevrijden van de dictatuur van het proletariaat. Resultaat: de strijd koelde, de armen werden gekruist en de burger wachtte weer gelaten op een nieuw decreet en een beloofde subsidie. De politiek als koopwaar aanbieden en de beste verkopers laten verkiezen, is een slechte manie. Dit heeft niets te maken met de kloof tussen de burger en de politiek of met de mondigheid van de burger en evenmin met democratie. Ik verdenk er deze politici zelfs van enerzijds de vrijheid van het individu aan banden te leggen en anderzijds steriel groepswerk aan te moedigen. Overleggen maar niet ageren. Denken zonder te handelen. “Een eigen buurtwacht, doktersbegeleiding ’s nachts, criminele jongeren opsluiten, neen, dit is niet het juiste optreden, dit is repressie!
Vooraleer men denkt aan straffen en ouders op hun verantwoordelijkheid te wijzen, moet men eerst de werkloosheid, de onveiligheid van de buurten en de onbewoonbaarheid van de huizen aanpakken.” Niets tegen! Daarvan werd echter niets gerealiseerd in de laatste vijfentwintig jaar. Wat heeft men met die jeugdcriminaliteit en voor die jonge criminelen gedaan? Overleg gepleegd, vergaderd, begrip getoond.

De vorige regeringen hadden het steeds over de economie. De regeringspartijen moeiden zich te veel in het huishouden van de burger en werkten daardoor letterlijk en figuurlijk op zijn systeem. Niet zo verwonderlijk dat zij die al veertig jaar het roer in handen hebben, schipbreuk leden. Zowel Links als Rechts kreeg klappen. Beide wilden zij iedereen een plaats geven in de samenleving. “Geven” is hier niet het juiste woord: “schenken” is een beter woord. De verandering die al decennia werd beloofd, kwam er niet. Zij die in 2000 de verkiezingen wonnen, waren het daarmee eens, op voorwaarde echter dat de burger een ernstige inspanning zou doen: indien u het wil, dan kan u het! De liberalen stelden een minimale inspanningsverplichting in. Samen een plaats verwerven, geen cadeautjes, maar begeleid zoeken naar zijn stek in de samenleving. Iedereen die gepassioneerd bezig is, sportlui, verliefden, ambitieuzen, anderen weten dat met wilskracht alles kan.


Rechts of Links?

Bij de geboorte hebben wij blauwe of bruine ogen, we zijn levendig of veeleer vadsig, blij of neerslachtig. Wij zijn geboren met een linker- of een rechtervoet. Het leven, het geluk, onze afkomst, de ontmoetingen met anderen doen de rest. Voor de politici komt daar nog bij: de carrière, de partij, de rivaal. De bezinning kan een rol spelen, maar het gebeurt zelden. De politieke aanpassing gebeurt even traag en moeilijk als de religieuze verandering. Bovendien is de politiek de kunst van het “arrangeren”. Zowel politieke als religieuze overtuigingen worden gevaarlijk als zij leiden tot fundamentalisme. “Trouw blijven aan zijn gedachtegoed is bekennen dat men niet veel gedachten heeft.” Wat is dan het verschil tussen Links en Rechts? Geen, behalve enkele technische oplossingen voor actuele problemen. Of toch, er is een verschil: de liberalen! Zij die voor liberalisering zijn. Zij maken het verschil. Dit uit zich in de wijze waarop de vrijheid wordt gekoesterd in de vrije gedachte, het vrij onderzoek, de vrije markt, het vrije Europa. De liberaal heeft een grondige hekel aan bedelen, hij verwacht weinig van de Overheid, hij houdt niet van veel regulering.

De rechtse mens gelijkt op de liberaal, maar die gelijkenis is maar schijn, schone schijn. De rechtse mens houdt van zijn kinderen, op voorwaarde dat zij zwijgen, goede resultaten behalen op school, hun neus snuiten en niet met om het even wie bevriend zijn. Hij vindt oudere mensen veel interessanter dan jonge. Wanneer hij schipbreuk lijdt, drinkt hij zich liever moed in dan te redden wat nog kan. Want alles verliezen maakt schoonschip en alles verloren hebben maakt een nieuwe start mogelijk. Hij is slechts geïnteresseerd in problemen die hij kan oplossen en lacht de andere weg. Hij houdt van de broederlijkheid, maar geïntegreerd in de hiërarchie. Het gezin is een toevluchtsoord tegen de slechte wereld. De man van Rechts wil niet overtuigen, maar verleiden, of duelleren. Hij spreekt slechts over politiek met mensen die zijn overtuiging delen. Hij doet alles opdat de rede zou voorgaan op het hart, en wanneer hij zijn gelijk niet haalt, spuwt hij liever zijn gal uit dan het gelijk van de andere te aanvaarden. De enige keren dat hij het goed vindt dat het individu zich moet schikken naar de groep, zijn die gevallen waar het individu het evenwicht en de reputatie van de groep in gevaar brengt. Deze rechtse mens heeft zich onder de liberalen gemengd, maar hij denkt niet liberaal.

Het verschil tussen Rechts en Links? Geen, of toch: ze hebben beide bloed aan hun handen, maar de rechtse mens trekt het zich niet aan, hij heeft koel bloed. Hij houdt van de arbeid, maar dan wel de arbeid die voor hem wordt verricht. Hij is voor sociale rechtvaardigheid, op voorwaarde dat de kassen vol zijn en dat de hulpbehoevenden beleefd om steun vragen en liefst in drie exemplaren. Hij gelooft dat de mens slecht is als hij op de wereld komt, maar dat hij door de samenleving beter wordt. Hij vindt dat de wetten de zwakke burger tegen zichzelf moeten beschermen, zoals het orthopedisch korset het lichaam van de vrouw insnoert. Hij geniet er echter van dit korset los te rijgen, op voorwaarde dat niemand het ziet. Hij houdt van traditie. Traditie maakt het leven eenvoudig, en omdat het traditie is, hoef je het ook niet te veranderen. Voor hem is Links niet het grootste ongeluk dat hem kan overkomen, maar het besef dat hij de wereld niet heeft gezien en niet van alle geneugten van het leven heeft kunnen proeven.

De man van Links draagt het hart op de juiste plaats. Bij de minste tegenslag krijgt hij tranen in de ogen. Van die linkse mens kent men wel zijn afkomst, nooit kan men zijn toekomst voorspellen. Zijn meest gebruikt statement luidt: “Wij zijn niet meer in de Middeleeuwen.” Hij is er van overtuigd dat de mensheid morgen een grote stap vooruit zal zetten, op voorwaarde dat alle mensen in dezelfde richting opstappen. Hand in hand. Zo beperkt hij echter de individuele vrijheid. De solidariteit komt voor het egoïsme. Wij zijn allen geconditioneerd door onze afkomst.

