[SIZE=4]
Mag het iets trager?[/SIZE]

[SIZE=1]Hans Van Themsche schoor zich deels kaal en werd na zijn arrestatie door het gerecht meteen als een skinhead bestempeld.[/SIZE]
[SIZE=1]© Marien Ludo[/SIZE]
De al te snelle en gebrekkige communicatie van het gerecht in de zaak-Van Themsche was bijzonder pijnlijk, vindt Peter Van Aelst. ,,Begrijpelijk, maar ook lichtzinnig. Het gerecht dreigt zijn imago van betrouwbaarheid te verliezen.''
HET zijn woelige tijden. Kort na de moord op Joe Van Holsbeeck ging er vorige week een nieuwe emotionele schokgolf door ons land. De racistische moorden tergen de verbeelding en laten weinig mensen onberoerd. Na zulke dramatische gebeurtenissen hebben mensen verschillende noden. Eén daarvan is heldere en correcte informatie over wat er zich precies heeft afgespeeld. Dat is een taak die in de eerste plaats het gerecht toekomt. Over de politieke verantwoordelijkheid kunnen politici discussiëren, maar over de feiten dient het gerecht uitspraken te doen. De al te snelle en bijgevolg onzorgvuldige manier waarop dat gebeurde na de racistische moorden door Hans Van Themsche roept vragen en bedenkingen op.
Laten we even dieper ingaan op de communicatie door het Antwerpse parket in de zaak-Van Themsche. In een van hun eerste mededelingen, de dag van de feiten, werd bekendgemaakt dat hij de ,,uiterlijke tekenen van een skinhead vertoonde". Toen later bleek dat de dader kort daarvoor nog lang haar had en allerminst als een skinhead door het leven ging, werd dat bericht genuanceerd. Van het etiket skinhead was men niet langer zeker. De volgende dag werd er gesproken over een ,,zelfverklaarde skinhead''. De communicatie leidde eerder tot verwarring dan duidelijkheid. De dader labellen als een skinhead is nochtans niet onbelangrijk. Het plaatst hem onmiddellijk in de extreem racistische, openlijk gewelddadige hoek. Niet occasioneel, maar als levensstijl. De (white-power) skinheads dwepen met Hitler en het neonazisme. Een beweging waarvan Filip Dewinter zich gelijk distantieerde Het is geen toeval dat hij in de dagen na de moord sprak over de ,,skinhead-slachtoffers".
Had het gerecht er niet beter aan gedaan de term skinhead niet te gebruiken in zijn communicatie?
Het lijkt erop dat men ook bij het gerecht deze dwaling wou rechtzetten, of minstens nuanceren. Daags na de moorden verklaarde het parket ,,dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de dader in een racistische en/of gewelddadige omgeving werd opgevoed". Los van het feit of dit klopt, is dat een opmerkelijke uitspraak. Hoe snel kan zoiets onderzocht worden? Hoeveel interviews met de ouders, familie, leerkrachten en vrienden werden er uitgevoerd om tot deze vaststelling te komen? Ik ken de familie van de dader niet en voel me allerminst geroepen om hen te veroordelen. Maar dit daags na de feiten uitsluiten lijkt me evenmin kies. Dat vader en tante Vlaams Blokkers van het eerste uur zijn, is geen garantie voor een racistische opvoeding, maar toch het onderzoeken waard. Was de communicatie van het gerecht foutief? Nee, maar wel voorbarig en onvolledig. Het ging niet om blunders, maar eerder om kleine dwalingen die in gevoelige dossiers zoals deze pijnlijk kunnen zijn. Het zijn echter geen geïsoleerde voorvallen. Er zijn nog voorbeelden te geven uit andere recente dossiers. Zo bleken in de zaak van Holsbeeck de daders geen Noord-Afrikanen, zoals eerder verklaard, maar Polen te zijn.
In het verleden beging het gerecht minder vergissingen in zijn communicatie. De reden daarvoor is simpel. Er was vaak geen communicatie en wie zwijgt, kan moeilijk iets verkeerd zeggen. In het pre-Dutroux tijdperk waren woordvoerders voor gerechtelijke instanties schaars. Af en toe werd al eens iemand bereid gevonden het woord te voeren, soms ook niet. Van mediatraining was geen sprake, laat staan in gerechtelijke kringen. Historisch zijn de beelden van Procureur-generaal Liekendael die het op een lopen zette toen enkele journalisten haar een vraag wilde stellen. Het leek wel of ze nog nooit een microfoon had gezien.
Sindsdien is er van communicatie werk gemaakt. Een goede zaak voor het gerecht en voor het publiek. Met een meer open communicatie lijkt het gerecht zijn ivoren-torenimago te willen afschudden. Het nieuwe gerechtsgebouw in Antwerpen werd niet per toeval in glas opgetrokken. Maar het groeiproces verloopt moeizaam. De gegeven voorbeelden bewijzen dat.
Het is begrijpelijk dat het gerecht snel wil communiceren. Zeker als de media zich op een zaak storten, neemt de druk om informatie te verspreiden exponentieel toe. Als het gerecht talmt of karig is met informatie, gaan de journalisten immers zelf op onderzoek uit, of erger nog: er wordt gelekt. Bij momenten lijkt het wel of het gerechtelijke apparaat één groot vergiet is. Om hijgerige journalisten en loslippige medewerkers voor te zijn, kiest men bij het gerecht steeds vaker voor de vlucht vooruit. Nogmaals begrijpelijk, maar ook lichtzinnig. Het gerecht dreigt immers zijn imago van correctheid te verliezen. De gewonnen openheid kan zoiets niet compenseren. Het gerecht moet een baken van betrouwbaarheid te zijn, zeker op een moment dat de gemoederen gespannen zijn en de mediahype zich op gang trekt.
Het is de taak van journalisten om vragen te stellen, om het gerecht op te jagen. Het is de taak van het gerecht om het hoofd koel te houden en de feiten te geven. In kranten lopen informatie en interpretatie wel eens door elkaar. Dat is soms storend, maar niet problematisch. Maar als bij het gerecht de feiten en interpretatie van die feiten worden vermengd, dan is dat gevaarlijk.
Dit is een pleidooi voor meer voorzichtige en meer professionele communicatie, het is geen pleidooi om de klok terug te draaien.
Peter van Aelst
(De auteur is communicatiewetenschapper aan de Universiteit Antwerpen.)