jan hyoens |
11 augustus 2004 08:41 |
Kan Geert Bourgeois schaakspelen?
Kan Geert Bourgeois schaakspelen?
Proloog: machtsverhoudingen
In 15 januari 2000 had Bourgeois bij de voorzittersverkiezingen binnen de Volksunie nog 54 procent van de stemmen gehaald. Toen het uiteenvallen van de partij onafwendbaar was, werd een interne verkiezing georganiseerd over wie de partijnaam zou erven. De stemming vond plaats op 15 september 2001. Toen stemde 47 procent van de Volksunieleden voor het project “Vlaams-Nationaal” van Bourgeois. De Toekomstgroep van Anciaux en consorten behaalde slechts een krappe 23 procent. De groep “Niet Splitsen”.rond Johan Sauwens kreeg 30 procent.
Ondemocratische partij
Uit deze cijfers komen enkele keiharde en onaangename realiteiten naar voor. De eerste betreft het duidelijke falen van de interne democratie binnen de oude Volksunie. Het is duidelijk dat de groep rond Anciaux en ID21 slechts een minderheid was, maar die minderheid had jarenlang wel het beleid en het gezicht van de partij bepaald. Die minderheid sprak namens de partij in de media, zij domineerde het partijbestuur en zij leverde de ministers en de kabinetsmedewerkers. Als een relatief kleine groep als de clan-Anciaux een partij kan kapen, en gedurende lange tijd zo’n minderheidsregime kan handhaven, dan is er iets mis met de werking van die partij. De VU’ers en hun erfgenamen prijzen zichzelf graag aan als “democratische” Vlaams-nationalisten, en daarmee insinueren ze fijntjes dat hun rivalen van het Vlaams Blok helemaal niet zo democratisch zijn. Maar iets meer bescheidenheid zou hier wel gepast zijn. De ondergang van de Volksunie en de nefaste oligarchie van de clan-Anciaux en hun medestanders van ID21 waren minstens gedeeltelijk te wijten aan een gebrek aan interne democratie. Er gaapte duidelijk een kloof tussen de partijstructeren – in het bijzonder het partijbestuur - en de gewone leden en militanten. De overwinning van Bourgeois bewijst dat de basis van de partij veel nationalistischer was dan de top. Voor een partij die het Vlaams-nationalisme als haar hartland beschouwde, is dat een zeer ernstige zaak. Het gaat hier niet om onenigheid over een secundair thema, of over een geïsoleerd programmapunt, maar over het hart en de ziel van de partij.
Motieven en strategie
Een tweede conclusie zegt iets over het gebrekkige strategische inzicht van Geert Bourgeois. In enkele recente nummers van het kwartaalblad Secessie van Paul Beliën is er heftig geredetwist over de politieke “kuisheid” van Bourgeois. Bart Laeremans van het Vlaams Blok en professor Defoort van de N-VA argumenteerden tegen elkaar – en soms naast elkaar - over de verhouding tussen het Vlaams Blok en de N-VA. Professor Defoort spitste het debat toe op één element ervan: de vraag naar de oprechtheid, de intenties en de motieven van Geert Bourgeois en de zijnen. Zo’n vraagstelling is meestal onvruchtbaar, en dat bleek ook hier. Niets is zo wankel als een intentieproces. Men kan beleidsdaden, stemmingen, teksten en uitspraken van tegenstanders beoordelen, bekritiseren en becommentariëren, en men kan daaruit proberen de achterliggende motieven van een politicus te ontdekken, maar dat blijft grotendeels giswerk. Stemmingen en wetsvoorstellen zijn harde feiten. Ze kunnen geanalyseerd en vergeleken worden. Ze zijn concreet en controleerbaar. Maar de achterliggende intenties niet. Als een politicus omwille van een diepgaand meningsverschil zijn moederpartij verlaat en een nieuwe politieke formatie met een onzekere toekomst opricht, dan kan hij zowel door idealistische als door carrièristische motieven gedreven worden. Is hij een idealist, die zo heilig in zijn zaak gelooft dat hij een veilige politieke loopbaan op het spel zet voor een twijfelachtige toekomst met een nieuwe partij, zoals professor Defoort suggereert? Of is hij op een ongezonde manier ambitieus, zoals Julius Ceasar die liever de eerste was in een klein bergdorpje dan de tweede in het machtige Rome? Alleen de betrokkene zelf kan dat weten. Het is onvruchtbaar naar zulke intenties te raden.
