Nauwkeurig, onopgesmukt en kort samengevat: met zijn nieuwe boek ”Deutschland schafft sich ab – Wie wir unser Land aufs Spiel setzen” publiceert de omstreden politicus en het bestuurslid van de Deutsche Bundesbank Thilo Sarrazin (SPD) een lang verwacht en al in het voorveld bediscussieerd boek. Wie echter platte leuzen of holle frasen verwacht, wordt zwaar teleurgesteld.
Het is Sarrazin gelukt om op de 450 pagina’s van zijn nieuwe boek een op feiten georiënteerd beeld van de Duitse samenleving te schetsen. Een beeld, dat niet wordt beïnvloed door bonte kleuren en schikking, maar door delen van de realiteit, die ervoor zorgen dat de lezer betrokken raakt. Vanaf het begin van de economische bloei na de Tweede Wereldoorlog tot de huidige sociaaleconomische situatie legt Sarrazin meedogenloos bloot wat beslissend heeft bijgedragen aan de teloorgang van deze samenleving. Namelijk de houding van grote delen van de bevolking tegenover optredende problemen enerzijds (de omstandigheden zijn schuld aan de ellende, niet het individu zelf) en een in ieder geval in de beginjaren gevolgde integratiepolitiek, die deze naam eigenlijk niet verdient. Dit en de voortdurend dalende geboortecijfers in Duitsland werden volgens de schrijver de afgelopen 45 jaar door de politieke klasse van het land nooit serieus bediscussieerd. Wie de problemen bij de naam noemde, werd zwart gemaakt. In plaats daarvan susten en bagatelliseerden de mainstream – vanwege zuiver ideologische redenen.
Echter, aldus Sarrazin, de 68-ers hebben inmiddels een bepaalde leeftijd bereikt en maken zich zorgen om hun pensioenen. De politicus: ”De decennia lang bestaande sociale belasting door migranten was tot nu toe een taboe in Duitsland.”
In het geheel zou de samenleving door niet geïntegreerde immigranten een slechter onderwijsniveau krijgen, wat zou bijdragen aan een slechtere werkprestatie en daarmee aan economische teruggang. In het hoofdstuk ”Tekens van verval” stelt hij vast, dat de tendens naar meer welvaart in de republiek onherstelbaar gebroken zou zijn. Dat zou in de naaste toekomst leiden tot harde conflicten in de bevolking en verdere sociale degradatie. Het aantal opgroeiende heldere koppen zou constant afnemen. Zo schrijft Thilo Sarrazin op pagina 50 van zijn boek: ”Tot 2050 zal het bevolkingsaantal in Duitsland met 10% dalen, het aantal werkenden zelfs met 30% en het aantal werkenden tussen 20 en 50 jaar nog meer, namelijk met 40%.” De kern van het probleem van de aan niveau verliezende samenleving vormen volgens zijn analyse de immigranten uit het voormalige Joegoslavië, Turkije en het Arabische gebied. Terwijl immigranten uit het Verre Oosten of India hier hele goede integratieprogressie maakten, Afrikanen en economische vluchtelingen een plekje in de informele economie gevonden zouden hebben en de voormalige emigranten uit Oost-Europa bij de integratie van de inmiddels tweede generatie veel succes boeken, zou de groep moslims het moeilijkst blijven.
”Het problematische aan de huidige islam”, schrijft Sarrazin op pagina 268, ”is de combinatie van in principe achtergebleven samenlevingen, jonge, sterk groeiende bevolkingen en een zendingsbewustzijn, wiens facetten van agressievrije vroomheid tot Jihad reiken, waarbij de overgangen vloeiend zijn.” Dat zou ook voor de islamitische gemeenschap in Duitsland gelden. ”Het westerse Avondland ziet zich door de islamitische immigratie en de toenemende invloed van islamitische geloofsrichtingen geconfronteerd met autoritaire, voormoderne, ook antidemocratische tendensen die niet alleen het gevoel van eigen identiteit uitdagen, maar ook een rechtstreekse bedreiging van onze eigen levensstijl vormen” (pag. 266). Het valt helaas niet te ontkennen, aldus Sarrazin verder, dat e ronder de stromingen van de islam een maatschappijbeeld zou domineren, waarbij de scheiding van religie en staat nog niet echt zou zijn doorgedrongen. De westerse blik zou niet kunnen onderscheiden welk deel van de 15 tot 17 miljoen moslims in Europa welke stroming zou aanhangen. Nauwelijks iemand zou weten wat er in de moskeeën gepredikt zou worden. Een feit zou echter zijn, dat het in ieder geval zou gaan om een afgesloten religie en cultuur, waarvan de aanhangers zich nauwelijks zouden interesseren voor het omringende Avondland – tenzij als bron van materiële bijdrages. De vage scheidslijn tussen islam en radicaliteit, fundamentalisme en geweld en de beperking van de vrouwen, die velen tegen de borst zou stuiten, zou de niet-islamitische bevolking bezorgd maken en haar afkeer doen toenemen – niet alleen in Duitsland.
Maar Thilo Sarrazin houdt ook zijn Duitse landgenoten een spiegel voor en verklaart hun situatie aan de hand van feiten en statistieken. Armoede zou een politiek, niet op feiten gebaseerd, begrip zijn, stelt hij vast. En: er zou verschil moeten worden gemaakt tussen materiële en geestelijke armoede. Een ”slechts” materiële arme zou altijd nog beter en bewuster te voeden zijn dan een daarbij nog geestelijke arme. Een ontvanger van materiële bijdragen zou geïnteresseerd zijn in de stabilisatie of verhoging van de bijdrages. Daarom zou iedere aanwijzing, dat de som op de een of andere manier voldoende zou zijn, niet welkom zijn. Een echte gelijkheid zou alleen in een ”welvaartsdictatuur, een deugdenregime met staatsterreur” mogelijk zijn. Dat zou echter niets meer te maken hebben met democratie. Nu al zou de som voor de armoedebestrijding in Duitsland op het gebied van sociale uitkeringen en pensioenen gestegen zijn naar 23,7 miljard euro (stand 2008). Die voor Hartz-IV naar 39,6 miljard euro.
Aan het einde van zijn boek trekt Sarrazin ook een persoonlijke conclusie, wanneer hij schrijft: ”De afgelopen twee jaar heb ik herhaaldelijk ervaren, welke gevoeligheden vele punten oproepen die ik aanspreek. Ik heb geprobeerd om waardering en tegenspraak productief om te zetten, en ik uit hier mijn persoonlijke opvattingen, onafhankelijk van beroepsmatige werkzaamheden.”
Intussen wordt Thilo Sarrazin door meerdere personen gesteund. O.a. door de in Duitsland levende Turkse sociologe Necla Kelek, de publicist Ralph Giordano, de voormalige president van het Bundesverband der Deutschen Industrie (BDI) Hans-Olaf Henkel en de Berlijnse CDU-afgevaardigde René Stadtkewitz.
|