De schoofzak |
13 januari 2020 17:02 |
Uit DS van vandaag:
Citaat:
Beleidsmakers focussen te vaak op klimaatmaatregelen die geen gram CO2 uitsparen. Elf Leuvense professoren scheiden het kaf van het koren.
Schijnbaar logische maatregelen helpen geen zier voor het klimaat .
Van onze redacteurs Dries De Smet, Pascal Sertyn
BrusselHoe kan België een duurzaam energie- en klimaat¬beleid voeren? Op die vraag geven elf Leuvense professoren, samengebracht door de interdisciplinaire KU Leuven-denktank Meta¬forum, antwoord in een rapport dat morgen voorgesteld wordt. ‘Het is géén klimaatplan. Daarvoor zijn honderden manjaren nodig’, zegt Stef Proost, professor economie en coördinator van de werkgroep met academici uit de energie-ingenieurswetenschappen, een geoloog, een bioloog en een ¬filosoof. Maar de academici helpen zo wel een aantal hardnekkige ¬misverstanden de wereld uit.
1 Lig niet wakker van korteafstandsvluchten
Of u nu met de hogesnelheidstrein of met het vliegtuig naar Madrid gaat: voor de CO2-uitstoot maakt dat geen zier uit. Beide vervoersmiddelen stoten CO2 uit: de trein doordat niet alle opgewekte elektriciteit CO2-vrij is, en het vliegtuig door het verbranden van kerosine. Voor beide valt de CO2-uitstoot onder de Europese emissiehandel. Die bepaalt, met behulp van uitstootrechten, hoeveel CO2-uitstoot er gezamenlijk mag zijn in Europa. Wat het ene bedrijf niet uitstoot, mag een andere uitstoten – als hij ervoor betaalt. Dat geldt dus ook voor de vlucht: als iemand minder uitstoot omdat hij niet vliegt, kan de luchtvaartmaatschappij de rechten verkopen aan een ander bedrijf dat dan de CO2-uitstoot kan doen. Waardoor de CO2-besparing nul is.
‘De hele discussie of Zuhal ¬Demir het lijnvliegtuig of de trein moet nemen? Laat ons toch eens volwassen worden. Voor de CO2-uitstoot komt dat juist op hetzelfde neer’, zegt Proost.
Paradoxaal genoeg loont het niet om de verguisde korte-afstandsvluchten te ontraden, maar wel lange-afstandsvluchten
Vluchten buiten Europa zitten niet in het systeem voor emissiehandel. Daarom is elke vlucht die daar niet plaatsvindt wél een netto¬vermindering van de CO2-uitstoot. Paradoxaal genoeg loont het dus niet om de verguisde korteafstandsvluchten te ontraden, maar wel langeafstandsvluchten.
2 Bouw windmolens aan Nederlandse kust
Wanneer we in België in 2050 onze elektriciteitsvoorziening volledig willen decarboniseren, moeten we kunnen rekenen op vijf- tot zevenmaal onze huidige hernieuwbare elektriciteitsproductie. ‘Met zonnepanelen en windmolens langs de autosnelwegen gaan we er niet geraken’, zegt Proost. Bovendien hoeft die hernieuwbare energie niet in België gebouwd te worden. ‘Het is heel slecht begrepen, maar Europa heeft van in het begin gezegd dat de investeringen ook in een ander land mogen gebeuren. Zelfs als die stroom nooit naar België komt.’
Door per se te willen dat de hernieuwbare productie op het eigen grondgebied plaatsvindt, moeten we veel te hoge subsidies inzetten. Nochtans kan het in het buitenland goedkoper, bijvoorbeeld omdat een zonnepaneel in Spanje meer opbrengt. De meest realistische piste is om windmolens op zee te zetten. Gezien onze kust klein is, moeten we hiervoor naar de Nederlandse Noordzee kijken, stelt Proost.
3 Schrijf kerncentrales nog niet af
De academici spreken zich niet uit voor kernenergie, maar opperen dat een verlenging van de twee jongste centrales met twintig jaar te overwegen valt. Dat is waarschijnlijk goedkoper dan gascentrales bouwen, en staat ook de uitbouw van hernieuwbare energie niet in de weg. Door de iets lagere elektriciteitsprijs maakt het investeringen in hernieuwbare energie een beetje minder interessant. Maar Proost stipt aan dat ook die markt vooral Europees is, en dat 2 gigawatt (de capaciteit van de twee centrales) weinig uitmaakt op Europees niveau.
Een nadeel is het bijkomende nucleaire afval, al is dat extra afval volgens de auteurs geen ‘onoverkomelijk probleem’. Bijkomstig voordeel: als de nucleaire kennis in ons land blijft, is het makkelijker om over enkele decennia over te stappen op nieuwere, kleinere kerncentrales die ook hoogradioactief afval kunnen verwerken.
4 Geef de warmtepomp een eerlijke kans
Verwarming van gebouwen is vandaag goed voor 13 procent van onze CO2-uitstoot. Om klimaatneutraal te worden in 2050, moeten we af van aardgas en stookolie. Bijvoorbeeld door in te zetten op warmtepompen. ‘Maar de concurrentie tussen warmtepomp en olie en gas is heel slecht georganiseerd’, zegt Proost. ‘De behandeling van warmtepompten is unfair, doordat er veel grotere heffingen zijn op elektriciteit dan op aardgas en olie. Dat moet beter verdeeld worden, maar ligt politiek gevoelig.’
Door over te schakelen op warmtepompen realiseren we een reductie van de CO2-uitstoot bovenop het emissiehandelsysteem, want stookolie en aardgas vallen daar momenteel niet onder.
5 Subsidieer geen elektrische auto’s
Automobielfederatie Febiac pleit ervoor om elektrische bedrijfswagens fiscaal nog aantrekkelijker te maken, om de vergroening te versnellen. Maar daar zijn de auteurs niet voor te vinden. De autoconstructeurs hebben immers doelstellingen op Europees niveau om de totale uitstoot van hun nieuw verkochte wagens te verminderen. Als België ambitieuzer is, dan laat het constructeurs toe in andere landen minder elektrische auto’s verkopen. Bijgevolg is het klimaateffect nul. Uiteraard is er wel de winst voor de lokale luchtkwaliteit.
Ook een betere ruimtelijke ordening of openbaar vervoer kunnen helpen, maar het is een dure manier om CO2 te besparen. Ze zijn wel nuttig voor filebestrijding en luchtverontreiniging.
6 Investeer in technologieën waar anderen van profiteren
Een slimme manier om CO2 te reduceren, is investeren in technologieën waar minder klimaat¬bewuste landen van kunnen meeprofiteren. Europa zal binnenkort nog maar verantwoordelijk zijn voor 10 procent van de wereldwijde uitstoot. Proost geeft het voorbeeld van het zuiniger maken van auto’s op fossiele brandstoffen. ‘De hele wereld volgt, wat een gigantische CO2-reductie teweegbrengt, terwijl elektrisch rijden misschien nooit doorbreekt in de rest van de wereld. Hetzelfde geldt voor het goedkoper maken van bijvoorbeeld windmolens.’
7 Leg uw boontjes niet te week op waterstof
Productie van groene waterstof is duur. Daarom stellen de auteurs dat het enkel te verkiezen is in toepassingen waar elektriciteit niet of moeilijk rechtstreeks kan worden ingezet. Voorbeelden daarvan zijn industriële processen, en langeafstandstransport per schip of vliegtuig.
Voor auto’s of als verwarming is waterstof minder geschikt, omdat zowel warmtepompen als elektrische auto’s efficiënter zijn.
|
|