drosophila |
11 maart 2011 12:54 |
Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Jan van den Berghe
(Bericht 5341626)
Dat is prietpraat en werd zelfs niet beweerd in het nochtans bijzonder scherp en aanvallend werk "Kriminalgeschichte des Christentums".
|
Over het aantal valt te discussiëren. Maar wat geen zinnig mens kan ontkennen, is dat De Kerk onnoemelijk veel kwaad en leed op haar geweten heeft. Zoveel dat een zinnig mens alleen maar kan besluiten dat de oneindig goede god van het Christendom simpelweg niet kan bestaan:
Citaat:
3.1. Goddelijke aansporing tot moord en doodslag
Volgens de Heilige Schrift beveelt God zelf op de meest nadrukkelijke wijze het volgende. Wanneer de Israëlieten een stad aanvallen buiten Kanaän, dan zullen ze er zich toe beperken de mannen te doden; de vrouwen en kinderen mogen ze in slavernij wegvoeren. Zodra ze echter Kanaän zijn binnengetrokken, moeten ze mannen, vrouwen en kinderen doden; er mag geen levende ziel overblijven, zegt de Heer (zie Deut. 20,10-19; 2, 34; 7, 2 en 16; Ex. 23, 23, Num. 31,17). Meestal gehoorzamen de Israëlieten voorbeeldig (zie Jos.6, 17-21; 8, 24; 10, 28-40; 11, 10, en vele plaatsen in de boeken Rechters en Koningen).
Iedereen kan de teksten er op nalezen en vaststellen dat dit bevel om zelfs zuigelingen te doden, van God zelf uitgaat en dat hij woedend is als ze het niet uitvoeren. Dat alleen reeds volstaat om zonder een spoor van twijfel te zeggen dat deze god een verachtelijk monster is en dus als volmaakt wezen niet kan bestaan. Het gaat echter over de god van judaïsme en christendom en het staat in zijn eigen Openbaring.
Goddelijke voorschriften die blijk geven van een vergelijkbare onmenselijkheid en wreedaardigheid zijn bijvoorbeeld nog: het bevel om een ongehoorzame zoon en zowel een homoseksueel als een overspelig koppel te doden (Deut. 21, 11; Lev. 20, 10 en 13). Ook een jonge bruid die niet het bewijs van haar maagdelijkheid kan leveren en een man die erop betrapt wordt hout te sprokkelen op de sabbat, moeten hetzelfde lot ondergaan. (Deut. 22, 21; Num. 15, 35).
In Exodus 22, 17 vinden we de volgende noodlottige uitspraak: "Gij zult geen heks laten leven". Eeuwen later werden, met deze tekst als argument, duizenden (sommigen zeggen, honderdduizenden) onschuldige vrouwen op de brandstapel ter dood gebracht, nadat ze onder gruwelijke folteringen bekend hadden een heks te zijn. Een wijze god met enige 'voorzienigheid' had door dit zinnetje uit zijn 'Openbaring' weg te laten, mateloos veel onschuldig lijden kunnen vermijden. Ik begrijp de mensen niet die voor zo'n god nog respect kunnen opbrengen.
De argumenten die men tegen de hierboven vermelde bedenkingen inbrengt, zijn mij uiteraard niet onbekend. Men zegt dan bijvoorbeeld dat het Oud Testament een meer oorspronkelijke vorm van Openbaring is die in het Nieuw Testament tot definitieve vervulling komt. Hoe iets dat zo primitief en wreedaardig is, überhaupt nog als ‘Openbaring’ kan doorgaan, blijft een raadsel. Hetgeen volgt heeft echter zowel betrekking op het Nieuwe als op het Oude Testament (en, terloops gezegd, ook op de Koran).
3.2. Goedkeuring van de slavernij.
Wie de geschiedenis van de slavernij bestudeerd heeft, zal toegeven dat deze instelling de meest afschuwelijke negatie van de menselijke waardigheid vormt die de mensheid vóór Auschwitz heeft gekend. Een god die ook maar enige zin had voor elementaire moraliteit, zou ongetwijfeld als eerste doel van zijn 'Openbaring' hebben gesteld dat hij aan de mensen moest uitleggen hoe verwerpelijk dat instituut was.
