BWarrior |
5 januari 2020 01:34 |
Terecht dat die wallingant aan de schandpaal genageld wordt. De B.U.B. wijdde er enkele jaren geleden ook een tekst aan.
Citaat:
EEN WALLINGANTISCHE PARTICRAAT
De vroegere Belgische premier, Elio Di Rupo (PS), die op 23 november 2014 als voorzitter van de Franstalige socialistische partij werd herverkozen met een score van 93,6% (hij was de enige kandidaat), wordt door vele Belgen uit noord en zuid nog steeds aanzien als een Belgischgezind politicus die België tijdens de lange politiek-communautaire crisis van 2010 tot 2012 zogezegd “gered” heeft. De realiteit is wel heel anders.
Elio Di Rupo werd in 1951 in Italië geboren. Uit economische noodzaak emigreerden zijn ouders naar België. Aan de universiteit van Bergen in de provincie Henegouwen studeerde hij met succes chemie, hetgeen in 1978 in een doctorstitel resulteerde. Tussen 1977 en 1978 werkte hij in het Verenigd Koninkrijk. In de jaren ‘70 – de Belgische socialistische partij (BSP) was toen nog niet gesplitst – kwam hij in contact met de socialistische beweging.
Carrièrebegin in regionalistisch milieu
Het eerste luik van zijn politieke carrière speelde zich af op lokaal en op regionaal vlak. In 1982 werd hij gemeenteraadslid in Bergen. De laatste dertig jaar was de huidige premier ononderbroken in de lokale politiek actief afwisselend als schepen, gemeenteraadslid en burgemeester. Tussen 1981 en 1985 was Di Rupo kabinetsmedewerker van “Waals” minister van begroting Busquin. Die laatste was een overtuigde regionalist die al in 1983 verklaarde dat men “niet moest vrezen om over een maximale autonomie te onderhandelen, die eventueel zelfs aan de sociale zekerheid raakt” (LLB, 22 augustus 2007). Nadat in 1978 de BSP gesplitst was, ging de Franstalige PS een zeer regionalistische toer op. Vandaar ook dat in 1980 de tweede “staatshervorming” goedgekeurd werd en de gewesten en de gemeenschappen een ruime autonomie toebedeeld kregen. Het is in die context dat de politieke ontwikkeling van Di Rupo begrepen moet worden.
Politieke opgang
Vanaf 1987 kwam de carrière van Di Rupo in een stroomversnelling: hij werd achtereenvolgens lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers (1987), Europees Parlementslid (1989), Senator (1991), voorzitter van de raad van de “Franse” gemeenschap (1992) en nationaal vice-premier (1994-1999).
Naar aanleiding van de derde “staatshervorming” (1988), waarbij o.a. onderwijs, openbare werken en streekvervoer werden gesplitst, hield Di Rupo een opmerkelijke redevoering in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Di Rupo begon met zich af te vragen wat we met “dit land” gingen doen. In zijn gebruikelijke stijl riep hij vervolgens op tot zogenaamde « verantwoordelijkheidszin » (lees : toegeven aan het taalnationalisme). Vervolgens bejubelde hij de “uitdieping van de regionalisering”. Di Rupo liet ook geen misverstand verstaan over de vraag waarom die verdere regionalisering zo nodig was.
We citeren:
“…we moeten een belangrijke realiteit onder ogen durven zien, namelijk dat er geen Belgen bestaan, t.t.z. België een politieke staat is, maar geen nationaliteit. Twee gemeenschappen kennen elkaar niet of bestrijden en het gebruik van een andere taal blijkt de fundamentele oorzaak van deze situatie te zijn […] Het samengaan van ‘Vlamingen’ en ‘Walen’ werd in 1831 op kunstmatige wijze bewerkstelligd. Doorheen de tijd bleek het een heterogeen, soms explosief mengsel. Het is tevergeefs het behoud hiervan te wensen. Daarentegen zou het tot stand komen van een Belgische federatie of confederatie […] aan de verzuchtingen van de twee gemeenschappen beantwoorden. Bijgevolg is, volgens mij, het regeerakkoord, één van de laatste kansen om ons land niet op een chaotische manier op te delen”. (Parl. Handelingen, Kamer van Volksvertegenwoordigers, Buitengewone Zitting, 14 mei 1988, kol. 375-376).
Uit dit citaat blijkt dat Di Rupo niet in België geloofde en het land als een louter politieke constructie beschouwde, zonder sociologische onderbouw. De laatste zin toont bovendien duidelijk aan dat het federalisme dient om België op te delen en niet om het beter te doen werken, zoals de Belgen altijd door de particratie werd en wordt voorgehouden. Di Rupo verkoos een “ordelijke opdeling”, geen chaotisch separatisme. Dit proces kon volgens Di Rupo zelfs uitmonden in een confederatie, d.w.z. een bond van onafhankelijke staten (zie onze tekst). Deze zeer anti-Belgische interventie putte uit de “Waals”-regionalistische fraseologie.
