Ik zal hieronder het ACV plan (waaronder ASB) iets uitgebreider wergeven:
Citaat:
De fundamenten verstevigen!
Wij willen niet, zoals in sommige landen, het aantal gerechtigden verminderd zien of de uitkeringsduur beperkt. Wij willen ook niet dat de wettelijke SZ verglijdt naar een basisregeling. Wij willen daarentegen dat de sociale uitkeringen welvaartsvast worden en de welvaartsevolutie mee volgen.
De SZ moet dus niet in een kleiner gebouw gaan wonen, nee, de fundamenten van het SZ-gebouw moeten verstevigd worden. Die versterking moet nu gebeuren, nog voor het aantal gerechtigden door de vergrijzing zal toenemen.
Hoe? Wij willen de zaken omkeren. Niet meer: weinig werk, omwille van hoge lasten op arbeid en lage op andere inkomens. Wel: meer werk, dankzij minder lasten op arbeid en meer op andere inkomens.

DRIETRAPSRAKET
Minder lasten op arbeid – daar is de laatste jaren mee begonnen: - de belastinghervorming 2002–2006 verlaagt de fiscale druk met 4,2 miljard euro
- de RSZ-verlagingen zijn intussen ook al goed voor 4,4 miljard euro in 2004 (3,9 in 2003).
De twee andere punten komen echter niet uit de verf: - De werkgelegenheid volgt niet. Die 4,2 miljard euro minder belasting zou volgens het Planbureau maar goed zijn voor 0,8% meer groei en 24.000 meer jobs in 2007. (Dat is 173.525 euro ofte 7 miljoen BEF voor één job!). En over de tewerkstellingseffecten van de RSZ-verlagingen blijft het kibbelen: hoeveel jobs? hoeveel verlaging voor één job? De schattingen gaan van 70.000 euro tot 20.000 euro per job. In elk geval veel lastenverlaging voor één job.
- De andere inkomens worden ook niet aangesproken. De belastinghervorming verlaagt wel de belasting op arbeid maar verhoogt ze niet op andere inkomens (het is eigenlijk geen hervorming). En de andere (‘alternatieve’) 6,25 miljarden die in 2004 naar de SZ gaan komen van de BTW-opbrengsten. En de BTW is niet direct de meest progressieve belasting: grote en kleine inkomens betalen evenveel. En BTW is alvast niet een belasting die bijvoorbeeld financiële inkomens treft.
Bovendien worden de RSZ-verlagingen niet volledig gecompenseerd door die alternatieve financiering. Tussen 1999 en 2004 zijn er voor ruim 2,5 miljard euro (103 miljard BEF) bijdrageverlagingen bijgekomen, daarvan is niet eens de helft (1,2 miljard euro of 49 miljard BEF) bijgepast.
Slotsom de drietrapsraket (minder arbeidslast, meer bijdrage andere inkomens, meer werk) is nog niet in een baan om de economie geraakt. Dat moet beter kunnen. Met een betere raket. Een ACV-raket naar meer werk – betere SZ – juistere fiscaliteit.
TWEE VLEUGELS

Onze vertrekbasis is de SZ. Die wordt best opgedeeld in twee vleugels: - In de eerste vleugel zitten de vervangingsinkomens, de uitkeringen die een loon vervangen (pensioen, werkloosheid, ziekte-invaliditeit, arbeidsongeval en beroepsziekte). Die blijven best per socio-professionele categorie (werknemers, ambtenaren, zelfstandigen) geregeld omdat ze ook beroepsrisico’s zijn. Die blijven dan ook bij voorkeur gefinancierd met bijdragen op loon. En met staatstussenkomst voor prestaties van zuivere solidariteit.
- In de tweede vleugel komen de kostendekkende prestaties (gezondheidszorg, kinderbijslag): die worden best één regeling voor de hele bevolking (ziekteverzekering) en voor alle kinderen (kinderbijslag). En die worden dan ook liefst niet meer betaald op arbeidsinkomens alleen.
