Oorspronkelijk geplaatst door ElFlamencoLoco
(Bericht 3599524)
De geschiedenis is wat zij is. Zij heeft ons opgezadeld met... kerkgebouwen. Alleen al in Europa werden er duizenden van opgetrokken. De grootste en mooiste bezoeken we graag als toerist, of als gelovige (of beiden), en dat zijn er al vele honderden.
Het onderhoud van die gebouwen kost scheepsladingen geld. Welk "nut" hebben zij? Op de keeper beschouwd géén. Maar zoals elk cultuurprodukt, overstijgen ook kerkgebouwen en kathedralen zuiver utilitaristische beschouwingen. Immers, welk "nut" heeft de "Dorische" Toccata en Fuga van Bach? Op de keeper beschouwd heeft ook die geen enkel, maar dan ook geen enkel nut.
Welke "diepere" boodschap heeft dan zo'n stenen gigant? Wie van de miljoenen toeristen die sporadisch eens zo'n kathedraal binnengaat - al was het maar om even af te koelen, want zelfs 's zomers is het daarbinnen aangenaam fris - heeft al eens even bij die vraag stilgestaan? Wat zeggen die muren, brandschilderramen, luchtbogen, torens en pinakels? Welk verhaal willen zij ons vertellen? Welke boodschap dragen zij uit? Wat kunnen wij, zowel niet-gelovigen als gelovigen, eruit leren?
Wie dit leest zal wel aanvoelen dat EFL zich "weer eens" in hogere sferen bevindt. Wie zich daaraan stoort, stopt beter hier met de lectuur.
Ik heb het voorrecht mogen genieten om niet éénmaal, doch zelfs tweemaal een reuzenfietstocht te mogen ondernemen door Zuid-Europa. Zowel in 1996 als in 2001 was ik vele maanden weg van huis. Gelovig als ik ben, profiteerde ik van de gelegenheid een kinderdroom waar te maken: naar Compostela gaan. Maar ook Rome, Assisi en Lourdes heb ik mogen "ondergaan" als pelgrim... en als toerist. (Het ene hoeft het andere écht niet uit te sluiten.)
De kerken die ik aan de binnenkant heb mogen bewonderen kan ik op de vingers van beide handen niet meer geteld krijgen: niet alleen gotische kathedralen waarvan de met de zwaartekracht spottende gewelven je ei zo na hoogtevrees aanjagen, maar ook kleine, intieme Romaanse dorpskerkjes en hier en daar ook moderne architectuur die me verraste.
Welke boodschap vertelt bvb. de Florentijnse duomo ons, mensen van de hoogtechnologische 21e eeuw? Beseft de hedendaagse bezoeker wel dat de constructie van dit bouwwerk eind 13e eeuw begonnen is, en dat het gebouw pas eind 19e eeuw zijn huidige gedaante kreeg? Een gelijkaardig verhaal vertelt de dom van Keulen. Voor mij persoonlijk luidt die boodschap als volgt.
Stel, je leeft in de 13e eeuw. Je hebt net de ouderlijke woning verlaten om op eigen benen te staan. Je zoekt werk. Je hebt gehoord dat in de nabije stad veel werkgelegenheid is. Je weet niet waarom, maar eenmaal daar aangekomen gaat het verhaal dat de lokale bisschop het "geweldige" idee heeft gekregen om een kathedraal te bouwen die de hoogste, de mooiste en de grootste moet worden van dagen in de omtrek. Ze moet nóg groter, mooier en hoger worden dan die van de stad op een dagreis afstand, waarvan de bouw al 25 jaar geleden begonnen is.
Je biedt jezelf aan op de bouwwerf, die er nog uitziet als een maanlandschap. Men heeft nog maar sedert een jaar de gebouwen die er stonden gesloopt, en de bomen en struiken omgehakt. Hier en daar ligt nog wat puin, en steekt er nog de wortel van een grote eikenboom in de grond, die nog een paar jaar moet rotten vooraleer hij kan worden uitgegraven.
De ploegbaas duwt je een spade in de hand en zegt je waar je mag beginnen graven. Je doet braaf wat hij zegt, en je graaft. Dagen, weken en maanden gaan voorbij, maar jij doet niets anders dan graven. De winter komt eraan, de grond bevriest, en graven is onmogelijk. Men zet je aan het werk om de laatste puinresten te helpen opruimen, en tegen dat je daarmee klaar bent mag je opnieuw de spade ter hand nemen om... verder te graven.
