Rogge |
24 april 2008 07:43 |
EU dwingt in de lidstaten democratie af
Citaat:
EU dwingt in de lidstaten democratie af
Veel effectiever dan legers heeft de EU sommige Europese landen op weg naar democratie gebracht. Nu de rest van de wereld nog, hoopt Timothy Garton Ash.
Berlusconi heeft het weer voor elkaar gekregen. Zapatero ‘zapt’ de conservatieven van het toneel. Wordt de nieuwe burgemeester van Londen de Conservatief Boris Johnson of de socialist Ken Livingstone? In Europa, waar de democratie 25 eeuwen geleden werd uitgevonden, bloeit zij momenteel als nooit tevoren. Rommelig, dikwijls corrupt, vertekend door het bezit van massamedia, soms onthutsend, maar niettemin domweg democratie, een systeem waarin het volk de regering kan veranderen.
Het concept van wat de oude Atheners demokratia noemden mag dan oud zijn, voor de meeste Europeanen is het een nieuwe werkelijkheid: de helft van de hedendaagse Europese staten kent nog niet eens een generatielang een liberale democratie. Van Portugal tot Kroatië heeft de aansluiting bij de Europese Unie de democratie versterkt. Dit was – en is het voor een paar kandidaatlanden nog steeds – Europa’s transformatieve kracht, effectiever in regimewisseling dan welk leger ook.
En nu waart er ook nog eens een geweldig idee door de gangen van het Europese paleis. Het houdt in dat wij Europeanen moeten besluiten een moderne, liberale versie van demokratia te bevorderen in landen buiten de Europese grenzen – in ons eigen belang en dat van hen. Dat zou de komende vijftig jaar het centrale doel moeten worden van het Europese project. Niet met militaire middelen maar vreedzaam.
Om dit te bereiken, moeten we het er eerst over eens worden dat we dit inderdaad willen. Dat mag voor de hand liggen, maar is het niet. Veel mensen, met name ter linkerzijde in Europa, hebben op de één of andere manier het gevoel dat het idee van de ‘bevordering van de democratie’ besmeurd is geraakt door George W. Bush en de neoconservatieven voor verandering in het Midden-Oosten, te beginnen bij Irak. Tot voor kort hadden Franse, Spaanse en Duitse socialisten het vrijwel nooit over het bevorderen van de democratie. Dat is aan het veranderen, zeker nu het debat zich steeds meer richt op goed bestuur.
Daarnaast moeten we zeggen wat we met democratie bedoelen. Want iedereen bewijst er lippendienst aan: de Egyptenaren, de Chinezen, Vladimir Poetin, Robert Mugabe. Toch bedoelen ze allemaal iets anders. Dit mag echter niet betekenen dat we op zoek gaan naar één enkel star model. Europa is immuun voor wat je de Amerikaanse verleiding zou kunnen noemen door het eenvoudige feit dat de Europese democratieën zélf zo verschillend zijn: constitutionele monarchieën en republieken, volksvertegenwoordigingen bestaande uit twee kamers of uit één, gecentraliseerde en gedecentraliseerde staten, met een sterke uitvoerende en een zwakkere wetgevende macht of omgekeerd. We kunnen bezwaarlijk één enkel model bepleiten als we dat zelf ook niet hebben.
Maar dat is des te meer reden om de gedeelde essentialia te benoemen. Dat betekent niet alleen dat er reguliere, vrije en eerlijke verkiezingen gehouden moeten worden. De ontluikende Europese definitie van democratie zal de rechtsstaat omvatten, naast onafhankelijke media, respect voor individuele mensenrechten en minderheidsrechten, een gezonde overheidsadministratie, burgerlijke controle op het leger en een krachtige publieke opinie.
In het kader van de Europese Unie kunnen deze zaken het best worden bewerkstelligd door een ‘Europese Consensus over de Democratie’ af te kondigen, naar het voorbeeld van de ‘Europese Consensus over de Ontwikkeling’ van een paar jaar geleden. In dat baanbrekende document kwamen de lidstaten, het Europese Parlement, de Europese Commissie en de Raad van Ministers redelijk gedetailleerd overeen wat we met ‘ontwikkeling’ bedoelen.