Om te kunnen overleven, is de liberale samenleving verplicht de kleine man (zo laat de linkse mens zich graag noemen) allerlei faciliteiten te verlenen. Daar alles morgen beter zal zijn, heeft hij het moeilijk om oud te worden. Hij doet alle moeite om er jong uit te zien. Kinderen vormen voor hem de toekomst van morgen. Links walgt van traditie, oorzaak van verval. Alleen het modernisme deugt. Daar ook de moderne wereld wordt getroffen door rampen, zowel economische als sociale, zoals werkloosheid, criminaliteit en verloedering, weet hij niet altijd raad. Velen van hen worden zwaar depri. De linkse politicus, in zijn bestaan bedreigd, stelt de rechtse regeringen aan de kaak of hij zoekt de schuld in het verleden toen Rechts nog aan de macht was. Hij bestrijdt hardnekkig het kapitalisme en ageert blindelings tegen hen die de arme mensen bedriegen en uitbuiten.

De man van Links is een bekeerde die graag anderen wil betuttelen. Een zendeling. Hij is romantisch, luistert liever naar het hart dan naar de rede. Hij heeft warm bloed. Ook hij heeft bloed aan de handen. Maar wat maakt dit uit als het “gegeven” bloed de waarheid doet triomferen? Aan de andere kant is hij bereid moord en brand te roepen bij iedere onrechtvaardigheid door Rechts begaan. Hij gelooft in de arbeid en wil dat iedereen aan het werk is. Indien wij elkaar de hand reiken, zal de wereld beter worden. Hij gelooft dat de mens goed ter wereld komt en dat de samenleving hem slecht maakt. Hij heeft discipline, is het gewoon te gehoorzamen aan zijn chef en het spoor te volgen dat hem wordt aangewezen. Zijn grootste verdriet is te moeten vaststellen dat “de grote dag” er niet aan komt, maar ook die tegenslag kan hij de baas. Klaart bovendien elke dageraad niet op de uit stralende schemering?


Bemoeizucht is een kwaal

Als een man een vrouw wil versieren, beperkt hij zich niet tot het geven van complimentjes. Hij vertelt haar over de wonderlijke wereld die hij voor haar zou creëren indien zij op zijn avances zou ingaan. Hij trakteert haar op een weekend aan zee, hij brengt haar het ontbijt aan bed, hij verrast haar om de haverklap met geschenkjes, hij gunt haar een dineetje met haar vriendinnen, hij kijkt niet naar voetbal op TV, hij viert haar verjaardag, hij declameert tienmaal per dag zijn liefde en demonstreert zijn liefde ook tienmaal per nacht, kortom: hij is attentievol en willigt haar kleinste verlangens in. Zonder haar zou hij immers sterven van verdriet. Slechts onnozele ganzen laten zich door zo’n man inpakken.

Ook deze manie heeft de politiek veroverd. De politicus wil de kiezer versieren. Ook hij belooft hem het paradijs op aarde. De wakkere burger reageert echter anders dan de ganzen. De burger reageert zoals de wakkere vrouw: hij laat zich het hoofd niet op hol brengen door holle frasen. De regeringspartijen hadden tijdens de vorige legislatuur alweer niet uitgevoerd wat zij hadden beloofd. De politici van de toenmalige meerderheid wisten niet eens wat er in het programma stond. Toch beweerden zij opnieuw dat ze het land zouden redden. Ze hadden de juiste diagnose gesteld. Na hun verkiezing zouden ze de juiste remedie toepassen. De kiezer koos echter voor een andere coalitie. De roergangers die het roer veertig jaar lang in handen hadden, werden naar de oppositiebanken verwezen. Men wint het hart van de kiezer niet door hem te zeggen dat het leven niet altijd rozengeur en maneschijn is, dat hij hard moet werken en mild bijdragen, dat het einde van de tunnel in zicht is. De kiezer droomt liever van zon en vakantie, van modieuze kleuren, van een kast van een huis met veel bloemen, van een grote hond en lachende kinderen.

De laatste decennia kwam het over alsof ons land zijn eigen graf aan het delven was. Hoge staatsschuld, werkloosheid, kapitaalsvlucht, hoge belastingen, verhoogde criminaliteit. De christen-democratie werd zelfgenoegzaam en nam de allure aan van onkreukbaarheid. Dit gevoel van onmisbaarheid dreef haar in de armen van het conformisme en de gemakszucht.

Het geluk van de andere willen realiseren is het begin van de tirannie. Het begint met goede raad en eindigt met de handboeien. De echte verdraagzaamheid is de andere laten leven zoals hij het wil, ook als zijn levensstijl jou niet zint. Iemand bij de hand nemen is tiranniek, een uitgestoken hand nemen is naastenliefde. Een genereus mens is iemand die niets van jou verlangt. Ieder mens moet kunnen leven volgens zijn temperament, zijn talent, zijn tempo. De Staat hoeft zich niet te moeien met die vorm van solidariteit die van oudsher leeft in de families, de religies, de scholen, de sportclubs. Solidariteit is een vorm van liefde en die liefde kan niet worden genationaliseerd.

Ook de cultuur kan niet worden bevoogd. Dat zou kunnen leiden tot keuring, censuur en boekenverbranding. Stel je voor dat de openbare bibliotheek en het cultureel centrum worden gefinancierd door een burgemeester die zegt welke boeken aangekocht kunnen worden en welke artiesten uitgenodigd kunnen worden… Cultuur wordt gemaakt door de kunstenaars. De taak van de Overheid bestaat erin de vrijheid van de kunstenaar te beschermen. De democratie verstaat zich niet altijd goed met de cultuur, want in een democratie is zij vaak in handen van ambtenaren of politici die mislukt zijn als artiest. Conclusie: een politicus moet zijn handen afhouden van de cultuur. Onder het mom zijn kunstenaars te helpen, onder andere via subsidiëring, probeert de Overheid haar kunstenaars te parkeren. Achter deze bemoeizucht zit natuurlijk de wil om de mens te “verbeteren”. Alsof Links de mensen kan veranderen door decreten en betoelaging. Dit probeert de Kerk al tweeduizend jaar maar tevergeefs. Men verandert de menselijke natuur niet. Hoogstens kan men het menselijk gedrag verbeteren op voorwaarde dat men de mens met rust laat.

