Oorspronkelijk geplaatst door verzet.org
[...]
Zodra de Duitsers vertrokken waren, kwamen de mensen naar buiten om te feesten maar ook de jarenlange opgekropte haat kwam eruit. Vermits er nagenoeg niemand overbleef om de orde te handhaven, zelfs vele mensen die er de laatste dagen en weken plotseling allemaal zich lid van het verzet noemden, schuimden de straten en de huizen af op zoek naar zwarten op wie ze hun woede konden botvieren.
Ze beukten de deuren van de collabo's in, sloegen alles kort en klein. Ze gooiden de meubelen en boeken door de vensters op straat en staken alles in brand, maar ook veel werd gewoon gestolen. Vrouwen die thuis achtergebleven waren werden dikwijls zwaar aangepakt. Als ze 'geluk' hadden, moesten ze enkel het gekende 'ritueel' ondergaan: kaalgeschoren worden en beklad met hakenkruizen. Na die ene dag zouden ze verder met gerust gelaten worden en verder een normaal leven kunnen leiden. Maar elders waren echte sadisten aan het werk.
Zo werd de leidster van de Dietse Meisjesscharen van Zoutleeuw kaalgeschoren en daarna werd haar met hete pek hakenkruizen op haar hoofd gebrand. Van ellende heeft ze later zelfmoord gepleegd. In Bree werd bij een 15-jarig DM-meisje bij haar aanhouding de borsten doorboord met gloeiende priemen en werd ze acht keer verkracht. Haar vader die in bedwang werd gehouden met een machinegeweer, moest machteloos toezien.
Bij sommige DM-meisjes werden brandende sigaretten uitgedrukt op hun borsten of naalden onder hun nagels gestoken. Een zwangere vrouw werd op een tafel vastgebonden en met een matrak afgeranseld tot ze stierf. Een andere acht maanden zwangere vrouw werd door dronken verzetsleden mishandeld, verkracht en aan zwarte Amerikaanse soldaten afgeleverd. Ze overleed later in het ziekenhuis. De lijst van mensonterende vernederingen en martelingen is eindeloos.
In de gevangenissen en in de haastig opgerichte kampen gingen de mishandelingen verder. De gevangenen moesten uren met de armen in de hoogte staan, gaan liggen in een doodskist die dan werd dichtgenageld. Sommige gevangenen werden verplicht elkaar tot bloedens toe te slaan. Mannen werden verplicht hun eigen uitwerpselen op te eten, zich voort te bewegen als dieren, te blaffen en te wateren in houding zoals honden.
Vrouwelijke gevangenen, dikwijls meisjes van 17 of 18 jaar oud, kregen het hard te verduren. Tepels werden met sigaretten verbrand en allerlei voorwerpen, zoals geweerlopen, werden in het geslachtsdeel gestoken. Een ander meisje kreeg een prop in de mond, werd met geweld op een bed neergeduwd en verkracht, terwijl drie andere 'verzetsleden' haar benen en armen vasthielden.
De verkrachting werd daarna nog eens door drie anderen overgedaan. In Hasselt werden twee meisjes onder bedreiging van machinegeweren aan Amerikaanse soldaten 'aangeboden'. Eén meisje werd door negen en het andere door elf Amerikaanse soldaten verkracht.
Ook berucht was het interneringskamp in de Wollestraat in Gent waar op zeker ogenblik 4.500 mannen en 1.500 vrouwen zaten opgesloten. Op het middenplein stond een hondenhok waar een SS'r in lag. Om het kwartier moest hij blaffen en water uit het bakje oplikken, net als een hond. Ook in de kampen van Lokeren en Beverlo ging het er nagenoeg hetzelfde aan toe.
[...]
