Oorspronkelijk geplaatst door De Standaard
Turkse olifant in Europeseporseleinkast
Europese staats- en regeringsleiders beslissen op 17 december wanneer de onderhandelingen over de toetreding van Turkije tot de EU beginnen. Maar Turkije hoort niet thuis in Europa, vindt Valéry Giscard d'Estaing. Het land is gewoon te groot.
De mogelijke toetreding van Turkije tot de Europese Unie lokt heftige debatten uit, waarin een brede waaier van argumenten aan bod komt. Op 26 oktober zei Jacques Chirac in Berlijn: ,,Ik hoop oprecht dat dit proces, dat tien tot vijftien jaar kan duren, met een toetreding kan afgesloten worden''. Toch spreekt in een peiling 64 procent van de Fransen zich uit tegen het Turkse lidmaatschap.
Turkije past niet
Laten we proberen het debat redelijk te houden. Wat is de eerlijkste en de beste manier om de verhoudingen tussen Turkije en de EU in de volgende decennia te organiseren?
In de eerste plaats zijn er de beloften die Turkije al heeft gekregen. Die verbintenissen zijn aangegaan in de jaren '60, toen de vraag was of Turkije mocht toetreden tot de Gemeenschappelijke Markt, een zuiver economische organisatie. Ze zijn nagekomen toen de EU in 1995 een akkoord voor een douane-unie tussen Turkije en de EU ondertekende.
Daarnaast worden de tegenstanders er vaak van beschuldigd dat zij om religieuze redenen een Turkse toetreding willen beletten. Op dat punt moeten we categoriek zijn: godsdienst is geen argument om het verzoek van de Turken te aanvaarden of af te wijzen.
Zou een Turkse toetreding tot de EU voorkomen dat het land naar moslimfundamentalisme afglijdt? Niemand weet het. De intensiteit van de religieuze overtuiging hangt af van interne factoren maar ook van de solidariteitsgevoelens met de islamitische buurlanden. Misschien zou een samenwerking met die buren voor de Turken natuurlijker zijn dan een herziening van hun wetgeving om het verre Brussel zijn zin te geven.
Is Turkije trouwens een Europese staat, in de woorden van het Verdrag van de Europese Unie en het ontwerp van de Europese grondwet? Volgens de wereldatlas van National Geographic ligt Turkije in Azië. De kleine Europese enclave van het land vertegenwoordigt slechts vijf procent van het grondgebied en acht procent van de bevolking. Turkije heeft een heel korte grens met zijn twee Europese buren, Griekenland en Bulgarije. Het heeft een heel lange grens met Syrië en Irak, de landen van het Midden-Oosten die ooit deel uitmaakten van het Ottomaanse Rijk, en een grens met Iran en Armenië.
De Turkse bevolking - 73 miljoen mensen - is op de Duitse na de grootste van Europa. Volgens de demografische voorspellingen van de Verenigde Naties, zal Turkije over twintig jaar met 89 miljoen inwoners, in termen van bevolking, de grootste staat van de EU zijn. Het inkomen per hoofd bedraagt de helft van het gemiddelde van de tien nieuwste leden en slechts een vijfde van dat van de vijftien andere. De structuur van de Turkse economie is weliswaar beduidend verbeterd maar blijft ver onder de Europese norm. De landbouw is goed voor veertien procent van het bruto binnenlands product.
De huidige onzekerheid en het scepticisme over het Europese project zijn te wijten aan een gebrek aan duidelijkheid. De geleidelijke uitbreiding heeft het onbehagen doen toenemen. De Europeanen moeten hun identiteit versterken. Er kan geen 'Europees patriottisme' groeien wanneer Europese burgers niet beseffen dat zij deel uitmaken van dezelfde eenheid.
De Europese Conventie heeft geprobeerd om de grondslagen van die eenheid scherper te definiëren: de culturele inbreng van het oude Griekenland en Rome, de alomtegenwoordige Europese religieuze erfenis, het creatieve enthousiasme van de Renaissance, de filosofie van de Verlichting, de bijdragen van het rationele wetenschappelijke denken. Turkije heeft geen enkele van die grondslagen met Europa gemeen. Dat is niet pejoratief bedoeld. Turkije heeft zijn eigen geschiedenis en zijn eigen cultuur ontwikkeld, en die verdienen respect. Maar de grondslagen van de Europese identiteit, die zo vitaal zijn voor de huidige samenhang van de EU, liggen elders.
Een Turkse toetreding kan ook een kettingreactie teweegbrengen. Marokko zou wel eens in de verleiding kunnen komen om het Turkse voorbeeld te volgen. En dat kan een permanent uitbreidingsproces veroorzaken dat de werking van het Europese systeem zou destabiliseren en zijn oorspronkelijke bestaansreden zou opheffen.
Turkije legt trouwens zoveel gewicht in de schaal in termen van omvang en bevolking dat het de belangrijkste besluitvormer in de Europese Unie zou worden. Dat kan een al kwetsbare en voor andere doeleinden ontworpen structuur uit evenwicht brengen. Grondwetten zijn geen verzamelformules waar we zomaar de namen van nieuwkomers aan kunnen toevoegen. De nog te ratificeren Europese grondwet is niet berekend op een land met de omvang van Turkije.
Constructief partnership
Het meest verrassende is de manier waarop de Europese leiders zich tot een simplistische keuze hebben laten verleiden: ofwel instemmen met onderhandelingen over toetreding, ofwel de deur dichtslaan. Als Europa geen andere oplossing kan bedenken dan ofwel zijn partners toelaten, ofwel ze tegen zich in het harnas jagen, dan is de Unie gedoemd om in een regionale versie van de Verenigde Naties te vervallen, een forum te worden voor ontmoetingen, dialoog en specifieke samenwerkingsprojecten. Ze zal dan geen identiteit en geen gezamenlijke wil hebben. Ze zal geen rol van betekenis kunnen spelen. De wereld zal zonder Europa evolueren.
De onderhandelingen met Turkije mogen zich daarom niet toespitsen op toetreding, maar moeten onderzoeken welke banden de EU met haar grootste buurlanden kan smeden. Artikel 57 van de voorgestelde grondwet zou de EU de mogelijkheid geven om bevoorrechte partnerakkoorden af te sluiten met haar buren. Volgende maand zou de ministerraad moeten beslissen om onderhandelingen te beginnen over een gemeenschappelijke zone van economische welvaart en over vaste structuren voor politieke samenwerking. Op die manier zouden we een goede relatie tussen Turkije en de EU tot stand kunnen brengen.
Een dergelijke constructieve, realistische houding zou vooruitgang mogelijk maken. Ze zou ingaan op de verwachtingen van Turkije, zonder de broze constructie aan te tasten van een Europa dat zich nog niet heeft aangepast aan de institutionele en budgettaire gevolgen van zijn jongste uitbreiding. Frankrijk zou dit voorstel actief moeten steunen om tot een unanieme beslissing te komen.
Wij zijn de jongste tijd veel bezig geweest met Turkije. Wordt het geen tijd om ons meer bezig te houden met Europa?
(De Standaard 29/11/2004)
|