Waarom kunnen zij die regeren, niet gewoon zeggen waar het op staat? België heeft een torenhoge schuldenlast. Hij die het geprobeerd heeft, kreeg van zijn eigen partij de ezelsstamp. Het verhaal van de tunnel werkt op het systeem. Beter het vertrouwen van de kiezer winnen door te zeggen dat het licht het heeft gehaald op de duisternis. Het is niet omdat je de blinde een slechtziende noemt dat hij weer kan zien! Waarom toch willen de regenten verhelen dat het leven niet altijd rooskleurig is? Waarom niet zeggen dat in ieder van ons voldoende talent aanwezig is om te overleven, dat wij creatief moeten zijn, innovatief, dat het geluk in grote mate van onszelf afhangt? Links verzwijgt en Rechts zwijgt. Is er een verschil tussen Links en Rechts? Is er een verschil tussen de linkse mens en de rechtse mens? De eerste weet dat hij alles kan krijgen, de tweede weet dat hij veel heeft verkregen en wil dit op zijn minst behouden. Dit is het verhaal van de verworven rechten.


De kiezer in 2000 had er genoeg van

Hoe was de situatie? De socialisten hadden, zoals altijd, heel veel haast om hun goed hart en hun zorg voor de “minderbedeelden” in daden om te zetten. Dat ze daardoor het regeringswerk hinderden, was geen punt. Met hen moeten de bestuurders altijd op hun tellen passen: zij geven tienmaal meer uit dan ze binnenrijven. De christen-democraten vonden dan weer dat hun coalitiepartner niet het monopolie van het hart bezat. Het hart is echter niet altijd het beste werktuig om uit de nesten te geraken. De koe bij de horens nemen is in een crisissituatie veel efficiënter. De Eerste Minister kreeg echter in zijn partij het grote gelijk niet. Voor die methode moet je kunnen rekenen op vriendschap, moet je zelf heel veel moed hebben, moet je je verkiesbaarheid op het spel durven te zetten. Af en toe, in de voorbije veertig jaar, kwamen de liberalen de puntjes op de i zetten en als die er geplaatst waren, mochten de socialisten weer aanschuiven voor een ministerportefeuille. In al die tijd werd de politiek door velen aangezien als een goudklomp. Iedereen die zich “goed genoeg” achtte, brandde van ambitie om aan politiek te doen. Zakenlieden, televisie-omroepers, acteurs, priesters, schrijvers, komieken, vrouwen, allen voelden ze zich geroepen. Vrouwen in de politiek? Voor of tegen? Een discussiepunt dat voor enig vermaak zorgde de voorbije jaren. De grote problemen werden opzij geschoven en de partijen, zowel meerderheid als oppositie, hadden een lekkere kluif gevonden om de mensen af te leiden van de schuldenberg.

Toen ik achttien was, kon ik het niet hebben dat iemand mij denigrerend een “jongske” noemde en mij parkeerde bij de vele anderen geboren tussen 1940 en 1950. Logisch, we deelden veel naoorlogse ervaringen. Konrad Adenauer, het referendum over Leopold, Korea, de verkiezing van Eisenhower, Chroesjtjov, de val van Dien Bien Phoe, de opstand in Algerije, de oorlog om het Suezkanaal, de Hongaarse opstand, Charles de Gaulle, Pasternak die de Nobelprijs wint, de schoolstijd, Fidel Castro, Mobutu, het schandaal rond Profumo, Kennedy in Dallas vermoord, de rock-and-roll, Elvis Presley, de Beatles… Wij behoorden tot de laatste generatie tegen wie de ouderen nog autoritair optraden en ons de les spelden. De leerkrachten overstelpten ons met lange dictees en geleerde verhandelingen. Onze leermeesters waren streng en stelden hoge eisen. Niemand van ons durfde eraan denken hun competentie in vraag te stellen. Sedert een paar decennia is de macht echter in handen van de ouders en de kinderen. De jeugd blijft leergierig, maar probeert de inspanningen te doseren. In de tweede helft van de jaren ’60 was het hek van de dam: de studenten kwamen op straat. De kiemen voor een grondige verandering waren gezaaid. Wie zou storm oogsten? Het onderwijs, de politiek, het gezin? Wie zou zijn eerste schrik omzetten in gejubel? Wie zou de oude gewaden afleggen?

De partijen herstelden zich, de magistratuur hield het been stijf, het onderwijs nivelleerde, het aantal geboorten daalde, gezinnen met twee verdieners werd algemene regel, het aantal kerkgangers verminderde… En hoe reageerden de jongeren na verloop van tijd wanneer de storm was geluwd? Wat wilden zij? Waarom werden zij zo wispelturig, kouwelijk en kleinburgerlijk? In de plaats van hun kans te gaan, schreeuwden zij op hun blote knieën om hulp. In de plaats van de handen uit de mouwen te steken, werden ze veeleer lui en mopperden. In de plaats van een nieuwe wereld te bouwen, zochten zij een plaats in de wereld van hun ouders. En zoals altijd ontfermden de ouderen zich over de jongeren.

De jeugd nam het roer niet over, de oude stuurman bleef op post, hij was wel verplicht de boot door storm en wind te loodsen en in een veilige haven aan te meren. “Een diploma zou werk verschaffen.” Maar het gebeurde niet! Ouders hoeven zich niet te moeien met hun kinderen, ze zijn wel verplicht hun leed te delen. “Wij de lusten, jullie de lasten!” Als een jongere op school, in het leger, op het werk, aan zijn ouders vraagt wat hij van het leven mag verwachten, antwoorden zij: “Oud worden!” De strenge meesters hebben de plaat gepoetst voor de goede opvoeders. Die laatsten treden niet op en geven sporadisch les. Ze zijn verplicht om de juiste sfeer en de goede stemming te bewaren. Dit enthousiasme mag niet worden gestoord door huiswerk. Werk mag, maar met mondjesmaat.

Waar is de tijd dat veeleisendheid een kwaliteit was? De beste leerkracht was hij of zij die veel werk opgaf. We moeten van die watten maatschappij af geraken. Dit is echt de beste dienst die wij onze kinderen kunnen verlenen: veeleisend zijn, geen meerkeuzevragen op het examen, verbod opleggen, leren argumenteren, gevoelens opsparen voor de privé sfeer.


Leren neen te zeggen!

