Bron: Trouw: Letter & Geest, zaterdag 22 juni
Als moslim zeg ik: ik ben tegen de islamisering van Europa
door Bassam Tibi
Als imams in Nederland Allah aanroepen om Bush en Sjaron te vernietigen en mannen aanmoedigen hun vrouwen te slaan, denken wij vaak dat het gaat om een handvol marginale fundamentalisten. De Syrisch-Duitse hoogleraar internationale politiek Bassam Tibi maakt echter duidelijk dat de islam zelf het probleem is. ,,Voor moslims betekent 'vrede' niets anders dan de overheersing van de islam en onder 'tolerantie' verstaan ze het dulden van joden en christenen als tweederangs burgers.''
In mei 2000 nam ik in Rotterdam deel aan een evenement in het kader van de 'Culturele Hoofdstad van Europa'. Juist in die dagen zorgden felle, tegen homoseksuelen gerichte aanvallen van een Rotterdamse imam voor opschudding. De imam - die zichzelf overigens nadrukkelijk niet als een Europeaan maar als een Marokkaanse moslim ziet - zei onder andere: 'Homoseksuelen moeten worden bestreden; ze zijn een gevaar voor de vrede.' Door zulke uitlatingen gealarmeerd schreef de sociologieprofessor Pim Fortuyn een boek met de titel 'Tegen de islamisering van onze cultuur.'
Fortuyn, die openlijk uitkwam voor zijn homoseksualiteit, ging in de politiek. De rest van het verhaal is bekend. Ook dit verhaal hoort bij het thema 'dialoog met de islam'. Wat men hem ook mag verwijten, Pim Fortuyn komt de verdienste toe een taboe in het denken te hebben doorbroken. Hij sprak een waarheid uit die door een verkeerd begrepen westers-liberale tolerantie niet meer toegelaten werd: een religieuze cultuur die afwijkend gedrag zoals homoseksualiteit veroordeelt en vervolgt is achterlijk.
Ik ben zelf moslim. Men kan er mij - anders dan Fortuyn - niet van verdenken moslims te willen uitsluiten. Des te overtuigender kan ik vaststellen dat de islamisering van de wereld een vast bestanddeel uitmaakt van de islamitische levensbeschouwing. In islamitische begrippen uitgedrukt betekent dat dat de Dar al-Islam (het Huis van de Islam) over de hele wereld verbreid moet worden om hem om te vormen tot een Dar al-Salam (een Huis van de Vrede).
Zelfs de meer liberale islamitische hervormingstheologie legt nog de nadruk op al-Takaloeb (dominantie) als wezenlijk kenmerk van de islam. Zo'n levensbeschouwing is niet verenigbaar met het cultuur- en godsdienstpluralisme van westerse samenlevingen en daarom maakt ze een wezensvreemde indruk in het huidige Europa.
In zijn boek heeft Fortuyn zich hiertegen terecht teweer- gesteld. Helaas trok hij de verkeerde conclusie. Hij dacht dat de zaak opgelost zou zijn als men de islam buiten Europa zou houden. Volgens deze logica zou ook ik als moslim en migrant niet meer tot de Europese samenleving mogen behoren - hoewel ik het eens ben met Fortuyns opvatting dat de islamisering van Europa moet worden verhinderd. Een kansrijke oplossing kan alleen bereikt worden als we de islam bevrijden van zijn claim van universalistisch absolutisme en deze aanpassen aan het moderne pluralistische Europa.
