Patriot!
21 september 2003, 12:10
Raymond Detrez: België vergelijken met ex-Joegoslavie
Raymond Detrez, de bekende Balkan-specialist, heeft ons een paar passages uit zijn boek «De sloop van Joegoslavië – Het relaas van een boedelscheiding» toegestuurd. Hierin beschrijft hij toestanden die opvallend veel overeenstemming vertonen met dingen die wij in ons land beleven. Hij legt de vinger op de centrale wond. Het boek verscheen in 1996 bij de uitgeverij Hadewich. Raymond Detrez is lid van de Raad van Bestuur van onze v.z.w.
Nationalisten tilden zwaar aan territoriale nadelen en vonden voortdurend redenen om te klagen over de etnische verdeelsleutel.
Technocraten hadden vooral oog voor economische voor- en nadelen en lagen niet wakker van territoriale aanspraken en etnisch gekrakeel.
Voor kosmopolitische jongeren en intellectuelen speelden etnische kwesties nauwelijks nog een rol: de «vernederingen» die de natie in het verleden ondergaan had, kenden ze alleen nog van horen zeuren: existentialisme, pop-art, MTV en porno spraken hen meer aan dan culturele eigenheid…
(Maar) in de jaren ’80 had elk volk in Joegoslavië op basis van economisch, demografisch, sociaal, historisch en ander «wetenschappelijk» onderzoek zijn eigen ideologie ontwikkeld over de vele manieren waarop het door de federatie benadeeld werd (Puhovski 1995 :129).
Toch kan de neutrale buitenstaander niet anders dan de onmiskenbare pluspunten van het Joegoslavische federale systeem erkennen. Het gaf aan de leden van alle etnoculturele gemeenschappen in het land mogelijkheden om naar eigen inzicht en behoefte, zij het binnen het constitutionele kader van het Joegoslavische socialisme, hun respectieve etnoculturele of nationale identiteit te beleven. Dat is meer dan van welk land ook op de Balkan en van vele landen buiten de Balkan kan gezegd worden.
De desintegratie van het Joegoslavische federale systeem kan dan ook niet verklaard, laat staan verantwoord worden door te verwijzen naar schendingen van het (universele) recht op de beleving van de eigen etnoculturele of nationale identiteit. Wanneer dit toch gebeurt, is het om de andere, echte redenen waarom de federale constructie moest gesloopt worden te verbloemen. De onvrijheid die in Joegoslavië bestond vloeide niet voort uit nationale onderdrukking maar uit het communistische systeem – het machtsmonopolie van één partij…
Een op etnische basis georganiseerde federale staat bereikt op een gegeven moment een point of no return, namelijk wanneer de federale structuren het bestaan van gemeenschappelijke belangen – of de perceptie ervan – onmogelijk maken en wanneer beslissingen geldend voor de hele federatie genomen worden door politici, die zich niet meer moeten verantwoorden voor alle burgers van de federatie, omdat ze alleen door de kiezers van hun eigen deelstaat verkozen worden. De Macedonische vertegenwoordigers in de federale regering (maar hetzelde gold natuurlijk voor alle anderen) konden rustig alleen de belangen van het Macedonische eigen volk dienen, bij voorkeur verbloemend refererend aan «de Macedonische eigenheid», omdat ze alleen maar door Macedonische kiezers verkozen werden. Hoe men in de andere deelstaten over hen dacht, liet hen koud. Hoewel : hoe meer irritatie ze daar opwekten, hoe harder ze de Macedonische belangen leken te verdedigen, wat hen bij het eigen electoraat alleen maar populairder kon maken.
Het is tekenend dat het voorstel van Ante Markovic, om federale verkiezingen te houden door de politieke elites in alle deelstaten resoluut van de hand gewezen werd (Puhovski 1995 :131). Die verkiezingen hadden het leven van Joegoslavië kunnen redden, maar ze vormden nu eenmaal een bedreiging voor de machtsbasis van de lokale partij-elites… De combinatie van neoliberalisme en collectief egoïsme werd een verpletterende politieke kracht zodra ze de gelegenheid kreeg zich moreel te wapenen met een discours dat niet op een ideologisch concept maar op de vanzelfsprekendheid zelve gebaseerd lijkt : het nationalisme.
Tijdens de eerste vrije verkiezingen in 1990 werden politici verkozen met een programma (of een retoriek) die exclusief de belangen van het «eigen volk» diende, waarbij met «eigen volk» bedoeld werd: degenen die beantwoorden aan een door bereidwillige intellectuelen aangereikte «culturele eigenheid». De nieuwe, ex-Joegoslavische staten zouden (met uitzondering misschien van Bosnië) etnisch-nationale staten zijn, staten die zich identificeerden met één welbepaalde nationale identiteit, waarin andere etnoculturele gemeenschappen moesten «integreren» of «zich aanpassen» (nieuwe woorden voor «geassimileerd worden») of in het beste geval faciliteiten kregen, die niet het voortbestaan van hun gemeenschap beoogden, maar de verdwijning ervan.
