Oorspronkelijk geplaatst door Moor
(Bericht 6116238)
In de
De taak van de gelovigen, beperkt zich tot het overbrengen van de Boodschap:
"Waarschuw de mensen, want jij bent slechts een waarschuwer. Je hebt niet de autoriteit om iemand te dwingen." (Koran 88:22-23)
godsdienst is er geen dwang." (Koran, 2:256)
"Zij die geloven, zij die het Jodendom aanhangen, de christenen en de Sabiërs die in God en de laatste dag geloven en die deugdelijk handelen, voor hen is hun loon bij de Heer en zij hebben niets te vrezen noch zullen zij bedroefd zijn." (Koran 2:62)
Hij weet wat er binnen in de harten is." (Koran 8:43)
"Het oordeel komt alleen God toe." ( Koran 12:67)
"Bij hem zijn de sleutels van het verborgene, alleen Hij kent ze." (Koran 6:59)
En als een groep van jullie gelooft in dat waarmee ik gezonden ben een een groep niet gelooft, weest dan geduldig totdat God tussen ons oordeelt want Hij is de beste van hen die oordelen." (Koran 7:87)
"God zal op de opstandingsdag tussen jullie over dat waarover jullie het oneens waren oordelen". (Koran 22:69)
De toon voor de omgang met niet-muslims wordt in de Koran gezet door volgend vers:
"God verbiedt niet dat jullie hen die niet wegens de godsdienst tegen jullie gestreden hebben en die jullie niet uit jullie woningen verdreven hebben, met respect en rechtvaardigheid te behandelen." (Koran 60:8)
Rechtvaardigheid tegenover niet-muslims wordt in verschillende verzen beklemtoond:
"Jullie die geloven! Wees standvastig voor God als getuigen van de rechtvaardigheid. En laat de afkeer van bepaalde mensen jullie er niet toe brengen niet rechtvaardig te zijn. Weest rechtvaardig, dat is dichter bij godvrezendheid. En vreest God. God is welingelicht over wat jullie doen." (Koran 5:8)
"... als jij oordeelt, oordeel dan tussen hen met rechtvaardigheid. God bemint hen die rechtvaardig handelen." (Koran 5:42)
In de islamitische rechtspraak mogen muslims niet bevoordeeld worden omwille van hun geloof. Een qadi (rechter) mag enkel het bewijs overwegen. Verschillende voorbeelden uit de tijd van de kaliefen illustreren hoe de uitspraak van de rechtbank in het voordeel van de niet-muslim en het nadeel van de muslim uitviel. Zo hadden ten tijde van Umar bin al-Khattab een aantal muslims een stuk land gestolen van een jood en hadden ze op die grond een moskee opgetrokken. Dit was een duidelijke schending van de rechten van de jood die een dhimmi was (dit statuut wordt later besproken). Umar gaf hierop het bevel de moskee te slopen en het land terug aan de jood over te maken.
Echter, zelfs tegenover diegenen die de Islam vijandig gezind zijn wordt mildheid voorgeschreven, en wordt muslims aangeraden hoop te koesteren want:
"Misschien dat God tussen jullie en hen die jullie als vijand beschouwen genegenheid zal brengen, God is Almachtig, en God is Vergevend en Barmhartig". (Koran 60:7).
In afwachting van een wending van het gesprek, wordt muslims voorgeschreven geduld te beoefenen en God te gedenken:
"Verdraag wat zij zeggen dus geduldig en prijs de lof van jouw Heer ..." (Koran 50:39)
Muslims wordt overigens algemeen voorgeschreven gedrag telkens te beantwoorden met gedrag dat beter is. Op die manier, zal je vijand uiteindelijk je vriend worden, zegt de Koran:
"Een goede daad en een slechte daad zijn niet gelijk. Beantwoord het slechte met iets dat beter is. Op die manier zal uw vijand uw vriend worden. Maar het wordt slechts aan hen die geduldig volharden aangeboden." (Koran 41:34)
Muslims mogen op hun beurt anderen niet provoceren of uitschelden:
"En hoont niet hen die zij in de plaats van God aanroepen, zodat zij God niet uit vijandigheid en zonder kennis gaan honen." (Koran 6:108)
Islam verfoeit racisme - muslims mogen zich op geen enkele grond méér wanen dan een ander. Neerkijken op anderen wordt geassocieerd met het pad van de Duivel, dat recht naar de hel leidt. [7] Ook geloof is geen grond om zich superieur te voelen. De Koran stelt dat alle mensen voor God gelijk zijn, behalve in vroomheid en goede daden maar daarover kan alleen God oordelen. In afwachting van dat Oordeel moeten de mensen elkaar allemaal als elkaars gelijke beschouwen.
"O mensen! Waarlijk jullie Heer is Eén en jullie vader (Adam) is één. Een Arabier is niet beter dan een niet-Arabier, en een niet-Arabier is niet beter dan een Arabier; een blanke is niet beter dan een zwarte en een zwarte is niet beter dan een blanke - behalve in termen van vroomheid en goede daden". (Uitspraak van de Profeet Mohamed, gemeld door Imaam Ahmad, 22391, al-Silsilat al-Saheeh 2700)
|