quercus |
22 november 2012 10:06 |
't Skof, de schuif en de lade
Een artikel van Mia Doornaert in De Standaard.
Citaat:
Driewerf hoera voor Wim Opbrouck. Dankzij hem voel ik me vandaag minder eenzaam. Ik ben blijkbaar niet de enige bij wie ‘de tenen krullen' wanneer een schooljuf aan een leerlingetje vraagt: ‘Hoe noem jij?' (Taalbijlage DS, 20 november) Ik ben goddank niet de enige die zich te pletter ergert aan elementaire taalfouten die niets te maken hebben met zogenaamde Vlaamse eigenheid, maar des te meer met onkunde.
De Taalbijlagen zijn zeer interessant, maar niet noodzakelijk goed voor mijn bloeddruk. Het begon al met de eerste bijlage, met de lijst woorden die in heel Vlaanderen anders zouden zijn dan in Nederland, zoals ‘schuif' en ‘lade'. Onzin. In mijn Harelbeeks dialect – hetzelfde als dat van Wim Opbrouck – zegt men ‘'t skof'. Ik heb zelfs als kind nooit gedacht dat het correcte woord ‘het schof' zou zijn. Waarom zou ik dan de Brabantse ‘schuif' moeten gebruiken in de plaats van de lade waarmee ik nooit moeite had? Om de Antwerpenaren te plezieren? Feestelijk bedankt. Als er mij dan toch zogenaamd een taal wordt ‘opgelegd', laat het dan de cultuurtaal zijn van 21 miljoen Europeanen, niet een provinciaal koeterwaals.
Cultuurtaal is artificiële taal
En wat die ‘opgelegde' taal betreft: elke cultuurtaal is een ‘artificiële' taal. Een taal die niet in administratie, onderwijs, rechtspraak enzovoort wordt gebruikt, valt onvermijdelijk uiteen in lokale dialecten. Een algemene cultuurtaal vereist per definitie een autoriteit die bepaalt wat de correcte spelling, woordenschat en grammatica is. Als ik de Taalunie iets verwijt, dan is het niet dat ze over onze Nederlandse taal waakt, maar dat ze er te vaak mee rotzooit. Je leert kinderen niet correct spellen door voortdurend de spelling te veranderen. Welke de spelling ook is, ze vereist nog altijd goed onderwijs.
Het feit dat een taal iets levends is en moet openstaan voor nieuwe woorden en zegswijzen, is ook nog altijd geen excuus voor grammaticale gruwelen. Mijn tenen krullen bij het ‘groter als' en ‘even groot dan', een elementaire fout die ik bij Nederlanders niet minder ergerlijk vind dan bij Vlamingen.
Het is ook geen arrogantie Vlamingen van hun vertaald Frans te willen ontdoen. In Québec ben ik op een journalistencongres ooit ingeleid met ‘Madame la présidente, vous avez le plancher', een letterlijke vertaling van ‘you have the floor'. Welnu, wanneer Vlamingen hun ‘valies maken', de ‘tafel zetten', ‘koffie maken' doen ze net hetzelfde. Dat is letterlijk ‘faire sa valise', ‘mettre la table', ‘faire du café'. In het Nederlands pakt men zijn koffer, dekt men de tafel, zet men koffie. Dat heeft niets met tirannie te maken, wel met Nederlands spreken in de plaats van een ‘avoir le plancher'-taaltje.
Geert en Judith Van Istendael hebben volledig gelijk wanneer ze het argument afwijzen dat mooi Nederlands spreken een ‘verraad' zou zijn van de ‘moedertaal'. Ik houd van hun vergelijking van taal met een groot huis met vele kamers waar je spelend kan doorheen rennen. Het is inderdaad leuk te spelen met de taal, en een rijk Algemeen Nederlands, een dialect of een tussentaaltje, een twittertaal of een formele schrijfstijl te gebruiken naargelang van de gelegenheid. Dat vereist wel dat je hebt geleerd het correcte Nederlands op een even natuurlijke wijze te gebruiken als dialect of verkavelingstaal.
Geen dril, wel opvoeding
En neen, dat is geen kindonvriendelijke dril, dat heet opvoeding. Dat is een dienst die men kinderen bewijst voor de rest van het leven. Zoals men dat ook doet door ze te leren niet met open mond te eten, hun mes niet af te likken, zich gepast te kleden en te gedragen naargelang van de gelegenheid. Niet toevallig gaat de opmars van het verkavelingstaaltje in Vlaanderen gepaard met een algemene ‘verboersing' in kledij en omgangsvormen.
Helemaal onbegrijpelijk wordt het als je de vraag leest of Algemeen Nederlands niet ‘elitair' is. Elitair is het juist om het ‘gewone volk' onbekwaam te achten tot een correcte taal. Dat is bovendien gevaarlijk voor de democratie want dan brengt men mensen het vermogen niet bij om kritisch te luisteren en te lezen. Taalverloedering maakt ‘het volk' kwetsbaar voor demagogen die ‘het goed kunnen zeggen' – in keurig Nederlands dat indruk maakt.
Wim Opbrouck heeft gelijk: ‘Je mag een keuze maken tussen dialect en Nederlands maar het moet wel kloppen. Voor de klas moet het algemeen Nederlands zijn.' Hij zegt terecht ook dat dit Nederlands ‘een kleur of een tongval' mag hebben. Een Vlaming hoeft inderdaad niet te klinken als een Nederlander. Hij moet wel Nederlands (kunnen) spreken en schrijven daar waar het hoort. Was de Vlaamse ontvoogding daar niet om te doen?
|
Lectuur hiervan is warm aanbevolen aan al diegenen die vertoeven in domheid en dwaling omtrent onze taal, het Nederlands.
|