'Heraut van het Vlaams-nationalistische antisemitisme'?
http://www.geocities.com/spyspiderjo...ef/2001_2.html
Maurits Cailliau, Ieper
Het staat er weliswaar tussen aanhalingstekens, maar de bedoeling van de auteur is onmiskenbaar: in de jaren van het interbellum ontpopte het Verdinaso zich als de gangmaker van het antisemitisme binnen het Vlaams-nationalistische wereldje. Wie tussen de regels weet te lezen moet evenwel ook vaststellen dat, naarmate de jaren dertig vorderden, de als paddestoelen opschietende fervent antisemitische groupuscules het pleit wonnen en het Verdinaso het nakijken gaven. Binnen Van Severens formatie trokken de fervente antisemieten er vanonder, om een rol te gaan spelen in de nieuwe organisaties. Dat de auteur ze in hun rol aldaar steevast als 'voormalig Dinaso', 'gewezen Dinaso' e.a. meer omschrijft is niet onjuist maar doet in feite weinig ter zake. Een eerste te onthouden vaststelling luidt dus dat het Verdinaso met het verstrijken van de jaren alsmaar minder de 'heraut' bleef.
Een tweede vaststelling die de lectuur van deze bijzonder degelijke, omvangrijke en vlot leesbare studie oplevert is: dat wie in die jaren niet op een of andere wijze een "vermeend" probleem met het jodendom had tot het ras van de "witte raven" behoorde. De gehele maatschappij-atmosfeer was er klaarblijkelijk van doordrongen. Het waren voorwaar niet alleen de Vlaamse nationalisten die problemen zagen; alle maatschappelijke geledingen waren erdoor aangevreten. De argumentatie was veelzijdig en slechts ten dele racistisch; religieuze en economische motieven speelden vaak een nog grotere rol. En binnen al deze strekkingen leefde er een soms latent maar vaker nog een expliciet verwoorde vorm van vijandigheid ten overstaan van de semieten en de "vermeende" gevaren die ze belichaamden.
Een derde vaststelling: er vallen tal van parallellen te trekken tussen wat toen het "jodenprobleem" genoemd werd en wat thans het "vreemdelingenprobleem" heet. De parallel wordt bijzonder acuut voor wat betreft de situatie die ontstond na de verdrijving van de joden uit het Derde Rijk. Eenzelfde "vermeend" gevoel van wantrouwen en onveiligheid beheerste toen de gemoederen van de brede massa. Ook toen kende iedereen wel zijn "goede" jood, zoals thans elkeen wel zijn "goed"-geïntegreerde asielzoeker kent. Maar net als thans blijkbaar niemand hen in dichtte drommen in z'n buurt wenst, wenste ook toen niemand een joodse overrompeling van zijn buurt. Ook toen zette het "wij"-gevoel zich af tegen "de anderen". Er zijn klaarblijkelijk sociologische wetmatigheden die zich moeilijk geweld laten aandoen en zich doorheen de decennia handhaven.
Vijfde vaststelling: de auteur verwijt Joris van Severen dat hij "anti-joodse bijdragen in Hier Dinaso! gedoogde"; hij die het als autoritaire leider toch alleen voor het zeggen had in het Verdinaso. Op het eerste gezicht een valabel argument, maar dan een dat volkomen voorbij gaat aan de toenmalige tijdsgeest. Zo heeft Van Severen ooit gepoogd de auteursrechten van een schotschrift van de hand van Ward Hermans af te kopen, teneinde het verticaal te kunnen klasseren; het is hem niet gelukt. Zijn "macht" reikte niet verder dan de sanctie die binnen elke vereniging geldt: uitsluiting van een lid. Hij heeft er vaak gebruik van gemaakt.
De tijdsgeest, steeds weer de tijdsgeest vormt het scharnierpunt dat teruggeplooid moet worden om het toenmalig discours met enige mate van objectiviteit te beoordelen. Aan die tijdsgeest kwam overigens geen einde met het einde van de Tweede Wereldoorlog. Nog tot een eind in de jaren vijftig bleef die nawerken en werd er door niemand erg aan getild. Toen de straatbengels die we eind de jaren veertig waren met elkaar overhoop kwamen te liggen en de verwijten over en weer vlogen had een kreet als "gij vuile Duits" geen andere draagwijdte dan "gij vuile jood". Met z'n allen verzamelden we ijverig de prentjesreeksen over "de rassen" - onder- en subrassen in oneindige variaties inbegrepen - die de chocoladerepen Jacques vergezelden. En wat met "jodenstreken" bedoeld werd - idem overigens wat "jezuïtenstreken" betreft - wist elkeen nog zonder naar een woordenboek te moeten grijpen. Dat was nota bene in de jaren vlak na de gruwelen die het joodse volk waren aangedaan, maar vóór het ontstaan van wat sindsdien de "Holocaust-industrie" genoemd wordt.