Dat elementair fatsoen kunnen we bij de god van de Bijbel echter niet vinden; wel integendeel. In het Oud Testament laat God het buit nemen en exploiteren van slaven niet alleen toe, hij moedigt het uitdrukkelijk aan. (De passussen zijn ontelbaar; zie echter bijvoorbeeld Gen. 9, 25; Lev. 25, 44-46; Spreuken, 29, 19; Ecclesiasticus 33, 25-29; enz. enz. enz.). Op het vlak van het goedpraten van de slavernij moet het Nieuw Testament hiervoor niet onderdoen: telkens weer hamert men er op dat de slaven moeten gehoorzamen aan hun meesters (zie bv. 1 Tim., 6,1; Tit. 2,9; 1 Cor. 7,21; Col. 3,22; Eph. 6,5; 1.Pet. 2,18).
. Wie zou denken dat het hier om verkeerde interpretaties van deze teksten gaat, zal alle illusies verliezen als hij de commentaren bestudeert die de joodse schriftgeleerden hierbij hebben gemaakt (zie Strack en Billerbeck, Kommentar zum neuen Testament aus Talmud und Midrash, IV, 26). Maar ook de christelijke Kerkvaders lieten zich niet onbetuigd. Men leze de volgende 'heiligen'; Ignatius van Antiochië, Basilius, Ambrosius en Augustinus er op na. Deze laatste gaat er prat op dat het christendom de slavernij niet heeft afgeschaft, maar van ongehoorzame slaven, gehoorzame heeft gemaakt!
Men zegt dat de Heilige Geest de Kerk op het spoor van de waarheid houdt, maar op dit punt heeft ook hij geen goede beurt gemaakt, want latere theologen - Thomas van Aquino, Molina, Suarez, Luther, enzovoort - hebben de slavernij eveneens goedgekeurd. De pausen van Rome bezaten slaven tot in 1799 en bepaalde kloosterorden in Brazilië tot ver in de 19de eeuw! Vóór de 17de eeuw kun je met moeite vijf christelijke schrijvers vinden die zich tegen de slavernij hebben verzet; daartegenover staan tallozen, en vooral de meest gezaghebbenden, die dit instituut hebben goedgekeurd of zelf in de praktijk benut.
Omdat zoveel mensen een gebrek aan kennis en verbeelding hebben, moet ik hier van deze praktijk een voorbeeld geven. Tijdens de slavenhandel van Afrika naar Amerika werden ca. 12.000.000 (twaalf miljoen) mensen in de meest gruwelijke omstandigheden versleept (dat is ongeveer tweemaal zoveel als de Nazi's naar de kampen voerden). Na aankomst in Amerika was de gemiddelde levensduur nog zeven jaar. Hoeveel mensen vóór en tijdens de overtocht stierven, valt nauwelijks te becijferen. Men moet bovendien beseffen dat deze slavenhandel in Afrika zelf de voedingsbodem vormde voor onophoudelijke oorlogen en strooptochten.
Deze handel was volledig in handen van christenen en gebeurde o.m. met goedkeuring van de katholieke Kerk (onder voorwaarde dat er missionarissen aan boord waren). Deze christenen konden hun gedrag volkomen rechtvaardigen door zich te beroepen op teksten van 'goddelijke inspiratie' uit het Oude en Nieuwe Testament en op een constante traditie bij de hoogste kerkelijke autoriteiten.
Als zoiets het resultaat is van een 'goddelijke' Openbaring, past hierbij ten volle het woord van Stendhal: "God heeft maar één excuus, namelijk dat hij niet bestaat!".
Sommige mensen vinden zo'n uitspraak wellicht pijnlijk, maar ik kan verzekeren dat niemand met een hart in zijn lijf de geschiedenis van deze slavenhandel kan bestuderen zonder er diep ontroerd en zelfs wanhopig over te worden dat mensen elkaar zoiets kunnen aandoen. Maar wat moeten we dan denken van een god die in zijn 'Heilige Schrift' de argumenten aandraagt om dit gedrag goed te keuren?
|
bron: http://www.etiennevermeersch.be/arti...et-christendom
|