Onze samenleving is enerzijds bang voor pedofilie en anderzijds koestert zij een kindvriendelijk gedrag. Kinderen worden nu behandeld zoals de pastoors vroeger: geen verkeerd woord, geen verkeerde beweging, ja knikken op elke vraag, kijken alsof je de hemel aan hen verdient. De kinderen hebben een onwaarschijnlijk belangrijke plaats in deze samenleving. Wij moeten die verheerlijking stoppen, zoals wij de pastoor terug op aarde hebben gebracht. De politiek moet haar pijlen niet verschieten op het bestrijden van sekten. Wie zal er zich anders bezighouden met de verdwaasden? Zij moet haar houding tegenover de jeugd herdefiniëren. Kan zij dit wel in het licht van de economie? Is het economische belang geen hinderpaal voor een nieuwe politiek? Voor de kinderen gaat de geldbeugel open. Ieder samenleving creëert het type kinderen dat zij wenst: kinderen zijn immers kneedbaar, inpasbaar, beïnvloedbaar. Hier heeft men kindsoldaten nodig, daar heeft men kindmonniken van doen, ginds heeft men kinderen nodig om op mijnen te lopen of om nieuwe vaccins op uit te proberen. Maar vooral: kinderen zijn levensbelangrijk voor de consumptie. Het kind is de belangrijkste consument.

Is een kind nu slecht of goed geboren? Vermoedelijk slecht. Kijk maar naar de doop bij de katholieken: is dit geen reinigende handeling? Het onzuivere kind wordt “gewassen”, wordt “gereinigd” en pas dan is het goed. “Goed”: hoe goed en voor wie en waarvoor? Voor de Kerk, voor de politiek, voor de school, voor de ouders? Dit dogma van het verheerlijkte en broze kind heeft weinig te maken met de originele waarden. Dit dogma werd uitgevonden door de commercie om het kamelot kwijt te geraken. Tussen zijn twee maand en zijn twee jaar wordt het kind voorbereid op zijn leven als consument. Kortom: de kinderen moeten van in de wieg gewoon worden gemaakt aan namen en logo’s van grote merken.
Natuurlijk is het niet alleen uit commerciële overwegingen dat kinderen op een piëdestal worden geplaatst. Neen, maar het lijkt wel onwelvoeglijk vandaag de dag een kind te bekritiseren. “als je niet van kinderen houdt, kun je niet van elkaar houden.” Of: “je bent ook kind geweest!” Juist en ik heb ooit griep gehad. Dit is hetzelfde. Een kind moet zo vlug mogelijk van zijn kind zijn af, zoals de zieke van de griep. Opvoeden is niets anders dan het kind middelen verschaffen om zich door het leven te slaan: “schone” manieren, blijheid, passie, originaliteit… een moeilijke taak die gehoorzaamheid vereist. Kinderen zijn geen hondjes die als gezelschap dienen voor eenzame mensen. Het beste dat je een kind kunt aanreiken is de kracht om zich van zijn ouders los te maken. Wat is belangrijk in het leven? De vrijheid? Betekent vrijheid “losbandigheid”? Is losbandigheid… doen wat je wilt, je niet laten dwingen om dingen te doen die je niet graag doet? De wereld van de jongere is als een grote winkel waar hij van alles kan krijgen op voorwaarde dat hij betaalt. Het drama is echter dat de meesten niet weten wat ze willen en vooral de prijs niet wensen te betalen.

Het is crimineel de jeugd voor te liegen en ze op een piëdestal te plaatsen. Wij leven in een tijd van misbruikte kinderen en misbruikte kinderen worden misbruikte ouders. De kindertijd is de voorbereiding tot zelfstandig denken en handelen. Ouders beloven veel en kinderen dromen veel. De duizend en één kansen die ze in het leven zouden krijgen, worden hun niet aangeboden. Zij voelen aan dat de wereld niet op hen zit te wachten zoals hun ouders hadden beweerd. Zij beseffen dat zij met deuren moeten slaan om het te maken. Zij voelen zich door hun ouders belogen onder voorwendsel hen te beschermen.

Kinderen opvoeden is geen sinecure. Zij kiezen hun ouders niet. Wij kiezen onze kinderen niet. Kinderen kunnen zwaar wegen op een leven. Op rijpe leeftijd geniet je meer dan tijdens je jeugd. De tijd vliegt. Gelukkig maar. De eeuwigheid wacht ons, en vóór dit eeuwig leven, de ouderdom. Oud zijn is van alle leeftijden. Met de jaren kun je gemakkelijker de dingen relativeren en het reilen en zeilen in de samenleving met meewarigheid gadeslaan. Met de jaren stel je ook vast dat kinderen van gezag houden. Kinderen houden van plechtigheden, beloningen, een palmares, rangschikking, hiërarchie. Zij hebben graag dat leerkrachten afstand houden, zij willen hun leraars met respect bejegenen. Kinderen houden niet zo van familiariteiten. Zij brengen graag respect op voor hun leerkrachten en willen ook met respect worden benaderd. Zij staan zo erg op hiërarchie dat zij nooit een groep zullen vormen zonder een leider te kiezen.

Ook de volwassenen koesteren dezelfde verwachtingen. Zij meten zich graag met elkaar. Zij zijn gek op parades. Mensen willen bovendien geen gelijkheid. Kijk hoe zij zenuwachtig aanschuiven, elkaar omverlopen om de paus te verwelkomen, de koning, de koningin, de wielrenners, de zangers. Militaire parades worden erg gewaardeerd. Op de tribunes hebben de sip kijkende militairen postgevat, op de weg marcheren trots de soldaten, achter nadar juicht enthousiast de menigte. Het zou echter naïef zijn te geloven dat de afstand die hier kunstmatig wordt gecreëerd tussen de hoge officieren, de voorbij marcherende soldaten en het publiek de oplossing is of een schoolvoorbeeld van wat ik gezag en respect heb genoemd. De dienstplicht had een accuraat middel kunnen zijn om respect voor elkaar te winnen. Zij degradeerde echter tot een schijnvertoning en werd afgeschaft.

Links is voor gelijkheid, maar klampt zich hardnekkig vast aan ongelijkheden of privileges die “verworven rechten” worden genoemd. Indien iedereen dezelfde rechten zou hebben, dan zou iedereen ook dezelfde plichten moeten hebben. Is dit zo? Onder dezelfde zonnestralen bakt de een sneller bruin dan de andere, terwijl sommigen niet eens bruin worden. In dezelfde economische conjunctuur wordt de ene sneller rijk dan de andere. Sommigen worden er niet eens beter van. Onder de mom van gelijkheid vormen zich allerlei ongelijkheden. De sluwen en de werkers zullen er zich beter doorslaan dan de naïevelingen en de luiaards. De beste eigenschap is in de huidige omstandigheden de volharding. Alleen zij die doorzetten, ontsnappen aan de valkuilen die overal worden opgezet. De anderen blijven in het peloton rijden, laten zich op sleeptouw nemen en gaan niet vooruit.

