PDA

View Full Version : Analyse : China is kwetsbaarder dan het lijkt


Jazeker
9 januari 2005, 01:18
Een analyse uit De Standaard die me wat verbaasde. Ik onthou hem jullie niet :

China is kwetsbaarder dan het lijkt Afkoeling investeringsboom zou zwaar op economie kunnen wegen Van onze redacteur

BRUSSEL - Niet het minst verbazingwekkende aspect van de steile economische opgang van China sinds de dood van Mao is het uitblijven van een grote crisis. In de afgelopen tien jaar werden onder meer Mexico, Rusland, Thailand, Zuid-Korea, Indonesië en Argentinië met orkaankracht getroffen. China lijkt wel immuun, maar is het niet.



DE landen van het voormalige Sovjetblok kunnen slechts met afgunst kijken naar de wijze waarop de transitie naar de markteconomie - maar niet naar de democratie - in de Volksrepubliek verloopt. Onder de buitenlandse investeerders is sinds jaren een wedloop naar China aan de gang, maar 2004 was het jaar waarin de wereld zich er rekenschap van gaf dat China's doorbraak voor iedereen gevolgen heeft. En we hebben nog lang niet alles gezien: de leiders in Peking hebben hun ambitie te kennen gegeven de omvang van de economie in de komende twintig jaar nog te verviervoudigen.

De Aziatische Ontwikkelingsbank (ADB) laat zich in een zopas gepubliceerde analyse van de toestand in Oost-Azië optimistisch uit over de vooruitzichten voor de Chinese economie. De verhoopte ,,zachte landing'' lijkt volgens schema te verlopen. Het verschroeiende groeitempo van de economie is de jongste kwartalen enigszins vertraagd en zal volgend jaar vermoedelijk verder afnemen tot 8 procent of minder. Kortom, veel zorgen lijkt men zich om China niet te moeten maken.

MAAR is er niet stilaan sprake van een nieuwe vorm van ,,irrationele uitbundigheid''? Gezien de omvang en de openheidsgraad die de Chinese economie heeft bereikt, zou de weerslag van een crisis op de rest van de wereld zeer pijnlijk kunnen zijn. Diverse scenario's zijn denkbaar. Een harde landing. Verscheidene sectoren zijn oververhit. Met behulp van administratieve maatregelen en de renteverhoging van oktober werd gepoogd een ,,zachte landing'' tot stand te brengen, wat doorgaans gedefinieerd wordt als een groeivertraging tot ongeveer 7 procent. Een dergelijke bijsturing bewerkstelligen zonder in het huidige klimaat van excessen een ,,harde landing'' uit te lokken, zou echter een bovenmenselijke stuurkunst kunnen vergen. Als de groei terugvalt beneden 7%, komt het land in de problemen, voorspelt David Lee, partner van de Duitse consultingfirma Roland Berger in Peking.

Dat de expansie zo ongemeen krachtig blijft, heeft te maken met de uitzonderlijke investeringsboom. Het aandeel van de investeringen in het bruto binnenlands product bedraagt ongeveer 45 procent, tweemaal zoveel als in de meeste andere economieën ( zie grafiek) , en dat lijkt niet houdbaar. Zelfs in Taiwan, dat in de afgelopen halve eeuw een glansprestatie afleverde, lag dat aandeel nooit langer dan drie jaar ononderbroken boven de 30 procent, zo stippen de China-analisten Morris Goldstein en Nicholas Lardy van het Amerikaanse Institute for International Economics aan.

De koortsachtige investeringsactiviteit wordt gefinancierd door een astronomisch hoge binnenlandse spaarvorming, waar bovenop nog het binnenstromende kapitaal van de buitenlandse investeerders komt. Er is echter dringend nood aan meer kwaliteit en minder kwantiteit. De centrale bank hekelde ,,de blinde expansie van laagkwalitatieve, elkaar vaak duplicerende projecten'' in de staal-, aluminium- en cementindustrie. In de staalsector bijvoorbeeld zullen de momenteel in aanbouw zijnde installaties 150 miljoen ton aan de productiecapaciteit toevoegen, ongeveer de helft van de 310 miljoen ton capaciteit die eind 2003 bestond.

Een vertraging in de expansie van het investeringsvolume zou enigszins kunnen worden gecompenseerd door een snellere toename van de consumptie. Maar het aandeel van het gezinsverbruik in het bbp bedraagt nu slechts 44 procent, zodat de consumptiebestedingen sterk zouden moeten stijgen om de afkoeling van de investeringsactiviteit goed te maken. Goldstein en Lardy verwachten dan ook dat de Chinese groei met 4 �* 5 procentpunten zal afnemen. Een bankcrisis. De Chinese kapitaalmarkt is onderontwikkeld; bedrijven die geld nodig hebben, wenden zich tot de banken, die overwegend in staatshanden zijn. De kredietverlening van die banken wordt minder ingegeven door commerciële overwegingen dan door de prioriteiten van het overheidsbeleid. Ze neemt zeer snel toe, zonder dat veel aandacht wordt besteed aan de gezondheid van de debiteur en aan een gepaste verhouding tussen de uitstaande kredieten en de kapitaalbasis van de bank. Eind 1993 vertegenwoordigden de uitstaande leningen 145 procent van het bbp, wat een wereldrecord zou zijn. Vooral de lokale vestigingen van de banken zijn moeilijk in te tomen. Wel geldt de regel dat de kredieten maximaal 75 procent van de deposito's mogen bedragen.