Ik ga mij dus niet wagen aan onwetenschappelijk gokwerk naar de motieven van Geert Bourgeois. Ik ga mij niet verliezen in discussies over zijn oprechtheid en zijn Vlaamse “kuisheid” – in deze context een hoogst ongelukkige term, die Laeremans in zijn artikel trouwens niet had gebruikt. Intenties en motieven zijn bijna per definitie onkenbaar. Tot bewijs van het tegendeel wil ik ervan uitgaan dat Geert Bourgeois het oprecht meent met zijn nieuwe Vlaams-nationalistische koers. Ik heb ook mijn twijfels over mensen die pas met twintig jaar vertraging het ideaal van de onafhankelijkheid ontdekken. Maar goed, zelfs in de bijbel staat dat er meer vreugde is om één bekeerling dan om tien die altijd gelovig zijn geweest. Mijn reserves liggen niet op het vlak van de intenties, maar op het vlak van de strategie. Een schaakspeler van provinciaal niveau kan naar een internationaal tornooi vertrekken met de oprechte intentie daar te winnen en wereldkampioen te worden. Natuurlijk is hij oprecht als hij beweert dat hij wil winnen. Hij wil dat misschien zelfs hartstochtelijk graag. Maar… kan hij het ook?
Machtsoverwicht
Geert Bourgeois had een zeer sterke uitgangspositie. Hij had van de kiezer een duidelijk mandaat gekregen als partijvoorzitter. Bij de verkiezingen die over de opvolgpartijen van de Volksunie beslisten, was zijn groep veruit de sterkste. Met 47 procent was zijn groep “Vlaams-nationaal” ongeveer dubbel zo groot als de “Toekomst”- groep van zijn directe tegenstander Anciaux, die immers slechts 23 procent haalde. Men kan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid veronderstellen dat minstens een deel van de “Niet Splitsers” ook aan de kant van Bourgeois stond. In een begrijpelijke emotionele reactie probeerden zij tegen beter weten in hun oude moederpartij te redden. Maar toen zij zagen dat het uiteenvallen ervan onvermijdelijk was, hebben velen zich zeker bij het Vlaamse kamp van Bourgeois gevoegd. “Niet Splitsen” was een poging het status quo te behouden. Als er alleen de keuze was geweest tussen Bourgeois en Anciaux, dan hadden vele “Niet Splitsers” zeker voor Bourgeois hebben gekozen.. Zelfs als slechts 20% van de “Niet Splitsers” tenslotte Bourgeois heeft gesteund– een hypothese die duidelijk minimalistisch is - dan betekent dat dat hij een absolute meerderheid van de VU-leden achter zich had. Dat is politiek mooi, maar het werpt tegelijk prangende vragen op over het strategische inzicht van Geert Bourgois. Als hij met een machtsoverwicht van twee tegen één niet in staat is zijn vijand Anciaux te verslaan en uit de partij te laten gooien, hoe bedreven is hij dan in het verschrikkelijke machiavellistische machtsspel dat politiek nu eenmaal is? Een echt bekwame generaal, of een echt sluwe schaakspeler, kan zelfs een overwinning uit de brand slepen vanuit een minderheidspositie. In het parlement zullen de Vlaams-nationalisten nooit een meerderheid van twee tegen één hebben… Als Bourgeois een goede schaakspeler was, dan had hij Anciaux en zijn kliek kunnen liquideren. Dan was hij nu voorzitter geweest van een herstichte, gezuiverde en geradicaliseerde Volksunie, mèt de oude partijnaam en mèt het voordeel van de continuïteit. Men kan dezelfde bedenking maken bij zijn aftreden als partijvoorzitter. Dat was ongetwijfeld een geste met een hoog dramatisch gehalte. Maar getuigt het van tactisch en strategisch inzicht zo’n machtspositie zomaar op te geven? Zijn motivering daarvoor is niet echt overtuigend: “Ik heb aanvankelijk gedacht dat de partijraad uitsluitsel moest brengen. Ik wil de partijraad niet voor deze verscheurende keuze plaatsen. De partijraad kan zich immers wel over de Lambertmontakkoorden uitspreken, maar niet over het voorzitterschap.” En dat terwijl diezelfde partijraad kort daarop, op 29 februari, Bourgeois gelijk gaf, zij het dan met enige reserve.Het “Ja, maar…” van het partijbestuur over Lambermont werd verworpen met 69 stemmen tegen 61 en 1 onthouding. Het werd een “Nee, maar…”, en dat was een overwinning voor Bourgeois en een nederlaag voor de participationisten en de belgicisten rond Anciaux en Vankrunkelsven. De enige rationele verklaring is dat Bourgeois vreesde dat enkele tegenstanders van Lambermont de akkoorden toch zouden goedkeuren uit aversie tegen zijn persoon. Maar is dat een voldoende argument om het voorzitterschap op te geven?