Gelijkheid bestaat niet in de natuur. Gelijkheid wordt opgelegd en zonder inspanningsverplichting verdedigd door de machthebbers, met name door hen die de macht hebben. Wat betekent gelijkheid echter voor hen die de tegenstander heeft overwonnen? Dat de overwonnene en de overwinnaar gelijk zijn en gelijk zullen worden behandeld? Heb je er ooit eens aan gedacht dat er niet minder armen zullen zijn omdat er minder rijken zijn? Het volk en de aristocratie hebben zich altijd goed verstaan, het is de bourgeoisie die alles heeft verknald. Door haar minachting voor het volk en haar ziekelijke hang naar adellijke titels.

Moraalridders zeggen ons voortdurend wat niet hoort, maar zwijgen in alle talen over wat was en is geweest. Vaderlandse geschiedenis wordt nauwelijks nog onderwezen en toch is het juist die geschiedenis die ons boeit en onze samenhorigheid stimuleert. Blijkbaar hebben de mensen vandaag weinig belangstelling voor hun verleden. Beseffen zij niet dat wij producten zijn van het verleden, dat wij uit dat verleden lessen kunnen trekken? Elke dag moeten wij er onszelf van overtuigen dat wij unieke mensen zijn, moeten wij vechten voor onze vrijheid tegen elke vorm van conformisme. De vrijheid om te handelen. Iedereen heeft de macht om zijn eigen leven in handen te nemen. Of toch dit deel dat niet is voorbestemd. Maar deze vrijheid krijgen wij niet op een schoteltje aangeboden, we moeten ervoor gaan, onze nek uitsteken, op de barricades staan, onze eigen revolutie maken, zonder iets van anderen te verwachten. Indien wij geen grote voorbeelden meer vinden in het heden, dan moeten wij steun zoeken bij de helden uit het verleden. Voorbeelden van mannen en vrouwen die ons zijn voorgegaan en aan de weg hebben getimmerd. Iedereen moet handelen volgens zijn eigen kunnen, behoeften en verlangens, daar waar het lot hem of haar heeft geplaatst, met zijn sterke en zwakke punten, vol zelfvertrouwen, zonder te forceren maar hoopvol, zonder schuldgevoelens als iets niet lukt.

Vermits in een democratie de macht in handen is van het volk, is de macht aan de burger. Hij zet zijn doelen uit. Hij kiest ze met bekwame zorg. Aanvankelijk wil hij de wereld veroveren, daarna stelt hij zich tevreden met een huisje en een tuintje. Het zou fout zijn als hij zijn falen zou toeschrijven aan regeringen, syndicaten, ambtenaren, ouders, kinderen en vrouw. Hij moet veranderen wat hij in gegeven omstandigheden kan veranderen en de rest vergeten. De linkse mens heeft de mond vol van “de mens”, vooral in de uitdrukking “de rechten van de mens”, maar eigenlijk houdt hij niet van de mens als individu. Hij heeft weinig vertrouwen in de individuele mens. Hij verkiest de collectiviteit, de Staat, de Overheid. De privé onderneming is voor hem a-priori corrupt en verrijkt zich op de rug van de kleine man. De laatste decennia hebben wij het resultaat gezien van nationalisaties. De Staat heeft bijna overal gefaald waar zij zich heeft gemoeid in de economie. De wetten van de economie, de vrije markt, zijn ook van toepassing op de Overheid en op Links.

Waarom zwicht de politiek altijd voor minderheden die hun wil opdringen ten nadele van het algemeen belang? Buigen voor het gedonder van laarzen en zwichten voor het geschreeuw van betogers, het gaat om dezelfde angst. Buigen voor aanrijdende tanks en zwichten voor treinen die niet vertrekken, om dezelfde lafheid. Buigen voor militaire vliegtuigen die opstijgen en zwichten voor burgervliegtuigen die niet vertrekken, is toegeven aan de wil van de sterkste. Heeft men ons niet ingeprent dat democratie geenszins de wet van de sterkste is, maar de wet van het grootste aantal? We hebben dit geloofd, natuurlijk.

Rechts is liberaal. Laten we daar even van uitgaan. Waar steekt het liberalisme zijn nek uit? Waar? Overal zien wij de Staat. Een dinosauriër die nauwelijks nog beweegt: hij kan zich niet verdedigen tegen de tirannie van de drukkingsgroepen. Met andere woorden: de Overheid is niet meer bij machte om de individuele vrijheden te beschermen. Belastingen stegen, nieuwe belastingen werden geheven: wie beschermde de vrijheid? Wie? Sedert de paarsgroene regering aantrad, veranderen de zaken. Traag, te traag, te chaotisch, te Belgisch.

De vrijheidsdrang is groot bij de mensen, maar zoals voor de kunst zijn er biotopen waar de vrijheid beter of minder goed gedijt. Vandaag, in België, in Vlaanderen, werd die vrijheid decennia genekt door het bewind. Onder andere door een overvloed aan reglementen en decreten. Het leven was zo gecompliceerd, de administratie over gereguleerd, en dus minder vrij. Als een minister dacht daaraan te sleutelen, werd hij door de syndicaten er van beschuldigd verworven rechten aan te randen. Hij bond in, de plooien werden glad gestreken, hij kon verder regeren. Censuur op kunst wordt ook nu nog goedgepraat met het argument dat “het fatsoen” niet aangetast mag worden. Vandaar dat kunst afglijdt naar conformisme.

Als je “neger” zegt, ben je een racist. Zeg je “zwart”, dan ben je ouderwets, achterhaald, bourgeois, conservatief. Zeg je “wit”, dan ben je “in”. “Zeg niet, zeg wel” is geen censuur, maar openlijke kritiek. Negatieve kritiek. Ik verkies: “Wat goed is voor mij, is ook goed voor het land”. Of “Indien mijn bedrijf winst maakt, verrijkt ook mijn land”. Eenvoudig. Maar niet voor hen die afgunstig zijn, die het je kwalijk nemen als het je voor de wind gaat. Zij tolereren slechts rijkdom door toeval. Je wint de lotto, je huwt een prins of een rijke jongen of meisje, dan is dit een sprookje. Maar indien je fortuin maakt door hard en zwaar gestresst te werken, dan vergeven zij het je nooit, zelfs niet als ze inmiddels in je rijkdom delen. Zij verdenken je van corruptie, zij pluizen je privé leven uit om je zwakke plek te vinden, desnoods vinden zij er een uit. De geslaagde mens mag geen dankbaarheid verwachten, zich zeker niet publiek uitleven, hij doet er beter aan een gekweld gezicht op te zetten.