De vraag naar een 'dialoog met de islam' bestond allang voor de elfde september, maar de dialoog wordt sinds die dag steeds koortsachtiger gevoerd. Maar wat voor een dialoog is er eigenlijk gaande? Een voorbeeld: de bisschop van Hildesheim wilde een oproep tot dialoog volgen en bezocht de imam in een moskee. De imam ontving de bisschop beleefd en overhandigde hem een exemplaar van het heilige boek van de islam. De bisschop aanvaardde de koran met dank en wilde de imam als tegengebaar de bijbel schenken. Maar de imam keek hem geschrokken aan en weigerde zelfs maar het boek aan te raken. Deze ontmoeting maakt op exemplarische wijze aanschouwelijk hoe fundamentele levensbeschouwelijke verschillen een wederzijdse verhouding in de weg staan. De bisschop is door de houding van de imam, die hij opvat als een grove belediging, geïrriteerd. Maar de imam heeft gehandeld overeenkomstig zijn geloof, dus hij heeft zich in zijn ogen voorbeeldig gedragen. Als een imam een bisschop een koran schenkt dan is dat voor hem een daad van Da'wa (oproep tot de islam), indachtig het koranvers: 'En zeg tegen de niet-ingewijden: Zullen jullie nu moslims worden?' (Soera Al-Imran, vers 20). De schenking van een bijbel is voor hem iets anders: dat komt overeen met een daad van christelijke missionering, die hij natuurlijk afwijst. De imam en de bisschop leven in verschillende werelden: de denkwijze van de bisschop is modern. Hij gaat uit van het religieuze pluralisme, waarin alle godsdiensten gelijkwaardig zijn en zo met elkaar in vrede kunnen leven. De imam is daarentegen in zijn denken en handelen nog pre-modern en pre-pluralistisch. Voor hem is het gebod van het koranvers absoluut: 'De religie bij God is de islam.' (Al-Imran, vers 19).
Er zijn Duitse islam-kenners die beweren dat de islam door een historisch huwelijk met het christendom is verbonden. Voor de elfde september van 2001 zou de zorg voor deze intieme verbinding ernstig verwaarloosd geweest zijn. Als medicijn wordt nu de dialoog aangeprezen. Maar deze voorstelling van een huwelijk ontspruit uitsluitend aan een vorm van wishful thinking van goedbedoelende Duitse idealisten. En voor men een dialoog voert moet men zich toch afvragen of beide zijden daaronder hetzelfde verstaan. Sinds Europa de verandering van christelijk avondland in een seculiere westerse beschaving heeft ondergaan, betekent dialoog hier een zakelijke uitwisseling van gedachten, maar geen missionering van andersgelovigen. Maar een soortgelijke ontwikkeling heeft binnen de islam nooit plaatsgevonden. Nog onlangs illustreerde de Londense imam Zaki Badawi hoe ongebroken de missiegeest onder de islamitische dignitarissen is. Welwillend schilderde Badawi Europa als deel van het 'Huis van de Islam', omdat daar moslims leven. Eigenlijk wilde Badawi daarmee laten zien hoe tolerant hij is, want met deze kwalificatie bestempelde hij Europa niet meer tot Dar al-Harb (Huis van de Oorlog) of als Dar al-Koeffar (Huis van de Ongelovigen), zoals dat vroeger het geval was. Maar indirect zei hij daarmee toch ook dat alleen de aanwezigheid van moslims van Europa zoiets als een beschaafde regio in de wereld had gemaakt. Het dédain dat uit zulke uitlatingen spreekt ontgaat de meeste Europeanen die zich door fraai klinkende woorden laten misleiden.
De historische betrekkingen tussen de christelijk-Europese en de islamitische beschaving zijn gekenmerkt door wederzijdse bedreiging, maar ook door wederzijdse fascinatie. Met oorlogszuchtige middelen - de djihad enerzijds, de kruistochten anderzijds - wilde de ene beschaving de andere onderwerpen. Dit oorlogsbewustzijn is in de islam tot op de dag van vandaag levend gebleven. Aan westerse zijde heeft daarentegen de fascinatie de overhand gekregen. In het Westen wil men bijvoorbeeld nauwelijks aannemen dat de aanslagplegers van 11 september zichzelf zien als djihad-strijders en niet als terroristen. En van de zijde van de moslims is het in hoge mate onoprecht wanneer ze in de dialoog - in plaats van kritiek te uiten op de in de islamitische wereld wijdverbreide djihad-duiding van de elfde september - beweren dat dat alles niets met de islam van doen heeft en dat men bijdraagt aan een vijandig beeld van de islam wanneer men Mohammed Atta en zijn meester Bin Laden in verbinding brengt met de islam. Het is onverantwoord naïef wanneer goedmenende christenen zich bij zulke verklaringen neerleggen.
