abi |
28 september 2007 22:15 |
Marokkanen vluchten naar België ’Jij moet mijn verhaal opschrijven!’
Zie hier wat ons Abi vandaag in de Nederlandse pers tegenkwam.
Citaat:
Het Nederland van Rita was Achmed te veel
Sommige Nederlandse Marokkanen verhuizen naar België. Waarom, vroeg publicist Asis Aynan zich af. Hij belde een vriend en ging een dagje ‘undercover’ in de Brusselse wijk Sint-Gilles.
Als je in de Brusselse wijk Sint-Gilles over straat loopt, hoor je Tamazight (Berbers), Tamghrabest (Marokkaans-Arabisch-Berbers), Portugees en Pools. Al deze groepen leven naast elkaar. Ze hebben hun eigen winkeltjes en cafés. Opmerkelijk is dat de Marokkanen ook vaak Nederlands praten met een Haags of Mokums accent. Vanwege een mislukt avontuur hebben ze hun pijlen op België gericht, in de hoop de legaliteit te bereiken. De regels bij onze zuiderburen zijn immers niet zo streng als die bij ons.
Dit hoorde ik van een jongeman die ik op het besnijdenisfeest van mijn neefje had ontmoet. Hij had Nederland onlangs ingeruild voor Brussel, vertelde hij me toen. ‘Het leven is daar een stuk goedkoper.’ Ook wist hij te vertellen dat er sowieso veel Nederlanders in Brussel wonen, legaal of illegaal. Jaarlijks vertrekken er ongeveer 5.000 Nederlanders naar België, tweehonderd van hen zijn van Marokkaanse afkomst. Onbekend is hoeveel illegale Marokkanen uit Nederland de wijk nemen naar België.
Mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Ik moest aan Brahim denken, die tegenwoordig ook in Brussel woont. Een jongen zonder verblijfsvergunning, die ik een tijdje onderdak had verleend toen ik in een groot antikraakpand in Haarlem woonde. Ik besloot hem op te zoeken.
Brahim woont in Sint-Gilles boven een telefoonwinkel waar het winkelend publiek de hipste gsm’s bekijkt, maar uiteindelijk beltegoed koopt. Verkoper Achmed scheldt de beltegoedkopers steevast uit wanneer ze de winkel verlaten. Ik vroeg Brahim of hij voor een paar dagen een onderkomen voor mij had. Ik had problemen en moest er even uit. Meer niet, gewoon problemen. Hij vroeg niet verder. Brahim is een gemakkelijk prater. Hij zou ondertussen wel flink wat vrienden hebben gemaakt, verwachtte ik. Zo kon ik mijn nieuwsgierigheid bevredigen.
In België zijn de regels niet zo streng als in Nederland. Bij een huwelijk van iemand die legaal in Nederland is met iemand van buiten Europa, moet je minstens 1400 euro bruto per maand verdienen. Bovendien moet je een vast contract hebben.
Bij onze zuiderburen bestaan dergelijke regels niet. Dit heeft een aantrekkingskracht op iedereen die zich legaal wil vestigen in Fort Europa. De illegalen hopen dat in Sint-Gilles de poort naar een normaal leven zich voor hen zal openen
.
Vanzelfsprekend kan ik bij Brahim verblijven, en ik moet hem niet meer van die domme vragen stellen. Ik slaap in de werkkamer van de mobieltjesopknapper Bader, die is er toch nooit voor elven ’s morgens. Vroeg in de morgen kom ik aan in de hoofdstraat van Sint-Gilles, waar veel oude en vuile, maar ruime huizen staan. In een ervan woont Brahim. Ik probeer hem op zijn mobiel te bereiken, maar die staat uit. Omdat ik zijn thuisnummer niet weet, besluit ik koffie te drinken in een café.
Brahim heeft een paar jaar in Nederland doorgebracht, maar dat was geen succes. Het lukte niet papieren te regelen. Wat hij ook probeerde, niemand wilde met hem trouwen. Hij wilde veel geld betalen voor een schijnhuwelijk, maar kreeg het niet voor elkaar. En een leuk meisje om écht mee in het huwelijksbootje te stappen zat er ook niet in. Hij vertrok verbitterd naar het zuiden.