Uit: B Flash maart 2000 - nr. 6, Driemaandelijks informatieblad voor werkende en aangesloten B Plus-leden
Raymond Detrez, de bekende Balkan-specialist, heeft ons een paar passages uit zijn boek «De sloop van Joegoslavië – Het relaas van een boedelscheiding» toegestuurd. Hierin beschrijft hij toestanden die opvallend veel overeenstemming vertonen met dingen die wij in ons land beleven. Hij legt de vinger op de centrale wond. Het boek verscheen in 1996 bij de uitgeverij Hadewich. Raymond Detrez is lid van de Raad van Bestuur van onze v.z.w.
Nationalisten tilden zwaar aan territoriale nadelen en vonden voortdurend redenen om te klagen over de etnische verdeelsleutel.
Technocraten hadden vooral oog voor economische voor- en nadelen en lagen niet wakker van territoriale aanspraken en etnisch gekrakeel.
Voor kosmopolitische jongeren en intellectuelen speelden etnische kwesties nauwelijks nog een rol: de «vernederingen» die de natie in het verleden ondergaan had, kenden ze alleen nog van horen zeuren: existentialisme, pop-art, MTV en porno spraken hen meer aan dan culturele eigenheid…
(Maar) in de jaren ’80 had elk volk in Joegoslavië op basis van economisch, demografisch, sociaal, historisch en ander «wetenschappelijk» onderzoek zijn eigen ideologie ontwikkeld over de vele manieren waarop het door de federatie benadeeld werd (Puhovski 1995 :129).
Toch kan de neutrale buitenstaander niet anders dan de onmiskenbare pluspunten van het Joegoslavische federale systeem erkennen. Het gaf aan de leden van alle etnoculturele gemeenschappen in het land mogelijkheden om naar eigen inzicht en behoefte, zij het binnen het constitutionele kader van het Joegoslavische socialisme, hun respectieve etnoculturele of nationale identiteit te beleven. Dat is meer dan van welk land ook op de Balkan en van vele landen buiten de Balkan kan gezegd worden.
De desintegratie van het Joegoslavische federale systeem kan dan ook niet verklaard, laat staan verantwoord worden door te verwijzen naar schendingen van het (universele) recht op de beleving van de eigen etnoculturele of nationale identiteit. Wanneer dit toch gebeurt, is het om de andere, echte redenen waarom de federale constructie moest gesloopt worden te verbloemen. De onvrijheid die in Joegoslavië bestond vloeide niet voort uit nationale onderdrukking maar uit het communistische systeem – het machtsmonopolie van één partij…
Een op etnische basis georganiseerde federale staat bereikt op een gegeven moment een point of no return, namelijk wanneer de federale structuren het bestaan van gemeenschappelijke belangen – of de perceptie ervan – onmogelijk maken en wanneer beslissingen geldend voor de hele federatie genomen worden door politici, die zich niet meer moeten verantwoorden voor alle burgers van de federatie, omdat ze alleen door de kiezers van hun eigen deelstaat verkozen worden. De Macedonische vertegenwoordigers in de federale regering (maar hetzelde gold natuurlijk voor alle anderen) konden rustig alleen de belangen van het Macedonische eigen volk dienen, bij voorkeur verbloemend refererend aan «de Macedonische eigenheid», omdat ze alleen maar door Macedonische kiezers verkozen werden. Hoe men in de andere deelstaten over hen dacht, liet hen koud. Hoewel : hoe meer irritatie ze daar opwekten, hoe harder ze de Macedonische belangen leken te verdedigen, wat hen bij het eigen electoraat alleen maar populairder kon maken.
Het is tekenend dat het voorstel van Ante Markovic, om federale verkiezingen te houden door de politieke elites in alle deelstaten resoluut van de hand gewezen werd (Puhovski 1995 :131). Die verkiezingen hadden het leven van Joegoslavië kunnen redden, maar ze vormden nu eenmaal een bedreiging voor de machtsbasis van de lokale partij-elites… De combinatie van neoliberalisme en collectief egoïsme werd een verpletterende politieke kracht zodra ze de gelegenheid kreeg zich moreel te wapenen met een discours dat niet op een ideologisch concept maar op de vanzelfsprekendheid zelve gebaseerd lijkt : het nationalisme.
Tijdens de eerste vrije verkiezingen in 1990 werden politici verkozen met een programma (of een retoriek) die exclusief de belangen van het «eigen volk» diende, waarbij met «eigen volk» bedoeld werd: degenen die beantwoorden aan een door bereidwillige intellectuelen aangereikte «culturele eigenheid». De nieuwe, ex-Joegoslavische staten zouden (met uitzondering misschien van Bosnië) etnisch-nationale staten zijn, staten die zich identificeerden met één welbepaalde nationale identiteit, waarin andere etnoculturele gemeenschappen moesten «integreren» of «zich aanpassen» (nieuwe woorden voor «geassimileerd worden») of in het beste geval faciliteiten kregen, die niet het voortbestaan van hun gemeenschap beoogden, maar de verdwijning ervan.
Uit: B Flash maart 2000 - nr. 6, Driemaandelijks informatieblad voor werkende en aangesloten B Plus-leden