Extremisten en gematigden
Een andere tactisch zwakheid kunnen we vaststellen in de houding van Bourgeois tegenover het Vlaams Blok. Dat probleem overstijgt de dimensie van Vlaanderen en de relatie tussen het Vlaams Blok en de vroegere Volksunie of de huidige N-VA. Het is een dilemma dat alle onafhankelijkheidsbewegingen verscheurt: de verhoudingen tussen de gematigden en de extremisten, de voorzichtige hervormers en de revolutionairen, de onderhandelaars en de rebellen. In Vlaanderen zou die verhouding relatief ontspannen kunnen zijn, want in vergelijking met andere onafhankelijkheidsbewegingen zit het ook Vlaams Blok nog zeer dicht bij het politieke centrum. De partij heeft geen “gewapende arm”, geen terreurgroepen, geen ondergrondse vleugel. Ze laat geen tegenstanders ontvoeren of vermoorden, en ze pleegt geen bomaanslagen. Waar andere nationalistische bewegingen verdeeld worden door de vraag of het verantwoord of opportuun is geweld te gebruiken, doet dit probleem zich in Vlaanderen niet voor. Het rationele antwoord op dat dilemma is – zeer algemeen gesteld - dat de “gematigde” vleugel zich van de extremisten distantieert in ruil voor politieke toegevingen van de centrale staat. “Steun ons, geef ons die en die vormen van autonomie, of U drijft onze mensen in de armen van de extremisten.” De meningsverschillen tussen de “extremisten” en de “gematigden” kunnen zeer diepgaand zijn, of ze kunnen zich beperken tot een geschil over de aanvaardbaarheid van geweld, en in sommige gevallen - zoals bijvoorbeeld tussen de PLO enerzijds en Djihad en Hamas anderzijds - zijn ze slechts oogverblinding om de tegenstander op het verkeerde been te zetten. In die gevallen bestaat er achter de schermen zelfs een grote eensgezindheid, en gebruiken de “extremisten” alleen de grove middelen die “gematigden” zich om diplomatieke redenen niet meer kunnen veroorloven. Maar hoe verschillend de beginsituatie ook is; de onwrikbare politieke logica dicteert dat de “gematigden” zich met politieke toegevingen laten betalen voor hun afwijzing van de “extremisten”. De Ieren begrijpen dat, de Arabieren in Palestina en de Basken in Spanje ook, maar de Vlamingen willen dat niet begrijpen. Zowel de N-VA als de CD&V spelen het oppositiespel in die zin zeer slecht. Zij doen de regering een ongelooflijke toegeving door op voorhand elke samenwerking met “extremisten” – in hun optiek het Vlaams Blok - af te wijzen, zonder dat zij daarvoor politiek ook maar iets in ruil krijgen. Het kan misschien heel nobel zijn dat men geen politieke winst wil puren uit bomaanslagen en terroristische moorden, en bijvoorbeeld in Baskenland is dat probleem zeer acuut, maar in Vlaanderen is het zelfs niet aan de orde. Zelfs als de CD&V en de N-VA niet bereid zijn met het Vlaams Blok samen te werken, dan is het nog een ongelooflijke tactische blunder dat op voorhand en onvoorwaardelijk uit te bazuinen. Zelfs als men niet echt van plan is een atoombom te gooien, kan het nuttig zijn ermee te dreigen, en de tegenstander in de onzekerheid te laten, om zo een balance of terror in stand te houden. De regeringspartijen zijn doodsbang voor het doorbreken van het cordon sanitaire, en een politicus uit de oppositie zou daar handig gebruik van kunnen maken. Net zoals de Walen voortdurend toegevingen afdwingen door te dreigen een regeringscrisis of een “institutionele atoombom”, zouden de CD&V en N-VA zich duur moeten laten betalen voor hun niet-samenwerking met het Vlaams Blok. Maar zij geven die formidabele troefkaart zomaar gratis uit handen. Is daar dan niemand die Machiavelli heeft gelezen? Of zijn ze zo naïef dat ze denken dat zij voor die gratis toegevingen achteraf beloond zullen worden? Dankbaarheid bestaat niet in de politiek. Belofte maakt helaas geen schuld. Niets is er gratis en er wordt alleen contant betaald. Maar die eenvoudige waarheden zijn in Vlaanderen nog niet doorgedrongen. Het bestaan van een “extreme” vleugel of partij hoeft voor een onafhankelijkheidsbeweging geen handicap te zijn. De verdeeldheid is niet noodzakelijk een verlammend nadeel. Een handig strateeg kan dat ombuigen tot een machtig wapen. Maar hij mag dat wapen natuurlijk niet al op voorhand uit handen geven… In ruimere zin geldt dat zelfs voor de Vlaamse regeringspartijen. Ook zij zouden de electorale dreiging van het Vlaams Blok tegenover de Walen moeten uitspelen als een troefkaart om politieke toegevingen af te dwingen.
