Egmond Codfried |
4 april 2012 12:00 |
Mijn reisverbod
Op 27 september 2011, tijdens een kort geding aangespannen door de verhuurder, zonder mijn advocaat, moest ik onder dreiging van ontbinding van mijn huurcontract (1990) en van onmiddelijke ontruiming een verklaring tekenen, welke een clausule bevatte, waarin staat dat ik voor een buitenlandsverblijf van langer dan drie weken, de verhuurder twee weken eerder moet informeren, en de verhuurder bezwaar mag maken.
Dit heeft niets te maken met een hurachterstand, want daarvoor zijn er de bekende procedures. In mijn geval gaat het over de 'bewoningsplicht' van een huurder, die ook daadwerkelijk in de gehuurde, sociale woning moet blijven. Door langer weg te blijven ontstaat de indruk dat hij het gehuurde niet nodig heeft en kan de woning teruggevorderd worden. De aanleiding is het woningtekort in Nederland, waarvoor ik dus medeverantwoordelijk wordt gehouden. Door mijn reisgedrag schijn ik dde woningmarkt in Nederland negatief te beinvloeden.
Sinds ik stappen onderneem om deze willekeur en beperking van mijn persoonlijke vrijheid, en schending van mijn mensenrechtenschending, nietig te doen verklaren ontving ik brieven van CBS/Binnenlandse Zaken die beweren dat ik toevallig ben uitgekozen om als burger vragen over mijn leefomgeving, anoniem te beantwoorden op een speciale lijst op het internet. Deze brief heeft men mij al viermaal gezonden, omdat ik natuurlijk niet reageer.
Volgens de brief zal men mij ook thuis bezoeken voor deze kennelijk verplichte enquete. Dus vond ik een kaartje op mijn deurmat dat er daadwerkelijk iemand is langs geweest om mij thuis te ondervragen. En als ik geen prijs op stel ik hen toch moet bellen om dat door te geven.
De kaart vond ik op de dag dat ik mijn brief aan de Wethouder van huisvesting van de Gemeente Den Haag, voor de tweede keer aanbood, en wel in de handen van een medewerkster van zijn kantoor. Tot heden reageert hij niet, maar krijg ik dus Binnenlandse zaken, welke ik beschouw als de AIVD (de Nederlandse Geheime dienst) op mijn dak.
Men wil kennelijk niet dat ik naar Suriname afreis en daar bekendheid geef aan mij onderzoeken over de etniciteit van de Europese adel, koningshuizen en Surinaamse planters en gouverneurs, of dat ik praat over de holocaust die men kennelijk onder onze neuzen aan het plannen is in Europa tegen allochtonen, waaronder Surinamers als ik zelf.
Vroeger werkte ik met asielzoekers en politieke vluchtelingen en had nooit gedacht dat ik zelf in zo een situatie zou terechtkomen. Ik beschouw mezelf als politiek vervolgde, vanwege mijn opvattingen en publicaties.
|