Zo graaf je jaren aan een stuk. 's Winters is er wat minder werk, en heb je tijd om het lokale vrouwelijke schoon te "keuren". Je oog valt op een niet onaardige deerne uit een bakkersfamilie. Je vraagt haar hand, en vader is maar wát blij dat hij zijn jongste dochter "kwijt" is. Je hoeft de bakkerij niet over te nemen, want dat doet haar oudere broer.
Winters van klussen en zomers van graven wisselen mekaar af. Je bent intussen gehuwd en vader van een stuk of wat kleine pagadders die je de oren van het hoofd vreten. Maar je prijst jezelf en je gezin gelukkig, want met je werk kan je hen onderhouden, zodat niemand van honger hoeft te sterven. En dat werk is nog steeds niets anders dan... de put nog dieper graven.
Tegen dat je oudste zoon een jaar of 14 is, en hij mee moet instaan voor het gezinsinkomen, hebben ze je spade ingeruild voor een kruiwagen. De put moet immers volgestort worden met stevig puin en stenen. Je neemt je oudste dus mee naar de werf, want ook voor hem is daar werk genoeg om zijn handjes levenslang te laten wapperen. Wanneer de put een paar jaar later volledig volgestort is - het fundament van de nieuwe kathedraal - heb je al drie van je zonen meegenomen. Eén van hen krijgt een metsersopleiding, een andere leert schrijnwerken en een derde, die enigszins kunstzinnig is aangelegd, mag beeldhouwen en stenen in allerlei ingewikkelde vormen kappen.
Je begint je af te vragen wanneer die nieuwe kathedraal zal voltooid zijn. Met de jaren groeit het besef dat je die dag nooit zal meemaken.
Je oudste zoon heeft intussen ook niet stilgezeten en komt op zekere dag zijn lief voorstellen. Ze verloven zich, ze huwen en... ze maken jou... grootvader. Je haar is grijs, je baard is grijs, je handen zijn kromgewerkt, je benen willen niet meer zo goed mee, je voelt dat jouw taak er grotendeels opzit. Men geeft je lichter werk en je oudste kleinzoon werkt in de glasateliers, waar men hem de edele kunst van het brandschilderen bijbrengt.
De dag dat je definitief thuisblijft - noodgedwongen - staan de zijbeuken van het koorgedeelte en de eerste pilaren van de middenbeuk recht. Je blijft genieten van hoe het werk langzaam vordert en elke dag wandel je met je wandelstok tot aan de werf. Dertig meter boven de grond hangen twee van je zonen, de ene timmert de voorlopige houten steunboog, terwijl de ander daarop de ribben van een kruisribgewelf aan het metsen is. Je bidt een schietgebedje, want onlangs zijn er nog twee andere arbeiders te pletter gevallen... Gelukkig wordt er voor hun weduwen en hun kinderen gezorgd.
Op zekere dag kan je de moed niet meer opbrengen je nog naar de werf te begeven. Je voelt je einde naderen, en het gebouw is niet eens winddicht. De eerste glasramen staan in het koorgedeelte, en je bent tenminste dankbaar dat je het zonlicht nog daardoor hebt weten schijnen. Je vraagt je vrouw om de pastoor te halen en in dankbaarheid voor een mooi leven waarin je het voorrecht hebt genoten aan Gods werk mee te werken met je beide handen, laat je jezelf het sacrament van de stervenden toedienen.
Je laatste gedachten gaan uit naar je kinderen - zij zullen evenmin dat gebouw weten voltooien, besef je nu - en je kleinkinderen - ook hen is dat waarschijnlijk niet gegund - en je oudste achterkleinkind - die héél misschien als grijsaard de dag mag meemaken dat in het nog lang niet voltooide gebouw voor het eerst de eucharistie zal worden opgedragen. Je laatste gedachte behelst de vraag wie van je nakomelingen dat gebouw zal weten voltooien. En die gedachte, die vraag sterft... samen met jou.
Wat een engelengeduld kwam daarbij kijken, om zo één enkele gigant recht te zetten?! En hoevéél heeft men er zo opgericht?!
Is dat geen boodschap waarover wij, ongeduldige gestresserde milleniumwisselaars, slaven van een hoogtechnologische doldraaiende wereld, toch eens mogen nadenken? En daarvoor hoef je niet eens gelovig te wezen...
|