Tantist |
15 februari 2004 03:29 |
Letland: ver weg en zeer dichtbij
Peter De Roover - 28-1-04
Letland is bekend – en volgens sommigen berucht – voor de taalpolitiek die er gevoerd wordt. Eén van de architecten ervan was in Brussel en Doorbraak was er bij om op zoek te gaan naar verschillen en gelijkenissen.
Ina Druviete is hoogleraar sociolinguistiek, lid van de Saeima (Lets parlement) voor de grootste regeringspartij en van de Raad van Europa. Ze is een van de architecten van de Letse taalwetgeving, die de naam heeft heel strikt te zijn. Op uitnodiging van de Brusselse N-VA-afdeling kwam ze de Letse situatie hier uit de doeken doen. ‘Dat Letland een strengere taalwetgeving hanteert dan bijvoorbeeld Litouwen is logisch, want onze zuiderburen vormen een meerderheid van meer dan 80% in eigen land en zijn dus veel minder bedreigd’, opent Druviete.
Ze maakt een duidelijk onderscheid tussen nationale minderheden, die een degelijke bescherming genieten in Letland, en taalminderheden. De meegereisde Janis Valdmanis, directeur van het Lets Taalinstituut, beklemtoonde het verschil tussen immigranten met een andere taal en taalminderheden, die historisch op het grondgebied wonen.
Integratiepolitiek
‘Voor de taalgroepen mikken wij op een integratiepolitiek’, gaat Druviete verder. ‘Lets is de enige staatstaal. Na de aanhechting van Letland bij Rusland in 1940 wijzigde de demografische situatie drastisch. Moskou voerde een politiek van russificatie en de ingeweken Russen hadden nooit het gevoel naar een ander land te verhuizen, maar naar een ‘Russische’ provincie. Het Russisch kreeg de status van dominante taal. Zonder kennis van die taal kwam men nergens. Kennis van het Lets was niet noodzakelijk. Daarom dringt zich nu een sociale mentaliteitswijziging op. Vele Letten schakelen nog over op het Russisch als er één of enkele Russisch-sprekenden aanwezig zijn. Dat is zelfs nog zo in de kindertuin.’
In Brussel klinkt dat verhaal heel bekend. Het verschijnsel dat daardoor de motivatie voor veel Russen om Lets te leren wegvalt, kennen we in de rand ook. Valdmanis beklemtoont dat mensen heel pragmatisch zijn wat taal betreft. ‘De sociaal-economische motivatie is heel belangrijk. Om economische redenen schakelen mensen desnoods wel over op een meer dominante taal’.
TAALTEST
‘Wie Lets burger wil worden moet eerst in een taaltest lukken. Anders blijven ze “niet-burgers van Letland”.’ In Europa wordt die regeling sterk bekritiseerd. ‘Europa begrijpt te weinig dat wij uit een koloniale situatie komen’, ondervindt Valdmanis. De Letten staan tegenover de zesde taal in de wereld, met 200 miljoen moedertaalsprekers.
Beide Letten hebben angst dat inmenging vanuit Europa stokken in de wielen kan steken van de succesrijke taalpolitiek die het land voert. De huidige regering is zeer gevoelig voor het Letse taalvraagstuk en doet veel inspanningen om de eigen situatie te verduidelijken voor de argwanende buitenwereld. Zo staat de Letse taalwetgeving volledig in het Engels op het internet.
Daarom is ook de Letse regering erg terughoudend om het Europese minderhedenverdrag te ratificeren. De twee Letten zoeken in Vlaanderen bondgenoten om weerwerk te bieden. ‘Individuele taalrechten zijn heel belangrijk’, vindt het Letse parlementslid. ‘Maar de klemtoon ligt uitsluitend daarop in Europa. Wij willen het belang van de collectieve taalrechten naar voor schuiven. Het recht op een eigen, onbedreigd taalgebied.’
De taalpolitiek beperkt zich tot de overheidssector. Wie ambtenaar wil worden, moet in een taaltest lukken. In 1999 werd onder Europese druk de wetgeving voor de privé-sector afgeschaft. Werknemers kunnen Letse vertalingen eisen, maar er is geen verplichting meer. De meeste bedrijven gebruiken het Russisch en zijn trouwens in Russische handen. Desnoods kiezen ze Engels om het Lets te vermijden. Omdat alle contacten met de overheid in het Lets verlopen, hebben ze wel allemaal de nodige vertalers in huis.
De Letten kiezen eerder voor overheidsfuncties. Wanneer we verwijzen naar ons decreet dat verplicht om in arbeidsverhoudingen de taal van de werknemer te gebruiken, reageren de Letten jaloers. Ze merken op dat hun vakbonden dat probleem nooit op tafel gooien. Letland en Vlaanderen liggen duidelijk niet ver uit elkaar.
[code:1:7613653915]Alfabetisch
“De Baltische staten liggen alfabetisch van noord naar zuid”, hou ik m’n leerlingen in de aardrijkskundeles voor. Letland zit dus geprangd tussen Estland en Litouwen. Van 1918 tot 1940 was Letland een onafhankelijke staat. In 1991 werd het terug opgericht na 51 jaar Russische kolonisatie. Op een oppervlakte van ongeveer twee keer België wonen 2,3 miljoen Letten, waarvan zowat 1,4 miljoen met het Lets als moedertaal. Taalkundig vormen ze met de Litouwers de Baltische taalgroep in de indo-europese familie. Hoewel beide talen verwant zijn, kunnen ze elkaar niet begrijpen. Ze verhouden zich zoals het Spaans met het Italiaans. Met de Esten hebben ze dan weer de protestantse achtergrond gemeen. De Esten spreken echter een fins-oegrische taal, die totaal afwijkt. De hoofdstad Riga telt slechts 40% mensen met het Lets als moedertaal. In Letland woont de kleinste taalminderheid van Europa. Er zouden nog 20 Livischtaligen zijn. In 1940 was 82% van de inwoners Let en 10% Rus. In 1991 was dat gewijzigd naar resp. 52% en 34%. Na de hernieuwde onafhankelijkheid daalde het aantal Russen weer tot 29%. [/code:1:7613653915]
|