“Laat ons die en die stukken van de sociale zekerheid splitsen, want anders gaan we nog meer kiezers aan het Vlaams Blok verliezen. Geef Vlaanderen die en die extra bevoegdheden, of we stevenen recht op een nieuwe Zwarte Zondag af. Wij zijn redelijk, met ons kunnen jullie zaken doen. Maar als die extremisten van het Vlaams Blok ooit aan de macht komen…” In sommige gevallen kan men trouwens veronderstellen dat het niet alleen een gebrek aan machiavellisme en strategisch inzicht is. Vele topfiguren in de N-VA zijn zo verblind door hun haat tegen het Vlaams Blok dat zij niet meer in staat zijn het politieke schaakspel nuchter en rationeel te spelen. De emoties en de haat verduisteren voortdurend hun gezond verstand, en zelfs hun politieke eigenbelang. En vele politici van de VLD en zelfs de CD&V willen in hun hart helemaal geen versterkte Vlaamse autonomie. Zij zijn gewillige en zelfs gretige collaborateurs voor de Belgische zaak. Michels gewillige beulen, om Goldhagen te parafraseren.
Bijna aanvaardbaar monster?
De strategie van Bourgeois tijdens de onderhandelingen over het Lambermontakkoord getuigde ook niet van standvastigheid en consequentie. Ja, in een latere fase is Bourgeois voluit tegen het “Lambertmonster” te keer gegaan, en hij heeft daarvan zelfs het breekpunt gemaakt in zijn carrière als Volksunie-voorzitter. Maar in de maanden die daaraan voorafgingen was zijn houding minder rechtlijnig. Was het Lambermont-vehikel een redelijk goede auto, waaraan alleen wat accessoires ontbraken, en waarvan de prijs iets te hoog was? Had men met een paar aanpassingen - wat extra waarborgen hier en een wat extra bevoegdheden daar - van Lambermont een aanvaardbaar akkoord kunnen maken? Dat was de indruk die ook Bourgeois gaf toen hij daarover onderhandelde met De Gucht. Toen leek het alsof het met Lambermont nog alle kanten uitkon, alsof het mits enige bijsturingen nog een goed akkoord kon worden. Bourgeois heeft Lambermont nooit goedgekeurd. Zelfs toen een compromis over Lambermont dichterbij was dan ooit, heeft hij altijd voorwaarden en reserves geformuleerd. Het zou oneerlijk zijn het tegendeel te beweren. Maar zijn voorzichtige benadering toen contrasteert zeer sterk met zijn resolute afwijzing achteraf. Plots was de Lambermont-auto niet meer een tikje te duur of een tikje te onbetrouwbaar, plots was het een levensgevaarlijk wrak, een “Lambermonster”. Was dat echt hetzelfde akkoord dat Bourgeois in een eerdere fase eventueel wel had willen goedkeuren? Ja, er waren intussen enkele negatieve wijzigingen geweest; en de positieve wijzigingen – die De Gucht waarschijnlijk had voorgespiegeld - waren er niet gekomen. Maar dat waren slechts details in het grote geheel. Kunnen die details de metamorfose verklaren van een bijna-aanvaardbaar akkoord tot een heus “Lambermonster”? Na zijn gesprek met De Gucht zag het ernaar uit dat zelfs Bourgeois het akkoord zou goedkeuren. ’t Pallieterke publiceerde toen een bittere karikatuur waarin De Gucht een ministerportefeuille als lokaas gebruikte om Bourgeois over de streep te trekken. De toekomst zou uitwijzen dat die conclusie onjuist en voorbarig was. De tekenaar had zich vergaloppeerd. Maar Bourgeois had wel een totaal verkeerd en dubbelzinnig signaal gegeven. Zijn onderhandelingen met De Gucht en zijn verklaringen achteraf daarover waren niet oneerbaar, maar ze waren wel politiek schadelijk voor zijn geloofwaardigheid, en ze hebben de perceptie van vele VU’ers waarschijnlijk in de verkeerde zin beïnvloed. Als zelfs Bourgeois vond dat er over Lambermont wel gepraat kon worden, als zelfs hij het akkoord niet resoluut afwees, dan moet dat voor de minder rechtlijnige of minder onderlegde Volksunieleden een teken zijn geweest dat het akkoord toch niet zo verschrikkelijk kon zijn. De gespreksronde met De Gucht was voor de eigen achterban een uiterst verwarrend politiek signaal.