Achmed, die in de telefoonwinkel werkt en woont, is, net als Brahim, nog maar net in Sint-Gilles. Hij woonde eerst in Utrecht en is naar eigen zeggen in het bezit van een Nederlands verblijfsdocument. De reden van zijn vertrek? Hij heeft ruzie gekregen met zijn schoonouders en vond het Nederland van Verdonk beklemmend, zegt hij zelf. Volgens mij heeft Achmed geen papieren en is hij om heel andere redenen vertrokken. Het is een mooie, sterke jongen met kleding van de laatste trend. Hij laat zich niet zo snel verjagen, schat ik in. Het verbaast me dat hij als verkoper werkt, want hij is een nerveus type. Maar aangezien hij Arabisch, Berbers, Engels, Frans, Nederlands en Spaans spreekt, kan hij zo’n beetje iedereen in de winkel te woord staan. En dat is wel handig in een wijk met zo’n diverse samenstelling.
Ook de technicus Bader heeft een paar jaar in Nederland gewoond, bij zijn broer in Rotterdam. Sinds kort woont hij bij een andere broer in Brussel. Het is een leuke, grappige jongen, die niet op kan houden met praten over zijn dromen, plannen en alle illegale programma’s die hij op zijn usb-stick heeft staan. Bader moet door de week om negen uur ’s morgens beginnen met het repareren van kapotte telefoons. Maar hij kan maar moeilijk zijn bed uitkomen vanwege zijn alcoholgebruik. Bader zegt dat hij te veel van biertjes houdt om er van af te blijven. Ik ben bang dat er geen sprake is van liefde en dat het bier Bader in zijn greep heeft.
Gelukkig belt Brahim mij terug en haalt hij me op uit het café. We lopen door de telefoonwinkel om bij het woongedeelte te komen. Achmed zit te schelden. ‘Let maar niet op hem’, zegt Brahim. Boven wijst hij mij een klein en muf kamertje dat vol staat met gereedschap, accessoires en telefoons die uit elkaar zijn gehaald.
’s Middags ga ik wat eten in een Marokkaanse snackbar zoals er zoveel zijn in Sint-Gilles. Typische gerechten die in Tanger en Marrakesh te koop zijn als swa (stukjes vlees op een spies), tsa (lever) en isekraz(schinkel voor de couscous) zijn hier verkrijgbaar. Ik bestel in het Berbers wat friet met swa en een pot nanna(muntthee) en ga naar de film in het plaatselijke filmhuis. Daarna zie ik dat ik een sms’je van Brahim heb. Of ik kom eten? Ik zit nog vol van de portie van vanmiddag, maar wil beleefd blijven en ga terug naar de winkel. Daar eten we met z’n vieren tajinein de kelder van de winkel. De jongens hebben heel veel lol met elkaar, ondanks hun benarde positie. De illegalen van Sint-Gilles hebben blijkbaar alleen contact met illegalen.
Laten we wat gaan drinken, stel ik voor. Ze nemen mij mee naar een café waarvan de eigenaar van Marokkaanse afkomst is. Ik bestel bier voor Brahim en Bader. Achmed wil koffie, want hij drinkt geen alcohol: hij is een praktiserende moslim. Wel is hij zo stoned als een garnaal, maar dat mag van de islam, zegt hij met knalrode ogen, waarna hij een lange giechel uit zijn mond liet komen. De drank wordt geserveerd door Abdellatif, ook weer een ex-Nederlander zonder papieren. Hij strompelde eerder die dag kreunend van de pijn de telefoonwinkel binnen. Zijn ring en wijsvinger waren opgezwollen en zijn knokkels blauwzwart. In het ziekenhuis zou later blijken dat ze gebroken waren. Hij was in elkaar geramd. Toen ik hem vroeg wat er gebeurd was, wilde hij dat niet zeggen.
Na flink wat biertjes en jointjes voor Achmed, vraagt Brahim: ‘Ga je over me schrijven?’ De jongens weten niet dat ik schrijf, en ik weet niet wat te zeggen. Ik krijg het warm. Ze zullen mij ongetwijfeld als een indringer zien, die ongevraagd hun verhalen wil gaan gebruiken. Ik zeg dat ik op vakantie ben en geen zin heb om te schrijven. Abdellatif wijst met zijn twee vingers in verband mijn kant op: ‘Jij moet mijn verhaal opschrijven!’ Volgens hem kan ik een heel boek vullen met zijn avonturen. Dat hele rotland zou het niet droog houden! Achmed zet weer zijn giechel in en roept: ‘Mijn levensverhaal is een stuk spannender!’ Ook Brahim en Bader dringen nu aan dat ik hun leven op papier moet zetten. Ik ben blij met deze wending. ‘Ooit zal ik dat doen’, beloof ik, en bestel nog een rondje
|
bron de pers.nl
|