Wiley E Coyote |
18 november 2007 17:41 |
In de gemeenteraad van Drogenbos trachtte het UF een motie te stemen om gewone gemeenteraadsleden Frans te laten spreken. [Gelukkig tradt de burgemeester hier wel tegen op].
Het UF gebruikte hiervoor als argument het arrest nr. 26/98 van 10 maart 1998 van het Arbitragehof. Wat zever is, ik heb juist het arrest eens gelezen en hier staat nergens in dat gemeenteraadsleden uit faciliteitengemeenten Frans mogen spreken.
Het ging immers om een prejudiciële vraag of burgemeesters en schepenen van faciliteitengemeenten zich mogen bedienen van een andre taal dan het Nederlands en het antwoord van het Hof was een duidelijk NEEN.
Aangezien de vraag de burgemeesters en schepenen betrof behandelde het Hof zelf de gemeenteraadsleden niet en beperkte zij zich zuiver tot het beantwoorden van de haar voorgelegde vraag. Hieruit kan geen recht worden gehaald.
Lees hierna maar de argumenten van het Hof:
Citaat:
Ten gronde
B.3.1. Artikel 23 van de bij koninklijk besluit van 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het
gebruik van de talen in bestuurszaken bepaalt :
« Iedere plaatselijke dienst die gevestigd is in de gemeenten Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem, gebruikt uitsluitend de Nederlandse taal in zijn binnendiensten, in zijn betrekkingen met de diensten waaronder hij ressorteert en zijn betrekkingen met diensten uit het Nederlandse taalgebied en die uit Brussel-Hoofdstad. »
B.3.2. In de interpretatie van het verwijzende rechtscollege volgt uit artikel 23 van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken dat de burgemeester en de andere leden van het college van burgemeester en schepenen van een gemeente bedoeld in die bepaling uitsluitend het Nederlands dienen te gebruiken bij het inleiden of het toelichten van een agendapunt van de gemeenteraadszitting en bij het beantwoorden van interventies van
gemeenteraadsleden. Doen zij zulks niet, dan stellen zij zich bloot aan tuchtsancties als bedoeld in artikel 57 van de gecoördineerde wetten en kan de nietigheid van de daaropvolgende gemeenteraadsbeslissingen met toepassing van artikel 58 van dezelfde wetten worden vastgesteld, indien die inleidingen, toelichtingen of beantwoordingen van interventies kunnen worden vermoed die beslissingen inhoudelijk te hebben beïnvloed.
B.3.3. Volgens de gemeente Linkebeek zouden aldus de Franstalige kiezers van de randgemeenten gediscrimineerd worden, niet alleen ten opzichte van de Franstalige kiezers van het Franse taalgebied of van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, maar ook ten opzichte van de Nederlandstalige kiezers van diezelfde gemeenten. De laatstgenoemde kiezers zouden wel een democratisch toezicht kunnen uitoefenen op het optreden van hun verkozenen. Ook zouden de Franstalige verkozenen zelf een discriminerende behandeling ondergaan ten opzichte van de Franstalige verkozenen van het Franse taalgebied of van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en ten opzichte van de Nederlandstalige verkozenen van diezelfde gemeenten, in zoverre hun wordt verboden zich uit te drukken in een taal die hun kiezers begrijpen.
B.3.4. Allereerst zij opgemerkt dat de verplichting om in de randgemeenten tijdens de gemeenteraadszittingen de taal van het taalgebied te gebruiken uitsluitend geldt voor de burgemeester en de andere leden van het college van burgemeester en schepenen en dus niet voor de andere leden van de gemeenteraad. De bezwaren van de gemeente Linkebeek missen derhalve feitelijke grondslag in zoverre zij betrekking hebben op Franstalige gemeenteraadsleden die noch burgemeester, noch schepen zijn.
B.3.5.1. Vervolgens moet worden opgemerkt dat de verplichting voor de burgemeesters en de schepenen om het Nederlands te gebruiken in de gemeenteraden van de in artikel 23 van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken bedoelde gemeenten, geldt ongeacht of betrokkenen als Nederlandstaligen of Franstaligen zouden kunnen worden aangemerkt. Die bepaling stelt derhalve geen verschil in behandeling in, doch past op alle betrokkenen dezelfde regels toe.