Voor zover men mag voortgaan op de officiële cijfers, moet ongeveer dertien procent van de uitstaande leningen als moeilijk of niet recupereerbaar worden beschouwd. In de afgelopen twee of drie jaar zou echter vooruitgang zijn geboekt: de slechte kredieten zijn niet alleen gekrompen in verhouding tot het totale uitstaande kredietvolume (wat op zichzelf toe te schrijven kan zijn aan de sterke stijging van de kredietverlening in 2004), maar ook in verhouding tot het bbp. De statistische gegevens gelden echter als weinig betrouwbaar. ,,Geloof nooit Chinese cijfers,'' zegt David Lee. ,,Er bestaat in China geen betrouwbare centrale databank.'' Volgens sommige ramingen zou het aanzuiveren van de latente verliezen van het bankstelsel dertig procent van het bbp kunnen kosten.

De depositorente ligt lager dan het percentage waarmee de prijzen van veel producten van dagelijks gebruik stijgen. Ze kan moeilijk worden opgetrokken zonder de banken verder in de problemen te brengen, maar anderzijds bestaat het chronische gevaar dat de bevolking haar geld van de bank haalt en het omzet in goederen, wat tot een inflatie-opstoot en een verdere oververhitting van de economie zou leiden. Een bedrijvencrisis. Veel van de grote staatsbedrijven overleven kunstmatig. Ze zijn onleefbaar als ze van de overheidssteun zouden worden afgesneden of als ze de politiek geïnspireerde kredieten zouden moeten terugbetalen. Ze kunnen ook de vereiste technologische opwaardering niet aan. In de afgelopen vijf jaar zijn massale ontslagen doorgevoerd, en dat proces is zeker niet ten einde. Een van de grootste opgaven is de invoering van een Chinees model van deugdelijk ondernemingsbestuur. Hoe de industriële staatsmastodonten zich zullen weten aan te passen aan de nieuwe marktgerichte omgeving, is allesbehalve duidelijk.

Sociale onrust. De stormachtige economische vooruitgang heeft ook in de achtergebleven delen van het land en bij de honderden miljoenen die zich nog niet uit de armoede hebben weten op te tillen rijzende verwachtingen gewekt, die vooralsnog niet kunnen worden ingelost. Zowat de helft van de Chinese economie blijft centraal geleid, en de belangrijkste functie van de overheid in zo'n systeem bestaat erin de schaarste te verdelen. Dit is op zichzelf al een hachelijke opgave, en ze wordt politiek explosief als, zoals in China, de ongelijkheid zienderogen toeneemt en de corruptie duidelijk wijdverspreid blijft. In de vijftien jaar die verstreken zijn sinds het drama op het Tienanmenplein is veel water door de Yangtse gestroomd, maar nieuwe onlusten zijn niet uit te sluiten.

ALS het op een van die vlakken zou mislopen, kan dat een kettingreactie in gang zetten. Het is juist dat de Chinese overheid in de eerste helft van de jaren negentig een aanzwellende inflatiecrisis wist te bedwingen vooraleer die uit de hand liep. Ook is er nog geen vrij kapitaalverkeer, zodat de economie moeilijk uit haar hengsels kan worden gelicht door een massale toevloed en vervolgens paniekerige vlucht van speculatief kapitaal, zoals in 1997-98 in verscheidene landen van Zuidoost-Azië gebeurde.

Een sterke economische groei dekt veel problemen toe. Maar dat het land al een kwarteeuw tegen een halsbrekend tempo groeit, waarborgt niet dat dit zo zal blijven. Eén van de belangrijkste lessen van het recente verleden is dat groeilanden uiterst kwetsbaar zijn voor ongelukken. En China is vandaag het groeiland bij uitstek.

Antoon
10 januari 2005, 15:56
Ik geloof nooit dat het zo'n dramatische wending gaat nemen. Maar het is wel duidelijk dat de sterke groei niet eeuwig zal duren. Met het omarmen van het kapitalisme geeft China haar bevolking een sterke ontwikkeling naar een modern, comfotabel en voorspoedig leven, in tegenstelling tot de armoede van decennia lang communistische economie. Maar het moet ook beseffen dat er hoogtes en laagtes zijn, dus ook economische crisissen. Niet anders dan hier in het Westen.

Jazeker
10 januari 2005, 22:30
Zelf heb ik al een ding gemerkt : sommige multinationals beginnen terug te komen van die ratrace voor de Chinese markt. De prijzen moeten danig laag worden gehouden dat er geen margin is, dat allemaal op basis van beloften over een miljardenafzet die totaal niet gegarandeerd is. Het is eigenlijk DE inkooptruuk in China geworden : jullie moeten goedkoop zijn want kijk eens wat een super-deluxe markt we jullie kunnen bieden ? Maar als puntje bij paaltje komt, is dat nog niet noodzakelijk zo en zelfs bij grote afzet lukt het veel bedrijven niet om rond te komen met die winstmarge.