Eduard Khil |
7 juli 2014 12:04 |
64 jaar met loopbaan van 50 jaar en nog niet op pensioen
uit de tijd van dit weekend:
Citaat:
.
Terwijl het eindeloopbaandebat volop woedt, viert schoenmaker Jef Van de Beek (64) dit weekend zijn vijftigste werkjaar bij Ambiorix in Tongeren. ‘Stoppen op je 52, ik begrijp dat niet.’
‘Dit is paard.’ Jef Van de Beek neemt in de voorraadkamer van Ambiorix een stug stuk leder vast. ‘Voor één paar schoenen hebben we een heel beest nodig.’ Hij grinnikt. ‘We gebruiken namelijk alleen het deel van de billen.’ 64 is hij. Een man van weinig woorden. Tot hij het atelier - ‘zeg maar fabriek’ - binnenstapt. Wat verder ligt een broos stuk donkerblauw hagedissenleder. En een stuk van de staart van een krokodil. ‘We gebruiken ook kleine buffel. De huid wordt speciaal plantaardig gelooid zonder ijzer of chroom. Het is het enige leer waarbij dat kan, maar het is nodig voor schoenen voor mensen die allergisch zijn. Je zou ervan versteld staan hoeveel dat er zijn.’
Van de Beek is een wandelende encyclopedie. Hij ging op 6 juli 1964 - op zijn veertiende - aan de slag bij Ambiorix in Tongeren, in wat vandaag een ander tijdperk lijkt. Niet alleen was het bedrijf toen nog in handen van de stichtersfamilie Steyns - voor het via een tussenstop bij TrustCapital en de Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM) in 2007 terechtkwam bij de ondernemersfamilie Vavedin. Het was ook een tijd waarin Ambiorix nog een van de vele schoenenfabrikanten was in ons land. In Izegem floreerde een industrie met meer dan 20.000 werknemers. Het was nog voor de ontwrichtende opmars van de lagelonenlanden en de ‘wegwerpschoenen’. En voor Ambiorix de laatste speler in zijn sector werd.
Een tijd ook waarin nog op zaterdag werd gewerkt. ‘45 uur per week’, vertelt Van de Beek, ondertussen productiechef. ‘Het was een harde leerschool. Met meer discipline, meer controle dan nu. Vrouwen en mannen werden strikt gescheiden, er waren zelfs aparte ingangen.’ Tijdens de werkuren werd niet gepraat. ‘De bazen hadden een bandje met muziek opgenomen dat telkens opnieuw werd afgespeeld. We kenden die melodietjes op den duur helemaal van buiten.’
Vandaag wordt er vijf dagen per week gewerkt. Van zeven uur ’s morgens tot tien voor vier, op vrijdag tot één. En de radio staat op. ‘Er is meer flexibiliteit. Onze vakantie lag vroeger gewoon vast. Nu komen mensen me vragen of ze ’s anderendaags vrij kunnen krijgen omdat de Rode Duivels spelen. Ik denk dan wel eens: je had daar ook vroeger aan kunnen denken.’ Hij lacht. ‘Er is soms wat minder discipline, er zijn wat meer afwezigheden. Maar het is wel beter nu.’
Trouwbottines
Vijf decennia op dezelfde werkplek, het lijkt bijna niet meer van deze tijd. ‘Maar ik ben hier niet de enige’, haalt Van de Beek de schouders op. ‘Er is hier weinig verloop. Er zijn mensen met meer dan 30 en 40 jaar op de teller. Sommigen zelfs met 48 en 49 jaar.’ En daar is men trots op. Op het berichtenbord in de fabriek is een kopie van een krantenartikel over Van de Beek geprikt.
‘Het is goed om te tonen dat het kan, dat langer werken’, reageert Ambiorix-topman Peter Vavedin. ‘Ook in veeleisende jobs.’ De ondernemer kwam in 2007 aan boord toen hij met zijn familie het bedrijf overnam. ‘Ik heb meteen het brugpensioen afgeschaft. Het was gebruikelijk dat de mensen daarvan gebruikmaakten, er waren ook een aantal aanvragen. Maar ik wou dat niet meer. Niet alleen voor het bedrijf, maar uit principe.’
Van de Beek is het daarmee eens. ‘Sommige beroepen zijn lastig, maar oudere mensen kunnen toch andere taken op zich nemen? Stoppen op je 52ste, ik begrijp dat niet. De maatschappij kan daar toch niet voor opdraaien? Dat is onbetaalbaar.’
