Huwelijksmigratie moet aan banden
Het is een illusie te denken dat etnische minderheden in Nederland in de toekomst in groten getale vrijwillig zullen trouwen met autochtone Nederlanders. Het halen van een partner uit het land van herkomst moet daarom sterker worden ontmoedigd, meent
Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau zoeken maar liefst drie op de vier Nederlanders van Turkse en Marokkaanse afkomst hun huwelijkspartner in het land van herkomst. Dit heeft verontrustende gevolgen voor hun integratie.
Om de naderende vergrijzing op te vangen, heeft Nederland vroeg of laat zeker immigranten nodig. Het niveau van hun opleiding en scholing is hierbij buitengewoon belangrijk: hoe hoger, des te beter. Migranten die op basis van een huwelijk worden 'geworven' scoren hierbij meestal slecht. De vrijheid een levenspartner te kiezen is een groot goed. Maar daar kunnen drie kanttekeningen bij worden gemaakt.
Ten eerste moeten we ons afvragen hoe groot is die vrijheid écht is. Bij veel etnische minderheden wordt zware druk uitgeoefend om 'binnen de groep' te trouwen. Dit speelt vooral, maar niet uitsluitend, bij moslims. Zij die hun geliefde buiten deze groep zoeken kunnen met grote problemen te maken krijgen. Niet zelden moeten ze kiezen tussen hun familie en hun partner. In feite gaat het hier om een soort omgekeerd racisme, van autochtonen door allochtonen.
Soms wordt hier - ten onrechte - de vrijheid van godsdienst aan verbonden. Volgens sommigen mag een moslim niet met niet-moslim (een 'ongelovige') trouwen. Anderen spreken dit tegen, mits de partner zich bekeert tot het 'ware geloof'. Weer anderen maken onderscheid tussen moslimmannen (wel toegestaan) en -vrouwen (niet toegestaan). Opvallend is in ieder geval dat huwelijken tussen Turken en Marokkanen hier zelden voorkomen.
Ten tweede is in Nederland inmiddels een hele bedrijfstak van huwelijksmigratie aan het ontstaan. Op zich wel begrijpelijk, gegeven de risico's die genomen worden de Middellandse Zee over te steken om Europa te bereiken. Maar daarom nog niet minder wenselijk. De combinatie van een vrijgezellenstatus en een Nederlands paspoort is bij Turkse en Marokkaanse Nederlanders vaak goud waard. Hoewel een aantal verbintenissen uit echte liefde zal ontstaan, worden veel huwelijken gesloten uit economische motieven, en niet op vrijwillige basis. Eigenlijk komt dit neer op een soort mensenhandel.
Ten derde moet bij elk groot goed de vraag gesteld worden in hoeverre de maatschappij voor de kosten moet opdraaien. De huwelijksmigratie heeft in veel opzichten negatieve gevolgen voor de integratie en emancipatie van minderheden. De nieuwelingen spreken de Nederlandse taal niet en kennen de nieuwe maatschappij alleen van horen zeggen. Dikwijls onderschrijven ze veel Nederlandse waarden en normen niet of onvoldoende. Dit zijn belangrijke oorzaken van hun maatschappelijk achterblijven. Omdat ze te weinig 'sociaal kapitaal' opbouwen blijft hun positie op de arbeidsmarkt slecht.
Dit probleem wordt versterkt doordat veel huwelijksmigranten specifiek op deze redenen uitgekozen worden. Een allochtoon, zeker een mannelijke, die een huwelijkspartner in het land van herkomst zoekt, zal eerder iemand kiezen die nog niet is 'verpest' door de westerse cultuur. Bij vrouwelijke huwelijksimmigranten is een lage opleiding daarom vaak zelfs een pre. Zij moeten immers toch alleen voor het huishouden en de kinderproductie en -opvang zorgen. Vooruitzichten op een goede baan door een hoge scholing staan dat alleen maar in de weg.
De constatering van een probleem is één ding, het vinden van een goede oplossing iets heel anders, zoveel hebben de ervaringen van de LPF ons wel geleerd. Regelingen gericht op het tegengaan van huwelijksmigratie van allochtonen mogen niet discrimineren, en moeten dus ook gelden voor autochtonen. Ook zij zoeken immers steeds vaker een buitenlandse partner in bijvoorbeeld Oost-Europa.
Het zou het beste zijn als etnische minderheden in Nederland in groteren getale - vrijwillig - met autochtone Nederlanders zouden trouwen. Dan zou het hele integratieprobleem binnen twee of drie generaties opgelost zijn. Helaas zal dit vermoedelijk een utopie blijven, waardoor andere middelen ingezet moeten worden.
De komst van huwelijksmigranten moet sterker ontmoedigd worden, en de kosten ervan moeten méér bij het individu gelegd worden en minder bij de samenleving. Dat laatste zou kunnen door de subsidie aan de inburgeringscursus, die momenteel 50 procent bedraagt, te schrappen en pas een verblijfsvergunning te verstrekken als de cursus met goed gevolg afgesloten is. Eventueel kan de opleiding meegewogen worden. Een afgestudeerde arts zal makkelijker werk vinden, en dus beter integreren, dan iemand die niet meer dan lagere school heeft.
Daarnaast mag de leeftijdsgrens best wat opgeschroefd worden. De huwelijksgerechtigde leeftijd voor iemand die zijn partner uit het buitenland haalt ligt niet meer bij 18 maar bij 21. Maar de leeftijd waarop Nederlanders gemiddeld trouwen komt steeds hoger te liggen, tegenwoordig rond de 26. Als een importhuwelijk gebaseerd is op echte liefde, wacht de immigrant wel. Extra bonus is dat zij of hij dan ook meer tijd krijgt om zich in het land van herkomst voor te bereiden op het leren van de Nederlandse taal en cultuur.
NRC - NL
------------------
Waarom heeft hier geen enkele politieke partij daar oog voor? Omdat het Vlaams Blok daar oog voor heeft?
|