Ongevaarlijk voor België
De Niveanen geloven dat zij tegenover hun rivalen van het Vlaams Blok één belangrijk pluspunt hebben: zij worden door andere partijen tenminste als aanvaardbare en redelijke gesprekspartners beschouwd, zij hebben zichzelf niet opgesloten in een steriel cordon sanitaire. Kortom, een stem voor het Vlaams Blok is een verloren stem, een stem voor de N-VA is een zinvolle stem. Het lijkt een formidabele troefkaart te zijn: de N-VA mag tenminste meespelen op het grote politieke schaakbord, zij kan de Vlaamse standpunten tenminste verdedigen op het forum van de grote politiek, en het Vlaams Blok kan dat niet. Bourgeois drukte dat tijdens een Kamerdebat eens heel plastisch en met een voor hem atypische grofheid uit met een voetbalvergelijking: hij noemde de Vlaams-Blokfraktie “twaalf gecastreerde spelers” die als “een dood gewicht” op het veld lagen. Maar de N-VA zou dus niet zo’n dood gewicht zijn… Het is maar de vraag of dat een aanbeveling is. Als de N-VA door het belgicistische establishment als een aanvaardbare gesprekspartner wordt beschouwd, en het Vlaams Blok niet, voor wie is dat dan oneerbaar? Wie verliest er dan eigenlijk aan Vlaams geloofwaardigheid? De N-VA leeft met de gevaarlijke illusie dat zij als gesprekspartner aanvaardbaar en respectabel is omdat zij fatsoenlijker, beschaafder, redelijker, intellectueler en democratischer zou zijn dan het Vlaams Blok. Dat getuigt van een schrikbarende naïviteit over de ware motieven achter het cordon sanitaire. Als het Vlaams Blok wél achter een cordon sanitaire wordt opgesloten, en de N-VA niet, dan heeft dat niets te maken met fatsoen, redelijkheid of antiracisme, maar alleen met de perceptie van de belgicisten dat de N-VA niet gevaarlijk is, en het Vlaams Blok wel. Niet gevaarlijk, omdat men denkt dat zij de drempel van 5% niet zal behalen, of in alle geval zeer klein en marginaal zal blijven. Niet gevaarlijk, omdat men hoopt en denkt dat men de N-VA in het ultieme geval op dezelfde manier zal kunnen omkopen, corrumperen en inkapselen als de oude Volksunie. Die perceptie kan foutief zijn. Misschien blijkt dat het de N-VA ernst is met haar onafhankelijkheidsstandpunt. Misschien is Bourgeois door zijn episode met De Gucht voorgoed genezen van zijn participationistische illusies, van zijn geloof in de redelijkheid en de betrouwbaarheid van de Belgische vijand. Misschien heeft de N-VA de noodzakelijke bittere lessen getrokken uit het verraad van de Volksunie, en zal zij zich niet verlagen tot het niveau van Schiltz en de dynastie Anciaux. Maar dan zal zij haar troefkaart van respectabiliteit en aanvaardbaarheid onmiddellijk verliezen. Als de Belgische media en de Belgische politieke partijen vaststellen dat de N-VA de Vlaamse onafhankelijkheid inderdaad dichterbij kan brengen, dan zal dat het einde zijn van de interviews met Bourgeois in de kranten, van de voorkomende behandeling in de media, van de goedwillendheid en de positieve ingesteldheid van journalisten, redacteurs en partijleiders. Dan zal de N-VA evengoed achter een cordon sanitaire opgesloten worden als nu het Vlaams Blok. Dan zal de N-VA evengoed geboycot en verketterd worden. Plots zal men ontdekken dat zij evengoed “racistisch”, “extreem nationalistisch” en “ondemocratisch” is. En misschien zal Bourgeois dan zelf wel veroordeeld worden door de Europese rechtbank die hij zelf wilde oprichten om niet-correcte politieke partijen te verbieden… De respectabiliteit van de N-VA lijkt op het eerste gezicht een geweldige troefkaart voor de Vlaamse zaak. Maar het is een nutteloze troefkaart: op het moment dat zij echt wordt uitgespeeld, zal zijn plots volkomen waardeloos blijken te zijn. In het schaakspel kan een pion tot koningin promoveren als hij de achterste rij bereikt. Hier zou het omgekeerde gebeuren: de politieke koningin van Bourgeois zou plots in een nutteloos pionnetje veranderen.
|