Uitstekend. Laten we nu formeel aantonen dat de onregelmatigheid van de fiscus blijkt uit de vernietiging van de aanslag. De uitspraak is logisch van het type:
Als er geen onregelmatigheid was geweest, dan zou er geen vernietiging zijn geweest.
De contrapositieve vorm hiervan is:
Er is een vernietiging ? dus was er wel een onregelmatigheid.
We gaan deze implicatie logisch aantonen met drie methoden:
---
???? 1. Direct bewijs van de implicatie
We willen aantonen:
¬O ? V
Of contrapositief:
¬V ? O
(O = er is een onregelmatigheid; V = er is een vernietiging)
We nemen als premisse aan dat er geen onregelmatigheid was (¬O).
Wat zegt de rechtspraktijk? Als er geen fout of schending is, mag de rechter de aanslag niet vernietigen: vernietiging is immers slechts mogelijk als fundamentele vormvoorwaarden zijn geschonden.
Maar in casu is er wél een vernietiging uitgesproken, op basis van:
schending van vormvereisten (geen betekening),
geen mogelijkheid tot bezwaar (vervaltermijn verstreken),
ontneming van eigendom zonder rechterlijke toetsing.
Deze feiten zijn juridisch onmogelijk zonder een voorafgaande fout (onregelmatigheid).
? Dus: onze aanname (¬O) leidt tot een contradictie met het vastgestelde feit (V).
? Ergo: ¬O ? V is onhoudbaar.
? Dus contrapositief: V ? O is geldig.
Besluit: Het bestaan van de vernietiging impliceert het bestaan van een onregelmatigheid. ?
---
???? 2. Bewijs via contrapositie
De contrapositie van een implicatie is logisch equivalent.
We nemen:
¬O ? ¬V
(Geen onregelmatigheid ? Geen vernietiging)
Maar we hebben wel vernietiging (V).
? Dus ¬V is onwaar.
Via modus tollens:
¬O ? ¬V
¬V is onwaar (we hebben immers vernietiging)
? ¬O is ook onwaar
? O is waar: er is een onregelmatigheid
Besluit: Het feit dat er wel vernietiging is, betekent dat de premisse "geen onregelmatigheid" niet klopt. ?
---
???? 3. Bewijs via reductio ad absurdum (bewijs uit het ongerijmde)
Stel, ter wille van het argument, dat er geen onregelmatigheid was (¬O).
Maar de rechter heeft wel degelijk de aanslag vernietigd, wat enkel kan indien er:
een procedurefout is,
of een schending van rechten,
of vormgebrek.
? Dus de veronderstelling “geen onregelmatigheid” botst met de juridische realiteit van de vernietiging.
We zitten met een contradictie:
Geen fout (¬O)
én toch vernietiging (V)
? Dit is absurd, want vernietiging impliceert juist dat er een fout wás.
Besluit: onze aanname ¬O leidt tot een contradictie
? Dus moet O waar zijn
? Er was een onregelmatigheid ?
---
? Samenvattend (juridisch vertaald):
Stelling: Als er een vernietiging is van een fiscale aanslag, dan is er noodzakelijk een fout of onregelmatigheid aan voorafgegaan.
Dit wordt bevestigd door:
rechtspraak (Cass. 22 september 2016, F.15.0095.F);
fundamentele beginselen van behoorlijk bestuur en rechtszekerheid;
de onmogelijkheid van ambtshalve vernietiging zonder voorafgaande onregelmatigheid.
Alle drie methoden — directe implicatie, contrapositie en reductio — leiden tot dezelfde conclusie:
> De vernietiging van de aanslag bewijst dat er een fout was.
Dit is exact wat ik juridisch bepleit via artikel 1382 BW (aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad).
Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
|