Werken is gezond

Zoals Links over arbeid spreekt, is de burger niet erg gemotiveerd om de mouwen op te sloven. Volgens Links is arbeid niet alleen een vorm van onderdrukking, maar ook een strijd tegen de luie rijken, een gevecht tegen de slechte bazen, kortweg: een last. Een last waar je zo vlug mogelijk van af moet geraken, wil je genieten van je “vrije tijd”. Wie arbeidt, is een gevangene. Hij is slaaf van zijn “niet-vrije tijd”. Daarom moet de Staat of de baas het werk lichter maken, zoals men pijn verlicht. Voor Links is iemand die sedert zijn op pensioenstelling “nog nooit zo actief is geweest” te beklagen. Dit betekent immers dat die persoon gedurende veertig jaar van zijn leven arbeid heeft verricht die hij niet graag deed. Op pensioen kan hij de dingen doen die hij graag doet.

Trots zijn op je werk, op wat je hebt gepresteerd, werkvreugde, zijn arbeidsvitamines. Het is beter te mislukken in wat je graag doet dan te slagen in wat je niet graag doet. Indien Rechts “de sociale zekerheid” ambieert, dan is het ongetwijfeld om de misbruiken weg te snoeien en de belastingen te verlagen. Een goede maatregel voor iedereen. In de eerste plaats voor de grote vermogens. Zijn zij niet de locomotieven van de sociale welstand? Ook in de kunst geven de meesters de toon aan voor creaties waar iedereen van kan genieten. Ook de economische bollebozen stuwen de samenleving naar welvaart. Ons huidig belastingstelsel hypothekeert deze vooruitgang door haar hoge barema’s. Voor wie is dit geld bestemd? Links antwoordt hierop met clichés, zoals solidariteit, herverdeling. Leiden die maatregelen niet veeleer tot inactiviteit en het vermenigvuldigen van de “geldpotjes”? Rijkdom is louche, talent eveneens, en de politici zijn bang om dit tegen te spreken.

Om het even: wat zeggen de partijen hierover? Eigenlijk is dit niet zo relevant. Beter zwakke partijen en een sterk beleid. Te sterke invloed van een partij leidt onder andere tot vriendjespolitiek. Indien iedere burger door bekwame mensen wordt bestuurd, dit wil zeggen dat hij en de groep waartoe hij behoort, correct wordt bejegend, indien hij de kans krijgt om te kiezen zonder dat hij wordt geïndoctrineerd of geconditioneerd, dan zal alles naar wens verlopen. Ieder van ons zal in welstand kunnen leven. Wij moeten stoppen met klagen, veeleer de handen uit de mouwen steken, de zaken veranderen waar wij het niet eens mee zijn en de rest erbij nemen. De burger moet zijn kleine problemen zelf oplossen en voor de grote problemen advies inwinnen, zich laten begeleiden, niet bij de pakken blijven zitten, maar mee zoeken naar een oplossing. Denk erom, vaak overkomt ons wat wij hebben gevreesd, vaak trekken wij zelf ongeluk en tegenslag aan: wie veilig vrijt maakt geen kans op aids, een vrek mankeert geen geld, een gepassioneerd iemand zal altijd een middel vinden om zijn passie te vieren. Zelfs bij grote tegenslagen vindt de mens bij zichzelf sterkte om ze te overwinnen. Bewaren wij niet de beste herinneringen aan momenten waar wij uit eigen kracht een probleem hebben opgelost of een obstakel weggenomen? Wat gesmeerd loopt, is daarom niet altijd even aangenaam. Een goed gevoel, een stap vooruit, uitstijgen boven onszelf, zijn zovele momenten van intens geluk. Naar iemand opkijken, niet uit afgunst, maar uit bewondering, om hetzelfde te bereiken, om voort te doen op de ingeslagen weg. Niemand zal je iets vragen. De burger moet zijn werkterrein uitkiezen en rekenen op zichzelf.


Het leven is een feest

Plinius de Jongere die leefde aan het einde van de eerste eeuw, voorspelde de val van het Romeinse Rijk. Hij weet dat aan het toenemend tekort aan lichamelijke en geestelijke hygiëne bij de Romeinen. Een volk dat niet meer gelooft in de waarden waardoor het aanzien kreeg, of die waarden is vergeten, gaat ten onder. Het verval begint bij het eigen ik. Hoe kom ik voor de dag? Het gaat verder met het bezoedelen van zijn leefwereld en de verwildering van de zeden. De mensen geven zich over aan alle geneugten, losbandigheid, liederlijkheid, en versnellen op deze wijze de komst van de barbaren. Nooit heeft een volk zich nog zo goed geamuseerd als het Franse volk op de vooravond van de Revolutie. Zij die zich in hun macht en bezit bedreigd voelden, verdronken met stijl hun verdriet in emmers champagne. Zij die de revolutie preekten, waanden zich de nieuwe machthebbers. Ik vergelijk die periode met de gouden jaren ’60 bij ons. Nota bene: die jaren brachten minder welvaart en waren bovendien minder boeiend dan ons wordt ingefluisterd.

Ons land was zijn moraal kwijt. Het werd aanzien als een vulgair, ondeugdzaam land zonder klasse of uitstraling, zonder genialiteit. Het gaf geen vonken af, het sluimerde, het sliep in. De politiek en de politici die ons sedert de jaren ’60 regeerden, hebben daar schuld aan. Zij hebben de burgers van dit land geen fatsoen geleerd, esthetisch of moreel. Wij beleven een vreemde periode. Het einde van de vorige en het prille begin van een nieuwe eeuw zijn als het einde van een smulpartij die wij verlaten met een dikke buik en een zwaar hoofd. Wij verkwisten geld aan extravagantie en slechte smaak. Wij zijn moraalridders die er een punt van maken amoreel te zijn. Onze elegantie is démodé, wij zijn slecht opgevoed, wij hebben een slechte naam, buitenlanders gebruiken het scheldwoord “Dutroux” wanneer zij ons willen bekladden.