Nu ligt er een voorstel bij het Europese parlement, waarin erop wordt aangedrongen dat we hetzelfde doen ten aanzien van het begrip ‘democratie’. Verscheidene regeringen steunen het idee. De drie aanstaande halfjaarlijkse EU-voorzitters zouden interesse moeten tonen: de Fransen, in het bijzonder de door de wol geverfde mensenrechtenactivist Bernard Kouchner als minister van Buitenlandse Zaken; de Zweden, die op dit gebied al heel veel doen; en de Tsjechen, die zich nog levendig kunnen herinneren wat voor verschil het maakt om geholpen te worden in de strijd voor democratie. En het voorstel zal trouwe aanhangers vinden in de personen van Javier Solana (de ‘minister van Buitenlandse Zaken’ van de EU) en Commissie-voorzitter José Manuel Barroso, die actief hebben bijgedragen aan de overgang naar democratie in hun eigen land.
De problemen schuilen zoals altijd in de details. De tekst moet koste wat het kost de eurokwalen van gewauwel en eromheengedraai vermijden. Toch zijn de heldere en krachtige bewoordingen al te vinden in bestaande Europese documenten, waaronder die uit de ontwikkelingshulpsector, waar Europa meer geld aan uitgeeft dan wie dan ook. Vervolgens komt het erop aan dat we uitvoering geven aan wat we zeggen. Wie gaat dat doen en hoe?
Eén ding is zeker: er zijn veel spelers op dit terrein, en ze zullen allemaal aan een zorgvuldig onderzoek moeten worden onderworpen. Voor een programma van de Europese Commissie dat (ietwat mysterieus) het Europese Instrument voor Democratie en Mensenrechten wordt genoemd, is tussen 2007 en 2013 1,1 miljard euro uitgetrokken. Maar zijn trage, aan allerlei regeltjes gebonden en superbehoedzame bureaucratische procedures de beste manier om het geld bij diegenen te krijgen die werkelijk het verschil maken in een land als Egypte of Pakistan? De ervaringen uit het verleden zijn niet bemoedigend. De stichtingen die ten grondslag liggen aan de Duitse politieke partijen zijn grote spelers, met budgetten die groter zijn dan die van soortgelijke instellingen in de Verenigde Staten (het National Republican Institute en het National Democratic Institute). Deze Duitse organisaties hebben dertig jaar geleden een inspirerende rol gespeeld in landen als Spanje en Chili. Zijn ze intussen te groot en gemakzuchtig geworden? Elk van de 27 lidstaten pakt de zaken weer anders aan.
In Groot-Brittannië bestaat bijvoorbeeld de Westminster Foundation for Democracy, maar er wordt ook veel werk verzet door het ministerie van Buitenlandse Zaken en het Departement voor Ontwikkelingssamenwerking. In plaats van de monolithische superstaat in Brussel uit de nachtmerries van de eurosceptici is hier dus eerder sprake van een bontgeschakeerd scala van benaderingen.
Het beste waar we op kunnen hopen is een gedeelde aanpak, geen uniform beleid. Stel dat alle Europese instellingen, die zich in een land als Egypte of Marokko met de bevordering van de democratie bezighouden, zouden instemmen met een reeks prioriteiten, toegesneden op plaats en tijd. Misschien lijken vrouwenrechten en onafhankelijke media in het ene land het meestbelovend en de rechterlijke macht en NGO’s in het andere. Vervolgens gaan de meer dan honderd Europese spelers allemaal op hun eigen manier aan het werk. De plaatselijke pseudo- (maar in werkelijkheid anti-)democratische machthebbers zouden het niet toejuichen, maar in hun overeenkomsten met de EU hebben ze zich verplicht tot het ophouden van de beginselen van respect voor democratie, mensenrechten en de rechtsstaat.
En wat kunnen ze eraan doen? Als ze drie drakekoppen afhakken, blijven er nog altijd meer dan 97 over. We hebben kortom een goedmoedige Europese draak voor de democratie nodig, een moderne versie van het oude Griekse mythologische monster, om een moderne versie van de mooiste uitvinding van het oude Griekenland te bevorderen. Dit is een idee waarvoor de tijd nu rijp is.
Timothy Garton Ash is hoogleraar Europese Studies aan de universiteit van Oxford.
|
bron: http://www.nrc.nl/opinie/article1062..._democratie_af
|