Kortom, eind jaren 1980 was voor Di Rupo het zogenaamde “Wallonië” al het referentiekader, waaraan België in het beste geval nog nevengeschikt was.
Vijf jaar later zou de PS ook de zogezegd “definitieve” staatshervorming van 1993 goedkeuren. Op dat moment was Di Rupo vice-premier. Zijn enorm belangrijke rol in dit institutioneel drama staat buiten kijf.
Een nieuw communautair opbod
In 1999 werd Di Rupo voorzitter van de socialistische partij. Dat jaar viel samen met de beruchte resoluties van het “Vlaams” “parlement” aangaande een nieuwe en vergaande staatshervorming. Als partijleider onderhandelde Di Rupo de “vijfde staatshervorming” van 2001, die de gemeente- en provinciewet volledig, het ministerie van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking gedeeltelijk alsook landbouw grotendeels regionaliseerde.
Nadat het onderwijs van de “Franse” gemeenschap door een herfinanciering voorlopig uit de problemen was, stelde Di Rupo zich als “belgicist” op. In de nationalistische heisa omtrent de splitsing van BHV, die na 2004 groteske proporties aannam, stelde hij het heel scherp: « Elio Di Rupo herinnert er tevens aan dat de Franstaligen geen vragende partij zijn voor een nieuwe staatshervorming en dat indien ze aan zo’n discussie zouden deelnemen, de eerste eis die ze op tafel zouden leggen, de uitbreiding van het Brussels hoofdstedelijk gewest is» (persbericht PS, 26 november 2006).
Een “staatshervorming” was voor de PS volledig onbespreekbaar, ook nadat in 2007 het taalnationalistisch kartel CD&V-N-VA een relatieve verkiezingsoverwinning behaalde. Vanaf het moment dat de communautaire crisis in 2007 losbarstte, nam Di Rupo een driedubbel gezicht aan: dat van Belgisch staatsman, van verdediger van de Franstaligen en van defaitist. Wat dat laatste gezicht betreft, verklaarde hij in september 2007 in Le Soir Magazine: “We moeten nuchterheid aan de dag leggen: er zal een moment komen, zelfs al willen we dat niet, dat Vlaanderen met zijn eigen vleugels zal willen vliegen”. Het Vlaams Belang feliciteerde hem toen voor deze uitspraak. Maar op 19 november 2007 liep Di Rupo wel mee in de grote mars voor de eenheid van België, die in de straten van Brussel zo’n 50.000 Belgen op de been bracht.
Begin 2008 overhandigde informateur Guy Verhofstadt (VLD) een nota aan de Koning voor (weeral) een nieuwe staatshervorming. De nota was in feite een voorafspiegeling van de zesde “staatshervorming” van 2011, maar ging op een aantal vlakken nog verder. Ze voorzag in een splitsing van de werkloosheidsuitkeringen, het brugpensioen, het tijdskrediet, een rol voor de gewesten in de CAO’s, de splitsing van het wetenschapsbeleid, de opleiding van magistraten, een deel van de vennootschapsbelasting enz..
Anderzijds werden minimale herfederaliseringen zoals ontwikkelingssamenwerking en een federale kieskring in het vooruitzicht gesteld.
De reactie van Di Rupo was als volgt: “deze nota bevestigt voor ons, Franstaligen, dat het noodzakelijk is de ogen te openen wanneer zelfs een gematigde zoals Guy Verhofstadt ideeën voor de toekomst uit die erg doordrenkt zijn van Nederlandstalige eisen” (Le Soir, 9 januari 2008).
En hij besloot dat het land weliswaar gestabiliseerd moest worden, maar dan wel op een redelijke manier. Later, in 2011 heeft Di Rupo wel zelf grote delen van die nota in het kader van de zesde staatshervorming gerealiseerd.
Naar de crisis van 2010-2011
Achteraf bezien zijn de jaren 2008 en 2009 nog relatief rustig op communautair vlak. Pas wanneer OPEN VLD in april 2010 de regering liet vallen, raakte België in een totale politieke impasse verzeild. Toen de twee “grote” verkiezingsoverwinnaars De Wever (N-VA) en Di Rupo elkaar voor het eerst ontmoetten, verklaarde laatstgenoemde meteen dat hij er enkel op uit was om de belangen van de Franstaligen in het zogenaamde “Wallonië”, Brussel en de rand te verdedigen. Tot verbazing van zelfs de N-VA legde hij de regionalisering van de hele justitie op tafel. De sfeer was aanvankelijk erg goed. Di Rupo verklaarde dat het “zwaartepunt” van de Belgische staat naar de deelstaten moest verschuiven.
Op 12 augustus 2010 meldde La Libre Belgique dat “zowat alle bevoegdheidsdomeinen” door de staatshervorming geraakt zouden worden. Maar voornamelijk omdat de N-VA de eis tot een nieuwe financieringswet op tafel legde, verzandden de gesprekken. Verscheidene kopstukken van de PS kondigden in september 2010 het einde van België aan. Op 18 oktober 2010 werd de beruchte “nota-De Wever” aan de Koning overhandigd. Di Rupo schoot die tekst nog dezelfde dag af, maar op 19 oktober verklaarde Paul Magnette – als goede loopjongen van Di Rupo – dat de nota van De Wever voor 90% met die van Di Rupo overeenstemde.