Gelukkig komt daar sedert kort verandering in. De huidige bestuurders doen er alles aan om van dit slechte imago af te geraken. Het vergt echter tijd. Een slechte naam ben je niet in één twee drie kwijt! God weet dat wij een bestuur willen dat zich zo weinig mogelijk bemoeit met ons leven. Het is voldoende dat de regering ons in het oog houdt en ons - indien nodig - op de vingers tikt. Indien de burger of een groep mensen aan het dobberen gaan, zou het onverantwoord zijn zich daarover te verheugen, want een schipbreuk is dan heel dichtbij. Het gevaar van onze tijd is de toelaatbaarheidsgraad. Alles is zo “excited” en toch is het verhaal van ons leven niet zo groots en opwindend. Er is met andere woorden veel vorm en grote verscheidenheid, maar geen inhoud. God weet dat plezier de mens vooral opwindt indien het hem wordt ontzegd. Toegelaten, veralgemeend, verplicht plezier leidt tot indigestie. De oude barbaren staan niet aan onze deur, maar wel hun moderne erfgenamen, zij die ons vleien, die ons willen versmachten in nepgevoelens. Wij hebben behoefte aan helden, en wij kibbelen over de vraag of kinderen na zes uur op straat mogen komen. Indien feestvieren je leven in beslag neemt, dan ben je tegen alles en iedereen die dit in de weg staat. Kinderen worden dan verlaat op de wereld gezet en ouderlingen worden voortijdig in een rusthuis gestopt.

Indien wij het recht hebben om te doen wat wij graag doen, en te zeggen wat in ons opkomt, dan toch moeten wij eerst overleg plegen. Want bepaalde oprispingen mogen wij niet zomaar “outen”, ook niet sporadisch of gedeeltelijk. Het is beter eerst goed na te denken vooraleer een mening te formuleren, want anders kunnen wij onze reputatie schaden. Wij leven echter in een moraliserende maatschappij, hypocriet en zonder lef. Hart hebben wij wel. De meerderheid van ons koestert al veertig jaar dezelfde bestuurders aan de borst. Verdienen zij het? Volgens de laatste verkiezingen niet, maar de kiezer heeft wel een halve eeuw ja gezegd. De CVP heeft een halve eeuw lang zich beschouwd als het absolute gezag. Om daar te geraken hebben politici uit deze partij gelogen, bedrogen, verraden, mensen gekraakt, sancties getroffen tegen dissidenten. Zoals andere partijen in identieke omstandigheden hadden gedaan. Laten wij het hierover eens zijn.

Zeg mij nu eens eerlijk waarin de partijen zich van elkaar onderscheiden? En de politici van elkaar? Heb jij de laatste jaren veel gehoord en gelezen over partijprogramma’s en ideologieën? Neen, alhoewel het woord van de neoliberalen plotseling een andere klank kreeg. Zouden zij ook voor een nieuwe wending zorgen? Na drie jaar moet ik toegeven dat dit min of meer het geval is. Niet denderend anders, maar er is een aanzet en er zijn goed intenties. De regering-Verhofstadt werkt, brengt nieuwe ideeën en concepten aan, voert een rechtvaardig sociaal beleid, wenst niet meer mee te heulen met de vriendjes van de vriendjes in de politiek. Ik ben bereid de kleine tekorten en de chaotische aanpak te vergeten, indien deze regering ook effectief regeert, indien de kiezer verandering ziet, niet allen in de wijze waarop, maar ook en vooral in de maatregelen die worden getroffen, in de weg die wordt uitgestippeld. Napoleon zei op zekere dag aan Bernadotte: “Indien Corneille nu had geleefd, zou ik hem de titel van prins hebben verleend.” Corneille zette mensen aan tot actie en heroïsche daden. Hij was echter niet alleen een meester in het bespelen van de menselijke geest, maar ook een pragmaticus. Die twee kwaliteiten maakten van hem een van de meest wijze mannen in de kunst van het besturen. Kunst, die cruciaal is, indien men de top bereikt. Corneille raadde altijd aan te vergeven, niet (meer) uit te dagen.

Onze vorige regeringsleiders hebben vaak die goede raad in de wind geslagen. Zij luisterden kritiekloos naar de partij, naar drukkingsgroepen, minderheden, kiesvee. De laatste CVP-Eerste Minister was de uitzondering die de regel niet bevestigde. Hij had het hart op de juiste plaats. Spijtig voor hem was hij slecht omringd. De CVP waande zich God in België, zeker in Vlaanderen, cultiveerde haar eigenwaarde. Na de K.O. die zij bij de verkiezingen opliep, kropen haar vertegenwoordigers stuntelig recht en riepen op hun moeder, schreeuwden als kinderen die hun speelgoed waren afgepakt. Na hun ongeloof (!) en hun grote ontgoocheling klommen zij onvoorbereid en ondoordacht opnieuw in de ring. Zij kregen slaag en dropen af. Een pijnlijke vertoning die medelijden opwekte. De kans op revanche komt.

Het evangelie

Een goede ploeg heeft een goede coach nodig. Dit is juist, maar een ploeg is zo sterk als haar zwakste schakel. Verhofstadt mist misschien uitstraling, de waardigheid van een staatsman, maar hij is verstandig, heeft lef, durft over de grens kijken, informeert zich, bezit dossierkennis, wil slagen. Hij heeft zich omringd met bekwame ministers, zoals Vande Lanotte, Van den Bossche, Vandenbroucke, Reynders. Hoe evalueren de kiezers deze regering en deze ploeg?

Wanneer – en ik citeer het evangelie – een ooi zich wentelt in de mest, heeft het geen enkele zin om de mest de schuld te geven. Men moet die trut eruit halen, zelfs al moet men braken van de stank. Weigeren met iemand of een groep te praten is hen uitsluiten. Niet erkennen dat iemand deel uitmaakt van de gemeenschap, is een getto creëren voor tweederangsburgers. Weigeren met iemand te praten omdat hij een andere mening heeft, is even erg als weigeren met iemand te praten die een andere huidskleur heeft. Elke burger van het land heeft dezelfde rechten en dezelfde plichten. De democratische partijen kunnen geen geloofwaardig pleidooi houden voor democratie indien zij een getto creëren voor 15% van hun landgenoten. Waar zit de logica in die handelswijze? Ik vraag mij af of het merendeel van de VB-tegenstanders niet zouden bezwijken voor de bekoring van een sterke man. Denk aan de korte periode van agitatie en poging tot destabilisatie ten tijde van de aanslagen op grote warenhuizen. Een autoritaire leider staat chiquer dan mee te huilen met de wolven.