Om eerlijk met elkaar te kunnen spreken zou men eerst moeten toegeven dat niet eens de gemeenschappelijk gebruikte begrippen voor beide zijden hetzelfde betekenen. Zo betekent het woord 'vrede' in de islam niets anders dan de uitbreiding van de Dar al-Islam over de hele wereld - iets heel anders dus dan de verlichte 'eeuwige vrede' van Kant. Ook onder tolerantie verstaat de islam iets heel anders dan de westerse Verlichting, namelijk het dulden van niet-islamitische monotheïsten - dus alleen van joden en christenen - als dhimmi (gelovigen, maar dan van de tweede rang), dat wil zeggen: als beschermde maar onmondige minderheden. Er is geen andere weg dan van moslims te eisen dat zij hun begrip van tolerantie en vrede bijstellen in de zin van een acceptatie van het pluralisme en dat ze afzien van de doctrine van de djihad. Deze eis is al eerder gesteld, echter nog nooit van christelijke zijde. Aan het begin van de eerste joods-islamitische dialoog in de Londense Westminster-synagoge in 1994 stond een rabbijn op en zei: ,,Wij joden zijn de moslims er dankbaar voor dat zij ons als beschermde minderheid onder het banier van de islam hebben getolereerd. Maar de tijden zijn veranderd. Tegenwoordig willen we niet alleen gelijkwaardig zijn aan de moslims, maar ook erkend worden als een soeverein volk. We willen dus geen dhimmi meer zijn. Alleen onder de voorwaarde dat de moslims dit accepteren kunnen we een dialoog voeren, anders heeft het geen zin.'' Anders gezegd: in de 21ste eeuw kan de 'islamitische tolerantie' niet meer als voorbeeld dienen, want ze lijkt tegenwoordig meer op discriminatie. Van het zelfbewustzijn en de oprechtheid van de rabbijn die tot deze vaststelling kwam, kunnen christenen veel leren.
De jongste pogingen tot een dialoog met de islam gaan in Duitsland terug tot de vroege jaren tachtig. De toenmalige president van de evangelische kerkendag Von Bismarck gaf de aanzet tot zulke bijeenkomsten en van katholieke zijde deed men iets dergelijks. Deze pogingen stonden in het teken van de 'islamitische revolutie' in Iran. Steeds ging het daarbij om puur religieuze thema's, nooit om concrete problemen van het samenleven.
Gesprekspartners aan Europese zijde waren kerken en christelijke stichtingen, aan moslimzijde waren het islamgeleerden en vertegenwoordigers van regeringen. Vanaf de jaren negentig echter traden georganiseerde groepen op die zeiden namens de Duitse moslims te spreken. Daarbij ging het om twee met elkaar concurrerende 'raden': de Turks gedomineerde 'Islam-raad' met onmiskenbare betrekkingen tot de als rechtsradicaal te kwalificeren Milli Görus en de orthodox-islamitisch geöriënteerde 'Centrale Raad van de Moslims', die geleid werd door de wahabitische Nahiem Elias uit Saoedi-Arabië. Of het islamisme van de Milli Görüs of de opvattingen van de orthodox-wahabitische islam volgens de Duitse grondwet verenigbaar zijn met een seculiere democratie en een religieus-cultureel pluralisme was bij de christelijk-islamitische gesprekken nooit een thema.
Volgens een uitspraak van de administratieve rechtbank in Düsseldorf in 2001 voldoet de Centrale Raad niet aan de voorwaarden om aanspraak te maken op een mandaat voor de vertegenwoordiging van de moslims. Ook een empirische studie van het Centrum voor Turkije-studies in Essen wees uit dat deze instelling maar drie tot vijf procent van de moslims in Duitsland vertegenwoordigt. Iets dergelijks geldt ook voor de Islam-raad. De grote meerderheid van de in Duitsland levende moslims is dus niet in moskeeverenigingen georganiseerd. De dialoog wordt dus met instellingen gevoerd die voor de in Duitsland levende moslims niet representatief zijn.
De dialoog is in zijn huidige vorm dus niet alleen onwaarachtig maar ook in hoge mate ondemocratisch. Recentelijk spreken zelfs functionarissen van de Centrale Raad van een 'Europese islam' en laten steunbetuigingen voor de grondwet horen. Maar verstaan zij daaronder hetzelfde als mijn concept van een 'Euro-islam', dat wil zeggen: een islam die zich verzoend heeft met de hedendaagse Europese beschaving? Is zijn loyaliteitsverklaring aan de democratie en het religieuze pluralisme oprecht of alleen maar Iham, dus een bewuste misleiding van de ongelovigen?
