Politics.be - Verwarde Vuye

In een opiniestuk in Knack zeggen Vuye en Wouters een paar heel eigenaardige dingen.

1. Het stuk verwijst enerzijds naar de bewering van Geert Bourgeois. Die stelde: 'Indien België echt een federale staat wil zijn, dan moet zijn Grondwet het aan de deelstaten overlaten om hun institutionele vormgeving te regelen'. Maar Vuye en Wouters menen dat Vlaanderen nu reeds over grondwetgevende bevoegdheid beschikt...

Dit roept de volgende vagen op. Allereerst hoe de N-VA twee beweringen verzoent:

- Die van Bourgeois (9 maart 2016), nl. dat de grondwet in 2019 voor herziening vatbaar verklaard moet worden om de deelstatelijke constitutieve autonomie uit te breiden?
- Die van Vuye-Wouters, die minder dan twee weken later schrijven dat Vlaanderen deze bevoegdheid nu al heeft?

2. Vuye en Wouters schrijven dat de andere deelstaatparlementen ook over een grondwetgevende bevoegdheid beschikken.

Anders gezegd, het parlement van het Waals gewest, de Franse gemeenschap, van de Duitstalige gemeenschap, van het Brussels gewest, het Vlaams gemeenschapscollege, het college van de Franse gemeenschap en de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie hebben ook een grondwetgevende bevoegdheid volgens Vuye en Wouters. Maar – op het parlement van de Duitstalige gemeenschap en het Waals gewest na – oefenen al die parlementen hun bevoegdheden ook uit in het Brussels gewest.

Uit die grondwetgevende bevoegdheid vloeit, zo vertellen beiden voort dat, “de Vlaamse instellingen België eenzijdig op mogen zeggen”.

Maar diezelfde beweerde grondwetgevende bevoegdheid van het Vlaams parlement botst in de logica Vuye-Wouters op die van 5 andere parlementen in het Brussels gewest!

3. Vuye en Wouters zeggen dat Vlaanderen het recht heeft om uit de Belgische federatie te stappen. In hun argumentatie refereren ze o.a. naar “het parlement van de Franse Gemeenschap dat eenzijdig de 'Fédération Wallonie-Bruxelles' in het leven geroepen”. Inderdaad is dit een ongrondwettige daad. Maar hoe kan kan men het verhaal “de anderen deden het eerst” opdisselen, indien uitgerekend de Vlaamse executieve zich “Vlaamse regering” noemde, de raad “parlement, ja het gewest en de gemeenschap en de naam “Vlaanderen” zélf ... termen die of niet in de Belgische grondwet stonden of er nog steeds niet instaan...?

4. Vuye en Wouters schrijven dat de “aanvullende samenstellingsregels” (ter regeling van de verkiezingen voor het Vlaams parlement) onderworpen zouden zijn aan een driedubbele grendel: de Belgische grondwet, de bijzondere wet en een 2/3de meerderheid in het Vlaams parlement. Maart art. 24, 2° bepaalt dat het Vlaams Parlement bij aanvullende samenstellingsregels kan bepalen. Zonder de “driedubbele grendel” waarop beide auteurs zich beroepen.

5. Zoals hoger aangestipt beriep Bourgeois zich op een volwaardig federalisme als staatsordenend principe om een eigen deelstatelijke grondwet te rechtvaardigen. Maar hoe kan dit principe tegelijk eenzijdig uitstaprecht van de deelstaten van een federatie legitimeren, hetgeen net typisch is voor een confederatie?