Het dogma “Vlaams Blok = fascisme” verspreiden haalt niets uit. Vraag je naar de motivatie, dan blijft het antwoord uit of men verwijst naar de geschiedenis. Waarom willen de andere politieke partijen niet praten met het Vlaams Blok? Simpel, omdat zij bang zijn van hun tegenstanders, omdat zij bang zijn op die wijze mee te werken aan de verspreiding van xenofobie en racisme. Kiezers van het Vlaams Blok minachten omdat ze zich vergissen in hun keuze, is echter een veel grotere vergissing. Zij die deze houding aanprijzen of navolgen, zijn niet in staat de echte van de valse waarden te onderscheiden. Om mensen te overtuigen van jouw gelijk en hun ongelijk moet je eerst luisteren. De zwakke punten leren kennen. Geduldig. Zoals de onderwijzer die meer tijd steekt in een bijziende of dove of mindervalide leerling dan in hen die de les vlugger begrijpen. Zoals de priester die meer tijd besteedt aan dwalende en dolende parochianen dan aan vrome kwezels. Dit is de juiste houding. Is dit “vissen in troebel water” zoals sommigen beweren? Wie dwaalt? Wanneer de democratische partijen geen overleg willen plegen met het Vlaams Blok over de echte problemen van deze tijd, wie zal het dan doen? Dit is een patstelling: zij die het Vlaams Blok willen fnuiken in haar opgang, stigmatiseren deze beweging door ze te negeren. Gestigmatiseerde personen en partijen boeken in de politiek winst. De gevoelige kiezer geeft de underdog een stem. Noem het een reflex van meevoelen met de gebrandmerkte en onderdrukte politicus.

Vandaag is de CD&V minder geëerd en niet langer een vaste waarde in het beleid. Haar tegenstanders gniffelen. Is daar een reden voor? Natuurlijk, deze partij heeft zich arrogant opgesteld de laatste decennia. Zelfgenoegzaamheid, machtsmisbruik, monopolisering worden vroeg of laat afgestraft. Haar tegenstanders hebben haar gedenatureerd: enerzijds verloor zij het exclusief imago van confessionele partij, anderzijds werd zij aan haar rechterflank aangerand door het Vlaams Blok, het brede centrum verloor zij aan de neoliberalen en links moest zij de gunst van de kiezer delen met SP en Agalev. Extreem Rechts eigent zich de rechtse waarden toe zoals de gaai zich tooit met de pluimen van de pauw en, raar maar waar, in plaats van de bedrieger te ontmaskeren is het de pauw die wordt bespot, uitgefloten en voor de gek gehouden. Ze hebben het gezocht, de politici van de oude CVP. Hebben ze het verdiend? Is die hoon hun verdiende loon? Moet men niet veeleer zijn vijanden met liefde bejegenen?

Wie zijn de vijanden van de CD&V? Het Vlaams Blok? Neen. De vijand schuilt in eigen rangen. Onruststokers keren zich altijd tegen iemand, ze zijn nooit voor maar altijd tegen. Zij willen de CD&V bang maken en slagen hier ook in. De mandatarissen van die partij slaan wild om zich heen, zeggen ondoordachte dingen, stellen onrealistische zaken voor, zweren af wat zij voordien onder ede hebben beloofd, sluiten akkoorden met de duivel. Op die wijze hoeft de nieuwe meerderheid niet bang te zijn dat haar kinderziekten zwaar worden aangerekend door de kiezer. Ondertussen hebben de paarsgroene kabinetten hun draai gevonden en werken rustig het regeerprogramma af. “De vijand schuilt in eigen rangen.” Spijtig dat de CD&V niet vroeger tot die conclusie kwam. Zij die de partij om den duvel hebben geholpen, wonen in hetzelfde huis. De zelfmoordcommando’s eten aan dezelfde tafel, slapen in hetzelfde bed. Zij die het wisten, zwegen. Wat de kiezer niet wist, kon zich niet tegen hen keren. Bovendien waren zij goed opgevoede lieden, met een goede smaak, zij aten asperges, droegen een das en gaven ook op café het goede voorbeeld. Zij die het grote gelijk preekten, hadden het niet slecht voor. Neen, maar ze dwaalden. Links was niet de vijand, maar een tegenstander. De man van Links is bovendien een moedig mens, vriendelijk, gecompliceerd, dat wel. Hij struikelt driemaal over dezelfde steen, omdat hij onoplettend is. Hij verschiet al zijn poer aan de vooravond van de oorlog. Het kapitalisme overvalt ons allemaal. Wie is tegen de consumptiemaatschappij in een periode van vette koeien? Wie is voor het geld in een periode van magere koeien? In de twee gevallen kan de oppositie mopperen, “verontwaardigd zijn”, dit klinkt chic. Toch moeten Links en Rechts samenwerken. Zij die dit hebben beseft, hebben het Centrum ingenomen. De neoliberalen hebben positie gekozen op het middenveld en wie op het middenveld de baas is, wint de wedstrijd.

Dank zij (te wijten aan) de technologische vooruitgang is alles mogelijk en dichtbij. Het is stomvervelend, maar het is zo: de wereld is in hand-, oog- en oorbereik. Welke waarden moeten worden herdacht, welke waarden zijn nieuw in deze veranderende maatschappij? Avontuur, stoutmoedigheid, individualisme, nationalisme? Reken op jezelf om een plaats te veroveren in deze grijze, geüniformeerde wereld, vecht voor je vrijheden, wees niet bang, hecht je niet aan een verworven recht, koester niet alleen het verleden maar bereid je voor op de toekomst, weet wat je wilt en verwacht niets van de anderen. Deze nieuwe attitude is de enig juiste. De regenten die ons nu besturen, zijn op de goede weg, maar ze hebben zeker nog een legislatuur nodig om het doel te bereiken. Met w

vlaanderen72
21 maart 2003, 20:40
8O

vlaanderen72
21 maart 2003, 21:14
[quote="bs283836"]HET CONTACT MET DE BURGER

Thierry Deleu


De rechtse mens houdt van zijn kinderen, op voorwaarde dat zij zwijgen.
8O
Hij vindt oudere mensen veel interessanter dan jonge.
8O
Wanneer hij schipbreuk lijdt, drinkt hij zich liever moed in dan te redden wat nog kan.
8O
Hij is slechts geïnteresseerd in problemen die hij kan oplossen en lacht de andere weg.
8O
Hij houdt van de broederlijkheid, maar geïntegreerd in de hiërarchie.
8O
Hij spreekt slechts over politiek met mensen die zijn overtuiging delen. 8O
De enige keren dat hij het goed vindt dat het individu zich moet schikken naar de groep, zijn die gevallen waar het individu het evenwicht en de reputatie van de groep in gevaar brengt.
8O
Deze rechtse mens heeft zich onder de liberalen gemengd, maar hij denkt niet liberaal.
8O
Links en rechts: ze hebben beide bloed aan hun handen, maar de rechtse mens trekt het zich niet aan
8O
hij heeft koel bloed
8O
Hij houdt van de arbeid, maar dan wel de arbeid die voor hem wordt verricht
8O

Wat een zever ,moet er nog zand zijn!? :? :evil: