Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Jan van den Berghe
(Bericht 8792980)
En concludeert het Hof dan ook tot het verbieden van zulke partijen? Ik lees in de conclusie slechts een voorzichtig standpunt over het democratisch gehalte van die partijen. Wat is trouwens het wollige ""l'idéal démocratique"? Is dat een begrip dat een wettelijke, en dus toetsbare invulling heeft gekregen?
|
Indien u de hele historiek van de rechtspraak van het Hof wenst te kennen inzake democratie en EVRM, zal u dat zelf wel opzoeken. En daarna zal u zelf wel kunnen bepalen of die rechtspraak door u bekritiseerd dient te worden of niet.
En uiteraard kan het Hof zelf geen partij verbieden. Zij heeft enkel de bevoegdheid om zo'n verbod te toetsen aan de mensenrechten zoals beschreven in het EVRM.
Wat zij dan ook gedaan heeft. De beslissing luidt dan ook als volgt:
"En conséquence, ?* l’issue d’un contrôle rigoureux quant ?* la présence de raisons convaincantes et impératives pouvant justifier la dissolution du Refah et la déchéance temporaire de certains droits politiques prononcée contre les autres requérants, la Cour estime que ces ingérences correspondaient ?* un « besoin social impérieux » et étaient « proportionnées aux buts visés ». Il en résulte que la dissolution du Refah peut être considérée comme « nécessaire dans une société démocratique » au sens de l’article 11 § 2.
Il n’y a donc pas eu violation de l’article 11 de la Convention."
(artikel 11: Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering
en op vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht met
anderen vakverenigingen op te richten en zich bij vakverenigingen
aan te sluiten voor de bescherming van zijn belangen.
De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere
beperkingen worden onderworpen dan die, die bij de wet zijn
voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk
zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare
veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare
feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede
zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van
anderen. Dit artikel verbiedt niet dat rechtmatige beperkingen
worden gesteld aan de uitoefening van deze rechten door leden
van de krijgsmacht, van de politie of van het ambtelijk apparaat
van de Staat.)