Leterme heeft gelijk
Vele Franstaligen in de Rand stemden voor de etnische lijst Union Francofone. Waarmee ze politiek afglijden tot het niveau van Tutsi's versus Hutu's
Bart De Wever
over etnische lijsten bij de Brusselse gemeenteraadsverkiezingen
Entre le fort et le faible c'est la liberté qui opprime et la loi qui libère. Het is een evidentie die de Franstalige Canadezen in Québec goed voor ogen houden. Ze beschermen er hun culturele identiteit tegen het Angelsaksische overwicht met zeer strenge taalwetgeving die strikt wordt toegepast. Lange tijd was dat ook de logica van de Vlaamse Beweging. De taalvrijheid van het België van 1830 was immers de vrijheid van de elite om nooit Nederlands te moeten gebruiken. Met het cijnskiesrecht was de democratie trouwens tot deze elite beperkt. Het zou bijna 140 jaar duren vooraleer de volkstaal in Vlaanderen wettelijk verankerd werd als taal van bestuur en onderwijs. Het enige alternatief, een veralgemeende tweetaligheid van heel België, werd door de Franstaligen van de hand gewezen. Het idee om Nederlands te moeten spreken was onoverkomelijk. Zelfs het feit dat men dat in Vlaanderen zelf wou, vond men een aantasting van de Franstalige rechten. "Ils nous ont pris la Flandre", schreef Jules Destrée in 1912 in zijn beroemde brief aan de koning. Op dat moment had de Vlaamse Beweging met veel moeite en grote onvolkomenheden de bestuurlijke tweetaligheid van Vlaanderen bereikt. Het werd bekeken als de overwinning van de achterlijkheid op het universalisme. Deze cultureel imperialistische attitude raakten de Franstaligen nooit kwijt, ook niet na de economische neergang van Wallonië. Zeker niet in Brussel, waar men na veertig jaar nog altijd niet klaar is om de taalwetgeving toe te passen. Bekeerlingen zijn nu eenmaal de fanatiekste gelovers. De gewone bevolking in Brussel, het gebied binnen de huidige Kleine Ring, was in 1830 nog zo goed als volledig Nederlandstalig. Daarna veranderde een klassieke language shift in drie generaties Jan in Jean en Maria in Marie. Niet met de soldatenlaars, zoals in Frankrijk de boeren tot Fransen werden geschopt, maar met sociologische druk keerde het taalbeeld van Brussel volledig om. Achtereenvolgens werden Laken, Haren, Neder-Over-Heembeek, Elsene, Sint-Gillis, Sint-Joost-ten-Node, Etterbeek, Schaarbeek, Sint-Jans-Molenbeek, Anderlecht, Vorst, Watermaal-Bosvoorde, Ukkel, Sint-Lambrechts-Woluwe, Sint-Pieters-Woluwe, Koekelberg, Jette, Sint-Agatha-Berchem, Evere en Ganshoren door Brussel opgeslokt om dezelfde culturele genocide te ondergaan. De vastlegging van de taalgrens in 1963 kwam net op tijd om de territoriale aansluiting van Brussel bij Wallonië te verhinderen. De sociaal-economische opgang van Vlaanderen stopte sindsdien ook de language shift in Brussel zelf. De evolutie van de mobiliteit, de urbanistische verloedering van de hoofdstad en de toevloed van migranten, dreven de Franstalige Brusselaars echter tegelijk in grote drommen richting Vlaams-Brabant. Het idee om daar (opnieuw) Nederlands te gaan spreken, lijkt voor velen van hen op zijn zachtst gezegd moeilijk verteerbaar. Anders dan de honderdduizenden arme Vlamingen die in de negentiende eeuw naar Wallonië uitweken of dan de Vlamingen die vandaag een relatief goedkoop lapje grond zoeken in Waals-Brabant, oordelen zij dat de streek zich moet aanpassen aan hen en niet omgekeerd. Dat de taalwetgeving dat in de weg staat, zien ze als een aantasting van hun mensenrechten, die ze tot bij de Verenigde Naties gaan aanklagen. Bij de eerste rechtstreekse verkiezing van het Vlaams Parlement, waarbij de kieskring Halle-Vilvoorde niet vasthangt aan Brussel, stemden vele Franstaligen in de Rand dan maar voor de etnische lijst Union Francofone. Waarmee ze politiek afglijden tot het niveau van Tutsi's versus Hutu's. De Vlaamse vraag om het kiesarrondissement ook federaal te splitsen -niet meer dan een aanpassing aan de grondwettelijke logica- versterkte nog deze tendens. In oktober zullen er bij de gemeenteraadsverkiezingen meer etnische lijsten zijn dan ooit. En na de volgende federale verkiezingen moet Brussel opnieuw kunnen uitbreiden, zingen de Franstalige partijen in koor. Di Rupo droomt zelfs weer hardop van de aansluiting bij Wallonië. Dat veel Vlamingen dat ongeïnteresseerd ondergaan of zelfs actief sympathiseren met Franstaligen die iedere Vlaamse reflex afdoen als een uiting van racisme, doet me denken aan een historisch citaat van wijlen Hugo Schiltz: "Dit is mijn volk, ik heb er geen ander".
Bart De Wever is voorzitter van de N-VA. Voor 'De gedachte' schrijft hij om de twee weken een opiniestuk.
De Morgen, pagina 12, 692 woorden
© Uitgeverij De Morgen NV