Bahà'ì: Iraans rapport bevestigt onschuld veroordeelde Baha'i-jongeren
 

Een officieel Iraans rapport bevestigt de onschuld van drie bahá'�*-jongeren, die sinds november 2007 gevangen zitten. Zij zijn op beschuldiging van indirecte verspreiding van het Bahá'�*-geloof veroordeeld tot vier jaar cel. Het rapport is opgesteld door een vertegenwoordiger van de Iraanse Opperste Leider in de provincie Fars. Er is nauwgezet onderzoek gedaan naar de achtergronden, die hebben geleid tot de veroordeling van de bahá'�*s. Een en ander leidde tot de conclusie dat de veroordelingen geheel onterecht zijn. Het bewuste rapport is deze maand via het internet openbaar gemaakt door mensenrechtenactivisten in Iran[1].



In mei 2006 werden 53 jonge bahá'�*s in Shiraz gearresteerd. De beschuldiging luidde dat zij indirect het Bahá'�*-geloof in Shiraz verspreidden. De groep was betrokken bij een officieel erkend humanitair project voor jongeren in achterstandswijken, dat zich richtte op de kennis van lezen en schrijven en het ontwikkelen van sociale vaardigheden. Er kwamen geen zaken aan bod die met politiek of godsdienst te maken hadden. Desondanks kregen drie leden van de gearresteerde groep op basis van de beschuldigingen vier jaar gevangenisstraf. Zij zitten sinds november 2007 vast. De vijftig anderen hoorden voorwaardelijke gevangenisstraffen tegen zich uitspreken.

Het nu gepubliceerde rapport is opgesteld en ondertekend door de heer Vali Rostami, die de Opperste Leider adviseert in juridische kwesties. Hij heeft eerst gesproken met de drie veroordeelde bahá'�*s en met hun ouders. Daarna reisde hij naar Mehdiabad, waar het sociaal-educatief project ruim twee jaar geleden werd uitgevoerd. Hier sprak hij direct betrokkenen, die allen bevestigden dat de bahá'�*s zich niet bezig hadden gehouden met verspreiding van hun geloof en dat er geen discussies waren geweest over politieke of religieuze zaken. In feite bepleitten de ondervraagden de vrijlating van de drie bahá'�*s en voortzetting van het gewraakte humanitaire project voor jongeren.

De bevindingen van de heer Rostami zijn aan de Iraanse autoriteiten gezonden, maar die hebben geen actie ondernomen. Nog steeds zitten de drie bahá'�*s (Haleh Roohi, Raha Sabet en Sasan Taqva) vast in de gevangenis. Zij worden in afzondering gehouden en zijn verstoken van basisrechten die gelden voor gevangenen. Zo kreeg de heer Taqva, die enkele jaren geleden een auto-ongeluk had en geopereerd moest worden aan zijn been, eerst geen toestemming voor medische behandeling. Pas in juli 2008, na herhaaldelijk aandringen van familieleden, werd hij voor 45 dagen vrijgelaten om in het ziekenhuis te worden geholpen. Daarna keerde hij terug naar de gevangenis.

De vijftig bahá'�*s die voorwaardelijk zijn veroordeeld, dienen wekelijks ‘heropvoedingsklassen’ te volgen die door de Organisatie voor Islamitische Propaganda in Iran worden gegeven. Gerapporteerd is door de aanwezigen dat de leraar zeer veel tijd besteedt aan het beledigen van de bahá'�*s en het kleineren van hun geloof. Inmiddels is het gerechtshof enkele keren hiervan op de hoogte gesteld, maar dat heeft niet geleid tot veranderingen.

Bron: politics.be