Zeventwintigste deel van het bewijs.
De mens moet verklaard worden door een hoger wezen: God.*
Maar God moet dan op zijn beurt ook weer verklaard worden door een nog hoger wezen, dus een nog hogere God.
Enzovoort tot in het oneindige.
Dit wordt geopenbaard in mijn atoomtheorie.
God is een oneindige reeks steeds hogere goden.
Waarbij de mens de lagere god is.
*Uit het lagere zoals in het systeem van Hegel laat de mens zich niet goed volledig verklaren, dus uit de synthese van logica en de natuur te beginnen met Niets.
Ook niet uit het gelijkwaardige als de eindigheid van de mens uit de oneindigheid van God.
Het moet ten leste uit het hogere komen.
|