B.3.5.2. De kritiek van de gemeente Linkebeek moet echter zo worden begrepen dat de betrokken bepaling ten onrechte geen onderscheiden behandeling voorbehoudt naargelang de betrokkenen als Nederlandstalig of Franstalig kunnen worden beschouwd, nu het om randgemeenten gaat waarin ten behoeve van Franstaligen zogenaamde faciliteiten gelden zoals bedoeld in de artikelen 24 tot 31 van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken.
B.4.1. Hoewel de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken ten behoeve van Franstalige inwoners in de randgemeenten in een bijzondere regeling voorzien die hen toestaat hun betrekkingen met de plaatselijke diensten in het Frans te voeren en die aan die diensten de verplichting opleggen om in bepaalde in die wetten nader omschreven omstandigheden het Frans te gebruiken, doet die regeling geen afbreuk aan het principieel eentalig karakter van het Nederlandse taalgebied, waartoe die gemeenten behoren. Zulks impliceert dat de taal die er in bestuurszaken moet worden gebruikt in beginsel het Nederlands is en dat bepalingen die het gebruik van een andere taal toestaan niet tot gevolg mogen hebben dat afbreuk wordt gedaan aan de door artikel 4 van de Grondwet gewaarborgde voorrang van het Nederlands.
B.4.2. Ten aanzien van de beweerde discriminatie ten aanzien van de mandatarissen is het niet
onredelijk dat de wetgever, gelet op het eentalig karakter van het betrokken taalgebied en de gewaarborgde voorrang van het Nederlands, aan de burgemeesters en de schepenen van dergelijke gemeenten niet de mogelijkheid biedt zich tijdens de gemeenteraadszittingen te bedienen van een andere taal dan het Nederlands wanneer zij een agendapunt van de gemeenteraadszitting inleiden of toelichten of antwoorden op interventies van gemeenteraadsleden.
B.4.3. Wat de beweerde discriminatie betreft ten aanzien van de Franstalige kiezers of inwoners van de betrokken gemeenten dient te worden opgemerkt dat de betrokken regeling meebrengt dat zij die het Nederlands onvoldoende begrijpen, de besprekingen in de gemeenteraad inderdaad moeilijk zullen kunnen volgen. Maar, in tegenstelling tot wat de gemeente Linkebeek voorhoudt, belet de betrokken bepaling evenwel geen enkele kiezer democratisch toezicht uit te oefenen op de verkozenen.
B.4.4. Volgens de gemeente Linkebeek zou de betrokken regeling ook op discriminatoire wijze afbreuk doen aan artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en aan artikel 27 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
B.4.5. Artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bepaalt :
« De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich om met redelijke tussenpozen vrije, geheime verkiezingen te houden onder voorwaarden welke de vrije meningsuiting van het volk bij het kiezen van de wetgevende macht waarborgen. »
Die bepaling waarborgt het recht om te kiezen of te worden verkozen, maar slechts bij de verkiezing van vergaderingen die een wetgevende bevoegdheid uitoefenen ten aanzien van de kiezers of kandidaten die zich op bedoeld artikel 3 beroepen. Nu de gemeenteraden niet een dergelijke bevoegdheid hebben, is vermelde verdragsbepaling er niet op van toepassing.
B.4.6. Artikel 27 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten bepaalt :
« In Staten waar zich etnische, godsdienstige of linguïstische minderheden bevinden, mag aan personen die tot die minderheden behoren niet het recht worden ontzegd, in gemeenschap met de andere leden van hun groep, hun eigen cultuur te beleven, hun eigen godsdienst te belijden en in de praktijk toe te passen, of zich van hun eigen taal te bedienen. »
Die bepaling heeft geen betrekking op het taalgebruik door administratieve overheden. De grief mist grondslag in zoverre zij mede steunt op die verdragsbepaling.
Om die redenen,
het Hof
zegt voor recht :
Artikel 23 van de bij koninklijk besluit van 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de interpretatie dat het de burgemeester of een ander lid van het college van burgemeester en schepenen van een in die bepaling beoogde gemeente verbiedt een agendapunt van de gemeenteraadszitting in te leiden of toe te lichten in een andere taal dan het Nederlands of in een dergelijke taal te antwoorden op interventies van gemeenteraadsleden.
|
|