Hij stapt de productieruimte binnen. Er is dan wel veel veranderd in vijftig jaar, op een aantal vlakken is de tijd gewoon blijven stilstaan. Aan alle tafels wordt nog met de hand gewerkt. Her en der staan grote zakken met vijlsel van de zolen en rekjes met onafgewerkte schoenen. Naast een werkneemster die patronen uit een lap leer snijdt, ligt een bestelbon. In fluo staat er ‘spoedbestelling’ op geschreven. ‘Voor een trouw’, zegt Van de Beek. ‘De bruidegom was duidelijk een beetje laat. Het zijn bottines, hij zal stevig in zijn schoenen moeten staan, zeker?’ Zijn ogen lachen. ‘Je maakt hier wel wat mee.’
Automatiseren is voor het type schoenen dat Ambiorix maakt geen optie. ‘Je kan zo’n vel leer niet zomaar op een automatische snijtafel leggen. Elk vel is anders. Je moet ook rekening houden met foutjes in het leer.’ Alles samen zijn er 120 handelingen nodig om één paar schoenen te maken. Twee uur effectieve werktijd. ‘Ik vind het spijtig dat schoenmaker vandaag bijna alleen nog geassocieerd wordt met reparaties. Een zool vervangen, een beetje herstellen. Terwijl het echte ambacht toch om zoveel meer gaat.’
Omdat alles rond vakmanschap draait, zijn de ervaring en de kennis van de werknemers bij Ambiorix cruciaal. ‘De bewaker van de kwaliteit’, noemt Van de Beek zichzelf. ‘Bij elk nieuw model kijk ik of het voldoet aan onze eisen. Ik weiger bijvoorbeeld schoenen te maken zonder een puntgelijmd stuk textiel tussen de buiten- en de binnenkant. Er komen nochtans voortdurend vragen binnen om lichtere en fijnere schoenen, maar ik wil daar niet op toegeven. Het textiel absorbeert het zweet en zorgt ervoor dat de schoen mooier blijft en beter in vorm blijft.’
Aderlating
De sterkte is meteen ook de zwakte van het bedrijf. Want wat als die knowhow van de generatie van Van de Beek uitstroomt? Vavedin knikt. ‘Volgend jaar gaan er weer vijf mensen met pensioen. Dat is een uitdaging.’ De laatste schoenenfabrikant van het land zijn, maakt het om veel redenen moeilijk. Er blijven geen leveranciers voor onderdelen over. ‘Als we nieuwe naalden voor de stikmachines nodig hebben, moeten we die bestellen in Spanje of China. Het transport kost vaak meer dan de naalden zelf’, vertelt Van de Beek. Ook de opleidingen zijn verdwenen. ‘Dat is ook niet haalbaar als er geen fabrikanten meer overblijven’, zegt Vavedin. ‘In Gent en Sint-Niklaas zijn er nog scholen waar je patronen kunt leren maken en die sturen soms wel mensen voor een stage, maar die blijven hier niet hangen. Tongeren is te ver.’
Dus wordt alles aangeleerd op de werkvloer. ‘Mensen vinden is vooralsnog geen probleem. De enige eisen die we stellen is een gevoel voor schoonheid en zin voor precisie.’ Daarna start een opleidingstraject dat gemiddeld twee jaar duurt. ‘We beginnen met eenvoudige taken, zoals veters rijgen. Geleidelijk aan bouwen we op. Zolen inlijmen, bovendelen bevestigen.’ Voor een aantal cruciale handelingen, zoals frezen of doornaaien, kan het echter vijf tot tien jaar duren vooraleer iemand de techniek helemaal onder de knie heeft. ‘En ook niet iedereen is geschikt om dat aan te leren.’
‘Als we zo iemand verliezen, dan is dat echt een aderlating’, beseft hij. ‘We weten dat carrières zoals die van Jef zeldzaam worden. Mensen zijn ook minder trouw aan een werkgever. Het zal dus zaak worden daar een antwoord op te vinden.’
Van de Beek blijft voorlopig wel hangen. Officieel is hij met pensioen, maar hij blijft werken. ‘Ik voel me te goed om thuis in de zetel te zitten. Ik wil niet leven als een ‘oud peke’. En m’n vrouw zegt altijd dat ik ben getrouwd met mijn werk en niet met haar.’ Intussen doet z’n kleinzoon hier vakantiejobs. Hij kon ooit verkassen van werkgever, voor meer loon, maar hij bleef. ‘Uit liefde voor de stiel. Ik doe het gewoon graag.’
|
standbeeld voor deze mens! Iemand die inziet waar het kalf gebonden ligt.
|