Martha Clement, die verpleegster was geweest bij de DRK (Duitse Rode Kruis), werd zwaar aangepakt toen ze voor verhoor bij de krijgsauditeur moest. Ze werd tussen twee hagen van vier, vijf rijen uitzinnige mensen gestuurd die gewapend waren met messen, stokken, ijzeren staven en emmers pek en die sloegen waar ze haar maar raken konden. Aan het einde van de haag had Clement geen kleren meer aan haar lichaam, haar hoofdhaar was afgesneden, rug en armen met hakenkruizen beklad. Vervolgens werd zij naakt op haar rug en dan omgekeerd op haar buik en borsten een paar keer door een grintweg getrokken. Eens binnen werden brandende sigaretten op haar armen uitgeduwd en werd op dezelfde wijze een hakenkruis op haar linkerborst ingebrand. Tenslotte werden potten inkt over haar hoofd uitgegoten.
[...]
In vergelijking met de bestraffing van het activisme is de afrekening met de collaborateurs na de tweede Duitse bezetting veel ingrijpender. Tegen meer dan 400.000 personen werd een onderzoek gevoerd naar daden van collaboratie. Het leidt tot meer dan 57.000 strafrechtzaken en bijna 56.000 veroordelingen. Voor ongeveer 2.900 veroordeelden is de doodstraf het verdict en 242 sterven effectief voor een executiepeloton.
In feite is het werkelijke cijfer 237 want er waren ook 5 buitenlanders bij zoals bv de kampcommandant van Breendonk, Sturmbannführer Philip Schmitt die in 1950 werd terechtgesteld. Van de 237 terechtgestelde collaborateurs waren er 115 Nederlandstaligen (=48%) en 122 Franstaligen.
Bij de Vlamingen waren de bekendste geëxcuteerde collaborateurs Dr. August Borms (12 april 1946 in Elsene), Irma Laplasse (30 mei 1945 in Brugge), Leo Vindevogel (25 september 1945 in Gent), Karel De Feyter, Stefan Laureys, Theo Brouns en Marcel Engelen. Dom Modest Van Assche werd aangehouden op beschuldiging van verraad van twee broeders en stierf tijdens zijn gevangenschap in het Sint Jans Hospitaal te Brugge op 30 oktober 1945. Onder de terechtgestelde collaborateurs bevonden zich ook elf kampbeulen van Breendonk die na een geruchtmakend proces tussen 16 en 17 april 1947 in het openbaar werden gefusilleerd.
Ongeveer 20 tot maximaal 100 mensen stierven tijdens de 'straatrepressie' van september 1944 en mei 1945. Ongeveer 1.100 echte of vermeende collaborateurs werden door leden van het Verzet tijdens de oorlogsjaren omgebracht. En naar schatting 4.500 collaborateurs (3.000 Vlamingen en 1.500 Franstaligen) sneuvelden of werden als vermist opgegeven aan het Oostfront. Meer dan duizend collaborateurs konden aan hun vervolging ontsnappen door naar het buitenland te vluchten, vooral dan naar Zuid-Amerika.
De anderen krijgen een gevangenisstraf van diverse lengte, meer dan de helft een correctionele straf van minder dan 5 jaar. Dankzij een gratiebeleid gericht op strafvermindering zitten in 1950 nog maar ca. 2500 veroordeelde collaborateurs vast. Daarnaast verliezen zo’n 40.000 Belgen hun burgerlijke rechten (o.m. stemrecht), terwijl ze vaak ook economisch en sociaal worden gemarginaliseerd door boetes en ontslagen.
Honderdduizenden Belgen zijn zo op de één of de andere manier voorwerp van de naoorlogse zuiveringen, Franstaligen zowel als Vlamingen. Deze repressie is niet anti-Vlaams in de zin dat ze Nederlandstaligen vaker en harder treft. Wel worden relatief veel Vlaamsgezinden getroffen, enerzijds omdat een belangrijk deel van de Vlaamse Beweging collaboreerde, anderzijds omdat de omvang van de zuiveringen en de sfeer waarin ze verliepen tot ontsporingen leidt, waardoor sommigen ten onrechte het stigma van de collaboratie moeten dragen.
[...]
|