quercus |
10 november 2010 09:43 |
De Overheid leeft haar eigen wetgeving niet na.
Citaat:
Marc Reynebeau in de Standaard van vandaag 10.11.2010
Als het over het echt belangrijke dingen gaat, over het grote geld bijvoorbeeld, dan doen akkefietjes als taalwetten er blijkbaar niet vreselijk veel meer toe. En dus heet de instelling die te lande moet waken over de beurs en de banken voortaan niet langer Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA), maar wel Financial Services and Markets Authority (FSMA).
En zo heet ze, zo moeten we officieel aanvaarden, 'ook in het Nederlands en het Frans', hoewel het duidelijk om een Engelstalige naam gaat. Maar het is op 'de hoge zeeën van de internationale financiën', zoals dat in de Monty Python-film The meaning of life wordt genoemd, allicht lastiger communiceren met een dubbele, tweetalige afkorting dan met die 'FSMA'.
Het zal dus wel in naam van de efficiëntie zijn dat het taalverschil hier wordt gebanaliseerd en zelfs helemaal weggevlakt. Toch heeft Vlaanderen decennialang met veel overgave gestreden voor de aanvaarding van het Nederlands in de publieke ruimte. Een verloren strijd?
Zo ziet het ernaar uit, en niet alleen omdat 'FSMA' nu ook als Nederlands moet worden. beschouwd. Of omdat steeds meer reclame zich van het Engels bedient, zoals er straks wellicht maar weinig solden meer zullen zijn, maar des te meer sales.
Behalve door het oprukkende Engels, komt het standaard Nederlands ook in het gedrang door de opmars van de tussentaal. Denk maar aan het 'Gene zever' waarmee de overheid de speekseltest voor het opsporen van drugsgebruik propageert, of het 'Merci om trager te rijden' van het Antwerpse stadsbestuur.
Dat alles is slechts zo erg als men het zelf wil vinden. Feitelijkheden kunnen banaal of minder banaal zijn, al naargelang de symbolische betekenis waarmee ze worden geladen of de emblematische functie die eraan wordt toegeschreven. En zo kreeg het Nederlands in Vlaanderen een ruimere betekenis dan alleen die als communicatief vehikel: omdat het een element werd in de constructie van de identiteit. En met symbolen is het altijd voorzichtig omspringen.
In tijden waarin de Vlaamse volkstaal maatschappelijk niet bepaald meer ter discussie staat, komt er minder - symbolische - druk te liggen op dat Nederlands. Omdat Vlaanderen politiek, cultureel of economisch niet bijzonder veel meer te bewijzen heeft, komt ruimte vrij waarin variëteit en heterogeniteit beter getolereerd kunnen worden.
En dat geldt ook voor het taalgebruik, zowel privé als officieel. Nu de Vlaamse emancipatie niet langer de oude norm van het 'algemeen beschaafd Nederlands' meer hoeft te hanteren, kunnen zoveel taalvarianten worden gedoogd als de taalgebruikers zelf kiezen, ook dialect of tussentaal, zelfs al gaat het in feite om Engels, zoals in de naam van die nieuwe financiële waakhond, of desnoods om koeterwaals.
Al is dat voor nieuwkomers natuurlijk wel een probleem. Zij krijgen op school de autochtone taal aangeleerd die ze op straat niet te horen krijgen, ook niet bij autochtonen. Het schoolse Nederlands wordt zo hun derde taal, naast hun eigen moedertaal en het regiolect dat ze op de speelplaats, op straat, in de winkel of op 'Gene zever'-aanplakborden gebruikt zien en horen.
Vanuit die logica over wat al dan niet als 'gewoon' of 'normaal' kan worden gedoogd, deden de zogeheten Rondetafels van de Interculturaliteit maandag, in hun aanbevelingen over de omgang met de culturele diversiteit, een opmerkelijk voorstel. Een van die adviezen stelt voor om de hoofddoek en dus ook het gebruik ervan te 'banaliseren'.
Op het lapje stof worden inderdaad tal van betekenissen geprojecteerd, waardoor het ophoudt een object te zijn maar integendeel een symbool wordt. Voor zij die aandringen op het gebruik ervan, is de hoofddoek een bewijs van devotie, de tegenstanders ervan zien erin alleen een symbool van onderwerping, een bewijs van ongelijke man-vrouwverhoudingen en sommigen zien het zelfs als een eerste fase in een brede strategie van islamisering in Europa.
De verbale strijd die daarrond al is gevoerd is tot nu toe vrijwel altijd over die symboliek gegaan, en bijvoorbeeld niet over de vraag over de graag van diversiteit die de samenleving de baas kan, niet zozeer in kledij, maar wel in uitingen van religiositeit.
Daar is het waar 'banalisering' kan helpen: door de identiteitsdruk eruit te halen. Het woord klinkt niet sympathiek, maar het helpt wel om alles gewoon en alledaags te maken. Niks om zich over op te winden eigenlijk.
|
Als overtuigd Vlaamsgezinde ben ik het met Reynebeau (notoir Belgicist) zelden eens. Deze maal wél.
Artikel vier, alinea 1 van de Belgische grondwet:
Citaat:
België omvat vier taalgebieden : het Nederlandse taalgebied, het Franse taalgebied, het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en het Duitse taalgebied.
|
Er staat in die Belgische grondwet niet dat er een "Vlaams" taalgebied is. Bovendien is de (zowel Vlaamse als Federale) overheid verplicht om in haar communicatie met de burgers in dat Nederlands taalgebied dan ook het Nederlands te gebruiken.
|