Waarom? - In principe hebben kinderbijslag en gezondheidszorg niks te maken met de beroepssituatie. Ieder kind geeft recht op kinderbijslag en iedere persoon verdient gezondheidszorg op gelijke voet. Het maakt niet uit of de ouders dan wel de zieken behoren tot het gezin van een werknemer, ambtenaar, zelfstandige of leefloner is. Opvoeding van kinderen en uitgaven voor gezondheid zijn kosten en lasten van iedereen. Het is enkel historisch te verklaren dat de financiering ervan ten laste is van arbeid en ondernemingen: kinderbijslag bijvoorbeeld is begonnen via werkgeverskassen.
- Ook in feite worden kinderbijslag en ziekteverzekering gelijk voor de hele bevolking, als straks (in 2006) zelfstandigen ook hun kleine gezondheidsrisico’s terugbetaald zien en ook dezelfde kinderbijslag krijgen voor hun eerste kind.
- Recht op kinderbijslag voor elk kind, toegang tot gezondheidszorg voor elke burger zou overigens ook doeltreffend zijn voor armoedebestrijding. Nu blijft een kleine minderheid toch nog in de kou: wegens administratieve redenen, of omdat ze toch niet ‘in orde’ zijn.
De evolutie naar één regeling is dus een goeie zaak. Het is dan ook logisch dat zo’n zelfde regeling voor iedereen ook door iedereen op dezelfde manier meebetaald wordt. Bijvoorbeeld met een algemene sociale bijdrage (ASB).
ÉÉN [size=5]ASB[/size]
Wat is een ASB?
Een ASB is een bijdrage op alle inkomens, en wel op alle werkelijke bruto-inkomens: - bruto-lonen
- bruto-beroepsinkomsten van zelfstandigen (vóór aftrek van persoonlijke bedrijfskosten)
- bruto-SZ uitkeringen en kinderbijslagen
- roerende inkomens en spaar- en beleggingsinkomsten
- bruto-huurinkomens of geïndexeerd kadastraal inkomen (behalve de eigen woonst)
- divers inkomen (bijv. onderhoudsgeld)
- ondernemingswinsten, met inbegrip van investeringsaftrekken, vrijgestelde dividenden, vroegere verliezen en afschrijvingen.
Sommige inkomens kunnen, desgewenst, erbuiten gelaten worden. Geheel of gedeeltelijk (bijv. een eerste schijf niet).
De bijdrage zelf is normalerwijze proportioneel (één percentage), maar kan natuurlijk ook progressief (stijgend met het inkomen) gemaakt worden.
Dit voorstel van een ASB doet geen afbreuk aan onze eis van een vermogensbelasting. Een vermogensbelasting is in onze geest niet in de eerste plaats bedoeld voor de financiering van de SZ, en is daarvoor wellicht ook niet de beste formule, omdat een vermogensbelasting niet noodzakelijk zeker of stabiel zal zijn qua opbrengst. Een ASB is alvast zekerder qua opbrengst, omdat die een brede heffingsbasis heeft. En een ASB is ook een beetje een vermogensbelasting, omdat ze ook geheven zal worden op inkomsten uit vermogen.
Belangrijk is ook dat we met een ASB op alle werkelijke bruto-inkomens de kennis van inkomens en vermogens kunnen verbeteren en het terrein klaar spitten voor een juistere belastingheffing in het algemeen.

Wat kan een ASB doen?
Zelfs zonder betere kennis van inkomens en vermogens kan door een ASB de last op arbeid wel degelijk verschoven worden naar ondernemingswinsten en naar andere inkomens (als beroepsinkomsten zelfstandigen, financiële inkomsten, en ook hogere sociale uitkeringen, bijv. pensioenen).
Zo blijkt uit een rekenoefening van het Planbureau op basis van de gekende inkomens over het jaar 2000, waarbij geen bijdrage moest betaald worden op de eerste 10.000 euro per gezin.