N-VA en PS: één strijd
Wat De Wever en de PS voor ogen stond, was nog veel vergaander dan de laatste “staatshervorming” van 2011. Zij eisten ondermeer een ceremoniële monarchie, een vergaande splitsing van de arbeidsmarkt gekoppeld aan een totale fiscale autonomie, de volledige splitsing van justitie, de totale splitsing van het ministerie van buitenlandse handel, van ontwikkelingssamenwerking, het kadaster, de delen van het burgerlijk wetboek m.b.t. onroerende goederen, het hele mobiliteits- en verkeersveiligheidsbeleid, de splitsing van de belangrijkste bevoegdheden van het ministerie van binnenlandse zaken: de brandweer, de civiele bescherming, het veiligheids- en preventiebeleid. Sterker nog, de gewesten zouden een eigen Rekenhof kunnen oprichten en een totale grondwetgevende autonomie verkrijgen. Maar een blijvende onenigheid tussen de PS en de N-VA over de financieringswet en het Brussels gewest (lees de belangen van de Franstalige Belgen) heeft ervoor gezorgd dat deze voorstellen niet werden uitgevoerd. Nochtans speelde de eenheid van België voor de PS al lang geen rol meer. N-VA wilde 20 miljard euro fiscale autonomie voor de gewesten en gemeenschappen. Om louter financiële en regionalistische redenen wou de PS aanvankelijk maar 7 miljard euro. In december 2010 kondigde Di Rupo aan dit bedrag tot 14 miljard te willen verhogen (40% van de reële belastingsinkomsten; de nota Vande Lanotte ging tot méér dan 15 miljard euro). Uiteindelijk zou het bedrag “slechts” 25% van de reële inkomsten bedragen.
Pseudo-Belgischgezinde
Na nog een jaar onderhandelingen, verklaarde Di Rupo dat er over 95% van de bevoegdheden een overeenkomst was. Het ging dus niet meer over de bevoegdheden zelf (lees: niet meer om België), maar enkel nog om geld en de positie van het Brussels gewest. De tweetalige kieskring BHV werd definitief opgegeven.
De weinige min of meer positieve punten uit de formateursnota van Di Rupo – werden, zeer gewillig, door de toekomstige premier (onder druk van CD&V) geschrapt. Diezelfde Di Rupo had zelfs niet het gezag (of meer precies: de wil) om de meest ingrijpende en anti-Belgische hervorming van het bicameralisme sinds 1830, die enkel de kleine partij Groen wou, tegen te houden. Sterker nog, hij liet de goedkeuring van gemengde internationale verdragen door de Senaat uit het akkoord halen.
Di Rupo kan dat uitleggen als noodzakelijke toegevingen om “het land te redden”, maar gelet op zijn wallingantische achtergrond is dat zeer ongeloofwaardig. Zijn doel was alleen om via het behoud van de “federale” solidariteit op vlak van de sociale zekerheid (behoudens de kinderbijslagen en 15% van de gezondheidszorgen dan wel) zijn politiek hachje en de suprematie van de PS in Zuid-België te redden.
Overigens is de B.U.B. nog niet het grenzeloos cynisme vergeten waarmee Di Rupo het Koningshuis aanviel, nl. door wijlen Koningin Fabiola bij de oprichting van het Fonds Pereos te bekritiseren alsook Prins Laurent n.a.v. een burgerlijk proces waarbij hij verkeerdelijk betrokken was (zie onze tekst), door het weren van de prinsen uit de Senaat en, tenslotte, door op 5 juli 2013 (Koning Albert II had amper zijn troonsafstand aangekondigd) geniepig aan te kondigen dat de rol van de Koning bij de verklaring tot grondwetsherziening van 2014 “herbekeken kon worden”.
Ondertussen is deze wallingantische separatist gelukkig geen eerste minister van België meer, ook al speelt hij als partijvoorzitter van de PS nog een belangrijke rol in de Belgische politiek (voor zover men die nog ‘Belgisch’ kan noemen).
Elio Di Rupo is geen rolmodel voor een nieuw en modern België. Hij is het toonbeeld van een particraat, die amper de grootste staal van ons land spreekt en die zijn onterecht “belgicistisch” aureool misbruikt om België steeds verder af te breken zogezegd om het te redden. Di Rupo heeft België op twee jaar tijd meer schade berokkend dan de N-VA en het VB samen op 35 jaar. Hij heeft samen met zijn “agressieve en arrogante partij”, de PS (terechte uitspraak van UCL-politoloog Vincent Laborderie in Le Vif, 21-27 november 2014, p. 28) alsook de rest van de particratie België en het Belgisch volk verloochend.
|
|