Zesde vaststelling: deze, het zij herhaald, zeer degelijke studie kon verschijnen bij Uitgeverij Lannoo, die, o ironie, ooit De Protocollen van de Wijzen van Sion op de markt bracht. Daarin werden de plannen en de tactiek uiteengezet waarmee de joden hoopten de wereldheerschappij te veroveren. Dat die Protocollen een perfide vervalsing waren is eerst jaren later definitief komen vast te staan. Terloops vermeldt de auteur niettemin dat uitgever Lannoo - destijds ook al een Dinaso - toen in zijn fondslijst ook titels voerde als Jodendom en christelijke naastenliefde. Om nog maar eens iets van de tijdsgeest te schetsen.
Maar hoe zit het nu concreet met Van Severens vermeend antisemitisme? Tegen de achtergrond van de daarnet al te summier geschetste tijdsgeest - de studie waarover we het hier hebben biedt terzake veel en veel méér - valt dat beslist nog mee. En dit bevestigt de auteur trouwens ook waar hij schrijft dat: "Van Severen zich [hierdoor] een typisch vertegenwoordiger van de katholieke leefwereld van weleer [toonde]." Zijn antisemitisme (als het dan toch zo genoemd dient te worden) berustte niet op rassistische premissen; hij ontleende zijn argumentatie letterlijk aan Vers un ordre social chrétien, het werk van de Franse katholieke socioloog René de La Tour du Pin, waarvan het hoofdstuk La question juive et la revolution sociale dateert uit 1898. Tot besluit van z'n vaststellingen en overwegingen stelde La Tour du Pin een drietal attitudes voorop; Van Severen onderschreef en citeerde ze woordelijk:
- Ne traiter les juifs comme des étrangers dangereux;
- Reconnaître et abjurer toutes les erreurs philosophiques, politiques et économiques dont ils nous ont empoisonnés;
- Reconstituer dans l'ordre économique comme dans l'ordre politiques les organes de la vie propre, qui nous rendaient indépendants d'eux et maîtres chez nous.
Wat punt 1. betreft dacht de Belgische Staatsveiligheid er precies eender over en liet dit merken toen ze in de prille meidagen van '40 maar liefst 8000 joden op transport stelde naar het zuiden. Het lot dat ook Joris van Severen beschoren was. Was ook de Staatsveiligheid dan antisemitisch ingesteld? Vanzelfsprekend niet; het was gewoon hun job mede gestalte te geven aan de zelfstandigheidspolitiek van de koning en de regering - politiek die door Van Severen en zijn beweging onverkort onderschreven werd - en derhalve argwaan te koesteren tenoverstaan van de massale inwijking van de Duitse en Oostenrijkse joden. Waarom Van Severens argwaan antisemitisme zou moeten heten en de argwaan van de regeringsinstanties als vanzelfsprekend geldt, hoeft vandaag de dag niet eens meer verklaard te worden. Ook hier dringt zich alweer een parallel op met het hedendaagse discours met betrekking tot asielzoekers en vreemdelingen! Met dit verschil dat wat toen als algemeen gangbare mening geventileerd werd ontsnapte aan de criminalisering waaraan gedachten en meningen vandaag de dag blootgesteld worden.
Een misschien onterechte kritische noot: al te weinig komt in deze studie de algemeen Europese context aan bod waarbinnen het antisemitisme kon gedijen. Het fenomeen had immers zowel Franse, Duits-Oostenrijkse, Poolse (!), religieuze en nog andere ideologische wortels, waarbij de klemtonen die het discours schraagden telkens anders lagen. Maar de inhoud van deze imposante studie stijgt nu al ver boven de titel uit, zodat bezwaarlijk van een tekort kan gewaagd worden. Een hiaat blijft het niettemin.
1
__________________
N.a.v. Lieven Saerens, Vreemdelingen in een wereldstad. Een geschiedenis van Antwerpen en zijn joodse bevolking (1880-1944), Lannoo/Tielt, 2000, 848 p., ISBN 90 209 41097.
1 Het hiaat waarvan sprake in onze slotconclusie wordt ten dele opgevangen door o.m. volgende studies die - anders dan de titels laten vermoeden - het antisemitisme in een bredere West-Europese context plaatsen: F. Heer, Der Glaube des Adolf Hitler. Anatomie einer politischen Religiosität; K. Weißmann, Der Nationale Sozialismus. Ideologie und Bewegung1890-1933.