Als in 2000 een ASB was ingevoerd, zou die toen geheven zijn op in totaal 120 miljard euro aan inkomens (dat is de helft van het BBP in 2000). Die brede bijdragebasis bestond toen voor 56,4% uit beroeps- en vervangingsinkomens, voor 3% uit onroerend en divers inkomen, voor 8,8% uit roerend gezinsinkomen en voor de resterende 31,7% uit ondernemingsinkomen. Ongeveer 40% van de bijdragebasis zou dus gevormd worden door ondernemingen en financiële inkomens. Nog 60% zou komen van arbeidsinkomens, i.p.v. 100% bij bijdragen op loon.
Een ASB doet dus alle inkomens (zoals ze gekend zijn) meebetalen, en naar draagkracht meebetalen.
Wat willen wij met een ASB?
Wij willen dat een ASB geleidelijk de financiering overneemt van kinderbijslag en ziekteverzekering voor de gehele bevolking.
Wij willen daartoe dat een ASB ingevoerd wordt ter vervanging, in de plaats van bestaande bijdragen op arbeid: - In de eerste plaats ter vervanging van de bijzondere SZ-bijdrage vanaf 18.750 euro (750.000 BEF) en van de solidariteitsinhouding op pensioenen. Dat zijn de enige twee heffingen uit de jaren 90 die ook de paarse regeringen tot nu toe hebben laten bestaan. Misschien wel omdat ze enkel betaald worden door werknemers en door gepensioneerde ambtenaren en werknemers. De drie crisisopcentiemen, te betalen door iedereen, zijn wel afgeschaft.
- Daarna ter vervanging van de loonmatigingsbijdrage. Dat zijn de drie indexsprongen van de jaren tachtig, die technisch beschouwd worden als werkgeversbijdrage maar die wel ingeleverd zijn door de werknemers.
- Tenslotte ter vervanging van gewone RSZ-bijdragen, voor zover nog nodig is om kinderbijslag en/of ziekteverzekering te financieren.
VIER MARIBELLEN
De arbeidskost zou daardoor worden verlaagd. Die verlaging willen wij zien gaan naar meer jobs:
 - in de industrie: via een industriële Maribel
- in de diensten: via een tertiaire Maribel
- in de openbare sector: via een publieke Maribel
- in de non profitsector: door een versterkte sociale Maribel.
Waarom een ‘Maribel’?
In de non profitsectoren moeten de RSZ-verlagingen nu al verplicht en gecontroleerd omgezet worden in meer jobs. Het zal niet op dezelfde manier kunnen gebeuren in industrie en diensten. Maar ook daar moeten tussen werkgevers en vakbonden concrete afspraken kunnen gemaakt worden over de bestemming van arbeidskostverlaging: voor meer werk, voor behoud van werk, voor minder afvloeiingen. Overal moeten afspraken komen over minder RSZ voor meer jobs. Laat honderd Maribellen bloeien.
Maribellen kunnen zijn: - behoud van industriële werkgelegenheid
- herplaatsing van met ontslag bedreigde werknemers
- aanwerving van jongeren in deeltijdse leerplicht of in alternerend leren-werken
- algemene werktijdverkorting
- vierdagenweek, met of zonder werktijdverkorting
- tijdkrediet voor alle werknemers
- meer vorming en bijscholing
DRIE MUSKETIERS
Alle goeie dingen bestaan uit drie, wordt gezegd.
Ook ons voorstel: - herschikking van de SZ in twee vleugels: arbeidsgebonden uitkeringen per beroepscategorie / niet-arbeidsgebonden prestaties voor de hele bevolking
- kinderbijslag en ziekteverzekering voor iedereen door een algemene sociale bijdrage van iedereen i.p.v. door bijdragen op arbeid
- bestemming van die arbeidskostverlaging voor meer werk.
Zoals de drie musketiers met vier waren, heeft ook ons voorstel drie kanten met vier gunstige gevolgen: - meer werkgelegenheid
- meer rechtvaardige fiscaliteit: dankzij de ASB op alle (bruto-)inkomens
- stevigere SZ ook voor de komende ‘grijze’ tijden: dankzij meer tewerkstelling en een bredere financieringsbasis (ASB)
- juistere inkomensverdeling: meer nettoloon (vervanging van RSZ-heffingen door ASB) en meer financiële mogelijkheden voor betere uitkeringen (dankzij een verstevigde SZ).

|
|