De zogenaamde “Vlaamse regering” trekt miljoenen euro’s uit voor de herdenking van Wereldoorlog I. Dat maakte “Vlaams” “minister” van toerisme Geert Bourgeois (N-VA) in maart 2012 bekend. Sedert geruime tijd wordt de naam België zorgvuldig geweerd uit de “Vlaamse” beleidsteksten aangaande de herdenkingen van deze oorlog, die in 1914 begon. Belgische tophistorici die (inter)nationaal baanbrekend werk terzake verrichten, zoals Sophie De Schaepdrijver of Lode Wils worden niet eens bij de organisatie betrokken. Bij de herdenking is het al “Vlaanderen” wat de klok slaat en ligt de klemtoon louter op het pacifisme. Het lijkt alsof Wereldoorlog I nergens om ging, zei Sophie De Schaepdrijver (D.S. 12/13 november 2011, p. 26). Ook andere academici uitten al kritiek. Maar waarom is de “Vlaamse overheid” zo bang van wetenschappelijk onderzoek?
Dat heeft alles te maken met de Vlaams-nationalistische mythologie die in hoofdzaak het volgende stelt: 1) tijdens Wereldoorlog I verkregen de “Vlamingen” op vraag van de “activisten” (15.000 collaborerende flaminganten) van Duitsland rechten die België hun niet gunde: een vernederlandsing van de universiteit van Gent (1916) en de ‘bestuurlijke scheiding’ van België in 1917 – nochtans geen strijdpunt van de vooroorlogse Vlaamse Beweging; 2) de Belgische officiers zouden bevelen in het Frans gegeven hebben die de “Vlaamse soldaten” niet begrepen en werden zo “de dood ingejaagd”.
De werkelijkheid is nochtans beduidend anders. Op 4 augustus 1914 schond de Duitse bezetter de Belgische en Luxemburgse neutraliteit om de doortocht naar Frankrijk te vergemakkelijken. In en buiten Europa zetten de Duitsers nationaliteiten en sociale groepen op tegen het heersende gezag. Het lag dus in de lijn der verwachtingen dat ze in België de Vlaamse Beweging zouden proberen te gebruiken om hun doelstellingen te verwezenlijken, i.c. de vernietiging van de Belgische staat, temeer daar deze Flamenpolitik al vóór de oorlog voorbereid werd in radicaal-nationalistische kringen die in de aanloop naar Wereldoorlog I exponentieel aan invloed wonnen.
In heel België bouwden de Duitsers een netwerk van “vertrouwensmannen” op teneinde in de Vlaamse Beweging systematisch te infiltreren. Aan de flaminganten werd verteld dat er een anti-“Vlaamse” perscampagne woedde, dat België al vóór de oorlog met Frankrijk meeheulde, dat de Franstaligen en “alles wat macht had in de staat” – om de woorden van de Vlaams-nationalistische historicus Hendrik Elias te gebruiken die de flamingantische propaganda overnam (Vijfentwintig Jaar Vlaamse Beweging, Antwerpen, 1969, p. 17) – zogezegd beweerden dat het na de oorlog gedaan zou zijn met het Nederlands. Deze op leugens gebaseerde Flamenpolitik lokte het activisme, een beweging die de totale vernietiging of op zijn minst een vergaande federalisering van België nastreefde, uit.
De flamingantische nationaal-socialist Hendrik Elias zette het werk van de activisten tijdens de tweede wereldoorlog verder (Antwerpen, 1942) – Le national-socialiste flamingant Hendrik Elias poursuivit l’oeuvre des “activistes” durant la deuxième guerre mondiale (Anvers, 1942)
Zo’n stroming was volkomen tegengesteld aan de vooroorlogse “Vlaamse” beweging. In zijn Gedenkschriften drukte de katholieke flamingantische Frans Van Cauwelaert het als volgt uit: “Het activisme is een vreemd gewas, zorgvuldig voorbereid en kunstmatig door de Duitse veroveringspolitiek op de Vlaamse Beweging ingeënt”. (R. DE SCHRYVER, F. VAN CAUWELAERT, Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek, Antwerpen, 1971, p. 265). De vooroorlogse Vlaamse beweging werd uiteindelijk in twee gesplitst in een Belgisch-loyaal deel en een anti-Belgisch deel. Na 1918 “infecteerde” het laatste deel een fractie van de frontsoldaten die misnoegd waren over taaltoestanden in het Belgische leger. In het interbellum werd dan de mythe geconstrueerd als zouden Belgische, Nederlandsonkundige officieren Nederlandstalige soldaten de dood ingejaagd hebben. Deze mythe wordt echter niet door bronnen van tijdens de Eerste Wereldoorlog gestaafd. Het anti-Belgische deel van de Vlaamse beweging droeg een sterke anti-parlementaire inslag, wat haar ontvankelijk maakte voor een tweede collaboratie met de nationaal-socialisten tijdens de Tweede Wereldoorlog (o.a. VNV, die Verdinaso en Nederlandstalig Rex had opgeslorpt).
Het belangrijkste is te weten dat het Vlaams-nationalisme door de Duitse Flamenpolitik geschapen werd. Lode Wils signaleerde dit al in een boek van 1974 (L. WILS, Flamenpolitik en aktivisme, Leuven, 1974, p. 259-265) en herhaalde het niet zo lang geleden: “Bart De Wever zal het niet graag horen: daar is het Vlaams-nationalisme ontstaan. Het is gesticht door de Duitsers.” (Knack, 25 maart 2011).
Het is dus bijzonder ironisch dat in België de herdenking van W.O. I georganiseerd wordt door de “minister” van een partij die de rechtstreekse erfgenaam is van een door de vijand gestichte beweging, die bestaat door de oorlog die ze zelf herdenkt ! Dit is vooral onterend voor de vele Belgische soldaten die gesneuveld zijn bij de verdediging van hun vaderland. Daarenboven wordt diezelfde Vlaams-nationale beweging, die tijdens de eerste wereldoorlog gecreëerd werd, nog altijd niet fundamenteel in vraag gesteld door de particratie en hun media. Meer nog, ze wordt door hen zelfs actief gesteund ! Het is tenslotte tekenend voor het gebrek aan vaderlandsliefde van de federale, Belgische regering is dat ze deze anti-Belgische herdenkingen laat doorgaan en zich tegelijkertijd bezighoudt met een voor België schadelijke staatshervorming, die bovendien de Belgische Grondwet op flagrante wijze schendt…
Bron:
politics.be