Scepsis is op zijn plaats als men bedenkt dat in de dialoog van islamitische zijde niets dan eisen en klachten naar voren zijn gebracht. De moslims namen graag de rol van slachtoffer op zich. De christelijke vertegenwoordigers werden niet alleen opgezadeld met het Duitse verleden, ze werden ook nog medeverantwoordelijk gemaakt voor de kruistochten en het kolonialisme. Tegelijkertijd was het voor de moslims volledig onacceptabel om geconfronteerd te worden met de geschiedenis van de djihad. Bij de djihad-veroveringen is evenwel veel bloed vergoten en moslims hebben niet-moslims hun geloof vaak onder brute dwang opgelegd. Maar daarover spreken is taboe. Ook de christenen praten liever over hun eigen donkere verleden. Zo'n ritueel van eenzijdige schuldtoewijzingen is geen bijdrage aan meer begrip tussen de beschavingen. Daar kan alleen maar een onwaarachtige dialoog uit voort komen.
De nuchtere waarheid luidt: niet alleen islamisten, maar ook orthodoxe moslims zien in christenen alleen maar 'kruisvaarders', salibijoen - ook wanneer deze kruiperig met de islam willen aanpappen. Christenen moeten deze vijandige instelling openlijk tegemoet treden in plaats van haar verder te verdringen. Waarom gebeurt dit niet? Ik zie daarvoor drie oorzaken.
Ten eerste: de schuldgevoelens van de christenen, vooral van Duitse protestanten, over het roemloze verleden van hun kerk in het 'derde rijk'.
Men wil nooit meer het gevaar lopen een andere godsdienst te discrimineren. Toch moet men hier de vraag stellen waarom het aan islamisten die tenslotte militante antisemieten zijn, wordt toegestaan om moreel kapitaal te slaan uit het vroegere lijden van de joden.
Ten tweede: de door een overtuigingsethiek opgelegde liefde voor buitenlanders van de Duitsers die het hun verbiedt onderscheid te maken tussen democratische en niet-democratische buitenlanders en culturen.
Ten derde: de angst van christelijke kerken voor machtsverlies. Wanneer namelijk de aanspraak van de georganiseerde islam dat deze alle moslims vertegenwoordigt in het kader van een maatschappelijke vereniging wordt afgewezen, dan zou dat uit hoofde van de gelijke behandeling niet zonder gevolgen blijven voor de kerken. Wie de monopolie-aanspraak van de orthodoxe moslims betwist, brengt ook het overeenkomstige christelijke monopolie in gevaar.
Een oprechte dialoog heeft daarentegen enkele minimale criteria als voorwaarde. Beide dialoogpartners moeten zonder vooroordelen theologische en historische kennis over de ander verwerven. In de dialoog gaat het om conflictoplossing. Dus hebben we geen interreligieuze knuffeluren nodig noch wederzijdse bewierroking of onwaarachtige garanties van goede wil. De zakelijke basis moet de acceptatie van het religieuze pluralisme zijn, dus de erkenning van de gelijkberechtiging van de godsdiensten. Schuwt men de controverse niet dan zal men op verbindende elementen stuiten. De geschiedenis van de Middellandse-Zeeregio laat zien dat de islamitische en westerse beschaving elkaar eeuwenlang bevrucht hebben - de oorlogen in het teken van de kruistochten en de djihad ten spijt. Tussen de negende en de twaalfde eeuw vond de hellenisering van de islam plaats. Daarvandaan voert een directe lijn naar de Europese renaissance. De moslims ontrukten de antieke Griekse erfenis aan de vergetelheid en verrijkten hem. Zo leverde de islam een belangrijke bijdrage aan het ontstaan van Europa. Deze positieve impulsen moeten een dialoog weer in herinnering roepen. Geschiedenis kan zo een bron van een gemeenschappelijk waardenstelsel voor de toekomst zijn.
http://www.telesaurus.be/nachtwacht/uitz10.htm