Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door filosoof
(Bericht 2260107)
Met SS en SA die de straten terrorizeerden, de brand van de Reichstag, door de nazis aangestoken en in de schoenen van een Martinus Vanderlubbe geschoven?
|
Ik was tot voor kort ook die mening toegedaan. Vanuit de gedachte 'Cui bono' kan deze theorie zonder meer een nuttige werkhypothese worden genoemd. De brand in het Rijksdaggebouw op 27 februari 1933 bood de net aan de macht gekomen nazi' s een zeer welkome aanleiding om de burgerrechten in te perken, ongewenste tegenstanders uit te schakelen en zich als bolwerk tegen de anarchie en het communisme te profileren. De noodtoestand die meteen de volgende dag 'ter bescherming van volk en staat' werd afgekondigd, versterkte het machtsmonopolie van de nazi's. Het alras volgende verbod op de communistische partij (KPD), die in het complot zou zitten, en de arrestatie van haar leiders zorgde ervoor dat de actiefste nazi-tegenstanders achter de tralies kwamen. Nauwelijks een maand later, op 24 maart 1933, werd het 'Ermächtigungsgesetz' aangenomen, dat de regering de volmacht gaf in geval van nood buiten het parlement om te handelen. De nazi-dictatuur zat nu stevig in het zadel.
In tegenstelling tot wat iedereen tot voor kort geloofde, verliep dit alles echter niet volgens een nazi-draaiboek. Het lijkt er eerder op dat de Rijksdagbrand juist de nazi's grotendeels heeft verrast. Alle neutrale historici zijn eensluidend van oordeel dat de kort na de brand opgepakte Nederlander Marinus van der Lubbe daadwerkelijk de enige, op eigen gezag handelende dader was. Noch de nazi's, noch de communisten hadden de hand in de brandstichting. Van der Lubbe heeft de gehate Hitler onbedoeld een grote dienst bewezen.
Deze theorie, die in 1962 voor het eerst werd opgesteld door Fritz Tobias, is vandaag de dag onomstreden. 'Moet ik benadrukken dat het mij persoonlijk liever was geweest als Tobias niet gelijk had gehad?' schreef bijvoorbeeld de toenmalige directeur van het Nederlandse Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie, de historicus dr. Lou deJong. 'Daar gaat het echter niet om, het gaat erom wat men als de "historische waarheid" moet beschouwen. Met andere woorden, het gaat erom de historische gebeurtenissen dusdanig te presenteren dat het bewijsmateriaal, voor zover voorhanden, daar naadloos en zonder innerlijke tegenspraak in past. Conclusies met eeuwigheidswaarde kent de geschiedwetenschap niet; niettemin kan zij (...) er tot nader order van uitgaan dat de Rijksdagbrand ook de, nazi's volkomen verraste en dat er maar één persoon bij de brandstichting betrokken was: Marinus van der Lubbe.'
De aanwijzingen laten geen andere conclusie toe. Van der Lubbe bekende meteen schuldig te zijn aan deze daad, net als aan drie pogingen tot brandstichting in het gebouw van de Dienst Sociale Zaken in de wijk Neukölln, in het Rotes Rathaus en in het slot Charlottenburg. Hij heeft altijd ontkend daar door wie dan ook toe aangezet te zijn (als motief noemde hij slechts zijn wens om de Duitse arbeiders op te wekken tot de vrijheidsstrijd). De reconstructie van Van der Lubbes laatste dagen vóór de brand in het Rijksdaggebouw laat geen ruimte voor een samenzwering met wie dan ook, hetzij nazi's, hetzij communisten.
Vrijwel alle getuigenissen en documenten die op medeplichtigheid van de communisten of de nazi's leken te wijzen, zijn inmiddels ontmaskerd als gemanipuleerde of vervalste stukken. De beroemde 'Bruinboeken' van 1933 en 1934, waarin de communisten de nazi's als de daders achter de schermen probeerden af te schilderen, hebben zich in het licht van latere onderzoeken doen kennen als pure propaganda. Ook de theorieën van het zogenoemde Luxemburgcomité ('Internationaal comité voor wetenschappelijk onderzoek in de oorzaken en gevolgen van de Tweede Wereldoorlog'), dat eveneens de nazi-medeplichtigheid verdedigde, zijn gebaseerd op 'vervalsingen aan de lopende band'. Ze laten vooral één ding zien, namelijk hoe 'gerespecteerde historici, politici en anderen zich door een uitgekookte, maar ook onbeholpen producent van zijn eigen bewijsmateriaal (...) bij de neus hebben laten nemen'.