Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Piero
Wat staat er precies in Romeinen 7? Dat de wil van het verstand (Engels mind / Grieks nous) strijdde met de wil van zijn leden (lichaamsleden). Zijn verstand was zijn brein en niet zijn geest. Een Geest zou een christen pas van God ontvangen na een bekering en wedergeboorte. De schrijver van Romeinen 7, we noemen hem Paulus, begreep dat hij met zijn verstand, dat is zijn brein, redeneerde en goed en kwaad kon onderscheiden.
Paulus geeft een verklaring voor zijn probleem met de vrije wil. Hij ziet als oorzaak dat zijn lichamelijke behoeften of wil, zondig zijn. Hij is zich bewust van goed en kwaad en ziet dat zijn lichaam zich daarvan niet bewust is. En dat wijt hij aan de zonde die in zijn leden zit.
|
Dat zegt Jezus ook in de zogenaamde Bergrede volgens Marcus 7.
Wat u t je mond komt, maakt je onrein. Want dat komt van binnenuit, uit je hart. Daar vandaan komen de slechte gedachten, verkeerde dingen op het gebied van seks, moord, diefstal, ontrouw aan je man of vrouw, hebzucht, slechtheid, bedrog, gebrek aan zelfbeheersing, roddel, kwaadsprekerij, trots, onverstandigheid. Al die slechte dingen komen van binnenuit naar buiten en maken je onrein. - Marcus 7:20-23 - BB
Het hart is hier net als in de Psalmen en Proferen een symbool voor de gevoelens van de mens. En die gevoelens zijn ook volgens Jezus slecht. Die gevoelens worden volgens Jezus bewust gekoesterd met slechte gedachten. De mens is dan slecht in zijn bewustzijn en in wat hij wil. De Wet van Mozes leerde joden een moraal. Het willen wordt dan verbijzonderd als functioneel voor morele handelingen en beslissingen. Dat is onlogisch, want ons bewustzijn neemt voortdurend en gemakkelijk beslissingen zonder nadenken. Bij elke beweging en elk woord dat wij spreken en zonder dat wij ons afvragen of wij alles wel uit vrije wil doen.